woensdag 7 augustus 2019

Enquête naar het gebruik van communicatiemiddelen onder spreekuurbezoekers Bijstandsbond

De Bijstandsbond heeft in de loop van 2018 een sondering gehouden onder spreekuurbezoekers met een minimuminkomen en een beperkt aantal respondenten via internet. Er werden 144 mensen geïnterviewd over het gebruik van moderne communicatiemiddelen. Het niet gebruiken ervan blijkt groot te zijn. De sondering is een schrijnend voorbeeld van wat wel de digitale kloof wordt genoemd: enerzijds mensen die intensief gebruik maken van de mogelijkheden, anderzijds een groep mensen die de boot mist.


Eerst iets over de kenmerken van de groep die geïnterviewd is. De meeste respondenten zijn geboren tussen 1953 en 1970. De tweede groep is geboren tussen 1984 en 1990. Er zijn betrekkelijk weinig jongeren geïnterviewd. 40% van de respondenten komt uit stadsdeel West in de brede zin van het woord, dus ook Nieuw-West. Driekwart van de geïnterviewden is alleenstaand. 57% van de mensen heeft een bijstandsuitkering, tussen de 900 en 1200 euro per maand. 43% heeft andere inkomstenbronnen. 40% van de mensen heeft hoger onderwijs gevolgd of een universitaire opleiding, 44% heeft een middelbare beroepsopleiding gevolgd.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd, dat het overgrote deel van de respondenten een denk en werk niveau heeft van minstens een middelbare beroepsopleiding. Het gaat verder voornamelijk om alleenstaande bijstandsgerechtigden, die bekend zijn met de Bijstandsbond en het spreekuur bezoeken. Je zou uit die gegevens de conclusie kunnen trekken, dat de Bijstandsbond vooral die groep aanspreekt. Toch moeten we voorzichtig zijn met het overzetten van de kenmerken van de respondenten naar de kenmerken van alle spreekuurbezoekers, want in veel gevallen hebben spreekuurbezoekers het formulier niet ingevuld. Blijkbaar zijn mensen met een wat hogere opleiding eerder geneigd het formulier in te vullen. Ook is het aantal respondenten te klein om algemene conclusies te trekken over het gebruik van moderne communicatiemiddelen door de minima in Amsterdam.  Het gaat echt om spreekuurbezoekers van de Bijstandsbond, maar aangezien het niet gebruiken van moderne communicatiemiddelen onder deze groep vrij groot is, en veronderstelt kan worden dat onder laag opgeleiden het niet-gebruik nog groter is geeft het toch wel een beeld.

De resultaten

72% van de mensen beschikt over een internetverbinding thuis. 28% dus niet. 20% van de respondenten gebruikt internet op het vrijwilligerswerk. Dit vrij hoge percentage moet worden aangevuld met de opmerking, dat ook veel mensen thuis wel internet hebben, maar toch voornamelijk gebruik maken van internet op het vrijwilligerswerk of het buurthuis. De reden is vaak, dat men thuis alleen over een oude computer beschikt die niet geschikt is op een vlotte manier te surfen en email te lezen. Bijna iedereen heeft een e-mailadres.

10% geeft aan, geen mobiele telefoon te hebben. Respondenten die de telefoon gebruiken voor meer dan bellen en gebeld worden zijn in de minderheid. Wel komt de combinatie whatt’s appen en telefoneren vaak voor. 36% heeft whatt’s app. Bijna een kwart van de mensen gebruikt de telefoon om te surfen op internet. Bijna niemand gebruikt de mobiele telefoon voor sociale media zoals Facebook, Twitter en Instagram. Later zal nog blijken dat het niet benutten van sociale media sowieso zeer groot is.

Overleven in het digitale tijdperk

Vervolgens hebben wij trachten te meten, hoe mensen overleven in het digitale tijdperk. Eerst iets over het gebruik van de DigiD code. Op de vraag of men daarvan gebruik maakt antwoordt 71% met ja. 30% dus niet. 7,9% geeft aan, een code te hebben maar er niet mee om te kunnen gaan. 4,3% geeft een, een DigiD code te weigeren.
Vervolgens hebben wij gevraagd hoe men zijn bankzaken regelt. 78% zegt dit te doen via internetbankieren. 4,3% doet het telefonisch en 26% gebruikt nog overschrijvingskaarten.
23% van de respondenten geeft aan formulieren soms ingewikkeld te vinden. 46% vindt de formulieren soms ingewikkeld en 30% vindt het nooit ingewikkeld. 69% van de respondenten heeft dus wel eens te maken met formulieren die ze ingewikkeld vinden. Als we bedenken dat de overgrote meerderheid van de respondenten een middelbare beroepsopleiding of hoger heeft moet dit onder lager opgeleiden nog veel erger zijn.
80% van de respondenten probeert de formulieren toch zelf in te vullen. 11% vraagt het aan de kinderen en 21% gaat naar een sociaal raadsman of maatschappelijk werker. Bijna niemand schakelt verder een sociaal netwerk in van familie of kennissen.
Hoe vaak schakelt men een advocaat in? 20% zegt eenmaal in zijn of haar leven een advocaat te hebben ingeschakeld. 28% zegt een tot driemaal een advocaat te hebben ingeschakeld. 16% zegt vaker dan drie keer een advocaat te hebben geraadpleegd. De rest heeft nog nooit een advocaat geraadpleegd.

Uit het voorgaande blijkt, dat een grote minderheid moeite heeft mee te komen in het digitale tijdperk. Het gebruik van de DigiD code, internetbankieren is voor een grote groep problematisch en de meerderheid heeft soms moeite met ingewikkelde formulieren. Wanneer we bedenken dat de overheid en instanties steeds meer overgaan tot het online invullen van formulieren, kunnen we concluderen, dat een grote groep minima buiten de boot valt. Het blijkt dat mensen liever zelf proberen de dingen op te lossen dan hulp te zoeken. Slechts 1 op de 5 zoekt hulp bij een sociaal raadsman of vrouw en het is niet zo, dat een informeel sociaal netwerk wordt benut.

Het gebruik van sociale media

Wij hebben de mensen gevraagd of ze actief zijn op sociale media. Bij het gebruik van de mobiele telefoon zagen we al, dat bijna niemand de telefoon daarvoor gebruikt. 43% geeft aan, helemaal niet actief te zijn op sociale media. 10% is actief op Twitter. 45% heeft een Facebook account. 6% is actief op Instagram. Hier geeft 34% aan, actief te zijn met Whatt’s app. Dat hadden we ook al geconstateerd bij het gebruik van de mobiele telefoon. 16% van de respondenten is actie op LinkedIn. Andere sociale media worden met enkele uitzonderingen helemaal niet gebruikt. Om nu te onderzoeken, hoe belangrijk de sociale media zijn voor mensen, die het wel gebruiken hebben we gevraagd hoeveel volgers men heeft. Van de Facebook gebruikers heeft ongeveer de helft minder dan 100 vrienden. Ongeveer 15% heeft 200-300 vrienden. De conclusie moet luiden, dat Facebook ook voor een grote groep gebruikers niet erg belangrijk is.

Het raadplegen van de massamedia

Om nu iets te meten over het belang van massamedia waarmee de mensen zich op de hoogte stellen van het nieuws en hun rechten en plichten hebben we gevraagd hoe belangrijk men allerlei massamedia vindt. Als eerste blijkt dat 75% van de respondenten aangeeft thuis televisie te hebben. Een op de vier respondenten heeft dus thuis geen televisie.
Dan de massamedia. Welke raadpleegt men? AT5, sociale media zoals Facebook, Het Parool, informatie van de FNV, gratis krant Metro, huis aan huis reclame, radio, Amsterdams Stadsblad zijn onbelangrijk. Wat de sociale media betreft wordt de conclusie dus bevestigd die we hiervoor al trokken: het is voor de overgrote meerderheid niet belangrijk. Wat betreft de huis aan huis bladen lijkt niet het beeld bevestigd te worden dat een relatief grote groep de reclamefolders uitpluist op zoek naar koopjes.
Het maandblad MUG vertoont een genuanceerd beeld. 38% vindt het blad onbelangrijk. 51% daarentegen vindt het blad belangrijk. Blijkbaar is er een soort tamelijk scherpe tweedeling: naast een vrij grote groep die niets met de informatie uit de MUG doet is er ongeveer de helft van de respondenten die het blad belangrijk vindt.
Informatie van familie, vrienden en bekenden wordt door 30% niet belangrijk gevonden. Een vrij grote groep, 22% staat er neutraal tegenover en een grote groep, bijna de helft, vindt het belangrijk. Wanneer we dit combineren met vorige gegevens blijkt, dat het informele netwerk voor informatie-uitwisseling wel belangrijk is, voor de sociale contacten e.d., 34% is wat dit betreft ook actief op Whatt’ s app, maar om concrete problemen met uitkeringen e.d. op te lossen heeft het netwerk maar een beperkte betekenis. Bijna niemand schakelt het netwerk in om de problemen aan te pakken en informatie uit het netwerk wordt door velen gewantrouwd.

De sociale dienst post wordt door 44% van de respondenten onbelangrijk gevonden. 22% staat er neutraal tegenover en 32% vindt het belangrijk. Blijkbaar voldoet het blad, dat aan alle bijstandsgerechtigden wordt toegezonden in Amsterdam maar in beperkte mate aan de nodige informatievoorziening.
De waardering van ambtenaren van officiële instanties zoals WPI en UWV vertoont ook een genuanceerd beeld. 36% vindt de informatie onbelangrijk, 20% staat er neutraal tegenover en 42% vindt het belangrijk.
Wat er uitspringt zijn de consumentenprogramma’ s op TV zoals VARA Kassa, TROS Radar en NCRV Monitor. 30% vindt het onbelangrijk, 23% staat er neutraal tegenover en 47% vindt het heel belangrijk. Deze programma’s zijn dus tamelijk populair bij de minima.
Wat ook heel populair is, is surfen op internet via Google om aan informatie te komen. Maar liefst 63% vindt dit belangrijk. Hoewel dus de respondenten niet actief zijn op sociale media, en moeite hebben mee te komen in het digitale tijdperk, maken ze dus wel veel gebruik van surfen op internet.

De website van de gemeente Amsterdam vertoont weer een genuanceerd beeld. 32% vindt de website onbelangrijk, 33% staat er neutraal tegenover en 33% vindt de website belangrijk.

Tenslotte hebben wij de mensen gevraagd, hoe ze bekend zijn geraakt met de Bijstandsbond. 39% is bekend geraakt via mond op mond reclame. 15% via verwijzing van instanties zoals maatschappelijk werk en de sociale dienst en 28,4% kent de Bijstandsbond van het blad MUG. 22% heeft de Bijstandsbond gevonden via internet surfen. 21% kent de Bijstandsbond via andere wegen. 10% kent de Bijstandsbond via AT5 toen we daar nog een spotje hadden.

Nog wat conclusies. Oorzaken voor het niet gebruiken van communicatiemiddelen kunnen zijn:

        ◦ De verschillende apparaten en verbindingen zijn veel te duur. Vooral mensen met een minimaal inkomen bezuinigen erop. Bijvoorbeeld geen internet thuis, maar wel televisie en telefoon om te bellen, internetten niet of op je werk of elders. Soms geen televisie.

        ◦ Mensen hebben een weerstand tegen de manier, waarop bedrijven via sociale media en spam en andere methoden hen proberen te beïnvloeden. Daar komt bij, dat er voortdurend berichten zijn over malafide organisaties en bedrijven die de mensen proberen te belazeren, hun computer overnemen, etc. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit, dat ik verschillende reacties kreeg op de petitie waaruit dit bleek. Ik werkte ook met gewone handtekeningenlijsten waarop mensen hun email adres konden invullen. Mensen wilden dat niet. ‘Ik klik nooit op een link in een email. Helemaal nooit’. Mensen trekken zich terug, daardoor. En blijven weg van websites, etc. Cookies vinden mensen vreselijk. Pop up vensters met reclame.

        ◦ Ontbreken van kennis en vaardigheden om met de apparatuur en de software om te gaan. Het ontbreken van kennis en vaardigheden is echter duidelijk een van de oorzaken en het is de vraag of het de hoofdoorzaak is. De enquête wijst uit, dat ook bij mensen met een denk en werk niveau van middelbaar beroepsonderwijs of hoger het niet gebruik groot is. Te veronderstellen valt dat het vooral onder lager opgeleiden en ouderen nog veen groter is.

        ◦ Aan bepaalde media in de traditionele zin bestaat geen behoefte meer. Het zou wel eens kunnen, dat het tijdperk van de traditionele eenrichtingsverkeer televisie voorbij is. 30% van de respondenten geeft aan, geen televisie in huis te hebben. Het is de vraag, of dit toeneemt. Dan moet je het relateren aan het gebruik van de mobiele telefoon en leeftijd. Wanneer men thuis internet heeft en filmpjes (ook het nieuws) kan bekijken op de computer, laptop, mobiele telefoon, tablet, is een traditionele televisieverbinding niet meer nodig. Evenals bij een van de vorige punten kan hierbij een rol spelen dat men nauwelijks nog eenrichtingsverkeer programma’s op de TV leuk vindt. Het meeste op de TV is bagger. Misschien dat de traditionele radio nog eerder overleeft dan de traditionele televisie. Bouwvakkers bijvoorbeeld hebben op de bouwplaats vaak de hele dag de radio aanstaan. Populaire zenders zijn NPO2, radio Veronica en radio 538. De NPO is zeer populair, omdat aldus een bouwvakker, er zeer gevarieerde muziek wordt gedraaid, van alles wat, terwijl Veronica en 538 meer eenzijdige muziekkeuzes hebben. Maar de respondenten in de enquête luisteren nauwelijks naar de radio.

        ◦ Bij mensen met slechte ogen is het vaak een combinatie van factoren: men kan niet met een mobiele telefoon omgaan, en heeft soms wel een aangepaste computer, maar is toch beperkt in de mogelijkheden.

        ◦ Een belangrijk punt kan zijn, dat mensen zich bewust afsluiten van informatie via de massamedia en trending topics op sociale media. Men is het gehak op bijstandsgerechtigden en de onheilsboodschappen over te nemen strenge maatregelen, vooral van rechtse partijen zat. Men sluit zich daar bewust voor af, gepaard gaande met een kritiek op de media in het algemeen, en is dus ook minder toegankelijk voor informatie die wel belangrijk is, bijvoorbeeld voorlichting over minimaregelingen.

De dagelijkse  uitwisseling van informatie in face to face relaties, mond op mond reclame, gesprekken in kleine groepjes in de informele netwerken waar de mensen deel van uitmaken, soms op bepaalde informele ontmoetingsplaatsen of in de kantoren van officiële instanties waar veel lotgenoten samenkomen. Vooral hier scoort de Bijstandsbond sterk. De helft van de respondenten geeft aan de Bijstandsbond te kennen via mond tot mond reclame. Ook zijn veel respondenten actief op whatś app. Het belang van whatt’s app in de informatie uitwisseling in informele netwerken is allang ontdekt door louche figuren en organisaties, die fakeberichten via whatt’s app trachten te verspreiden waarbij het de bedoeling is, dat mensen in hun netwerk de berichten een op een gaan delen en doorsturen. Whatts App leent zich er bij uitstek voor, berichten in informele netwerken van face tot face relaties te verspreiden. Sociale media lijken vooral belangrijk te zijn voor zover ze dit ondersteunen.

Wat kan de Bijstandsbond doen om de mensen te bereiken?

    • we moeten erover nadenken hoe we ook lager opgeleiden kunnen bereiken. Zijn de teksten van de Bijstandsbond niet te ingewikkeld en te lang?
    • Activiteiten op sociale media hebben voor de Bijstandsbond slechts een zeer beperkt bereik.
    • We moeten ons richten op bijvoorbeeld uitbreiding van de mailinglijst van de Bijstandsbond, waarbij ook mensen bereikt worden die niet actief zijn op sociale media maar wel een email adres hebben.
    • Adverteren op Google (mensen surfen veel) lijkt een groter potentieel bereik te hebben dan bv adverteren op Facebook (beperkte groep).
    • Bijhouden van de website is belangrijk. Daarmee ben je herkenbaar op internet.
    • Te overwegen valt om toch weer bv tweemaandelijks per post een nieuwsbrief te versturen, bijvoorbeeld alleen aan de groep die geen lid is van de mailinglijst
    • Reactie van iemand die het enquêteformulier invulde: De website zou wel veel meer bovenaan in Google moeten komen denk ik. Je moet namelijk weten dat het 'bijstandbond' is. Eerst zocht ik ook op hulp bij bijstand of uitkering en hulp en dan kun je de site niet vinden. Of je komt uit bij advocatenkantoren. Misschien zijn er andere trefwoorden voor de zoekmachine mogelijk zodat de site hoger en bovenaan komt in Google of tenminste bij de eerste 4, wanneer je op uitkering zoekt of op hulp bij bijstand, of op informatie bij uitkering. Dank u wel voor uw goede werk voor uitkeringsgerechtigden! Ik ben heel erg geholpen geweest met uw informatie.

Piet van der Lende

Geen opmerkingen:

Een reactie posten