Posts tonen met het label arbeidsbemiddeling. Alle posts tonen
Posts tonen met het label arbeidsbemiddeling. Alle posts tonen

maandag 30 januari 2012

Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt tot 2016

Op 20 december verscheen een interessant rapport over de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt tot 2016 dat rapport heet ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016’ en is geschreven door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. Het rapport geeft een goed inzicht waar de meeste banen vrijkomen, en in welke beroepen de kans op betaald werk het grootst is. Het is voor mij echter de vraag, of dat dan ook banen zijn waar je van kunt leven.

Het belangrijkste bij het ontstaan van vacatures is de vervangingsvraag: mensen die ophouden met werken bij een bepaalde werkgever waardoor een vacature ontstaat. Baanopeningen kunnen ontstaan doordat (oudere) werknemers de arbeidsmarkt verlaten of carrière maken en vervangen moeten worden door werknemers met vergelijkbare opleiding en ervaring. Of vrouwen die ophouden met betaald werk verrichten als ze gaan trouwen of kinderen krijgen. Slechts een zeer klein gedeelte van de vacatures ontstaat doordat mensen met pensioen gaan. Bijna negen op de tien baanopeningen zullen ontstaan als gevolg van de grote vervangingsvraag van gemiddeld jaarlijks 4% van de werkgelegenheid tot 2016. Dat speelt vooral in de transport- en agrarische beroepen, en het minst in de informatica beroepen. De werkgelegenheid groeit slechts in beperkte mate, nl met omngeveer 200.000 banen.

De beste perspectieven ontstaan voor schoolverlaters van zorgopleidingen en technische opleidingen, zoals bètatechnische opleidingen elektrotechniek op MBO- en HBO-niveau en werktuigbouwkunde op HBO- en WO-niveau. In de zorgsector ontstaan vooral kansen op alle opleidingsniveaus vanwege de toenemende behoefte aan zorg. Voor VMBO-opgeleiden in de zorg is er bovendien sprake van een hoge vervangingsvraag, en een lage instroom vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt. Ook voor WO-opgeleiden in de zorg is er vooral sprake van een hoge vervangingsvraag. Door de relatief grote arbeidsmarktinstroom de komende jaren van schoolverlaters met een economische opleiding, verslechteren de arbeidsmarktperspectieven op alle opleidingsniveaus voor hen.

In de zorgsector (maar ook in de techniek) kunnen werkgevers zeer grote knelpunten in de personeelsvoorziening verwachten voor de lagere verzorgende en dienstverlenende beroepen (zoals ziekenverzorgenden). Daarentegen blijkt het tekort aan mensen met een zorgopleiding wel degelijk terug te dringen als de deeltijdbanen in de zorgsector opgeplust kunnen worden. Bijvoorbeeld, wanneer alle werkenden in kleine banen met een zorgopleiding op middelbaar niveau minimaal 24 uur zouden gaan werken, dan zouden de personeelstekorten in de zorgsector voor 85% verdwijnen. Ik trek hieruit de conclusie, dat de arbeidskrachten met een middelbare opleiding vaak beneden hun opleidingniveau in de zorg werken en dat ze op zoek zijn naar iets anders of andere voorwaarden.

Het ROA verwacht dat bijna negen op de tien banen ontstaan door de grote vervangingsvraag. Uit het onderzoek blijkt dat er een vervangingsvraag is van 2.027.000 banen. Er komen zo’n 200.000 nieuwe banen bij tot 2016. Dat maakt het totaal aantal beschikbare banen ongeveer 2.227.000. Dat betekent dat 89.3% van de banen ontstaan door de vervangingsvraag. Dat is dus negen van de tien.
Op de website van de universiteit van Maastricht is het rapport te downloaden.

Overigens was de berichtigeving in de pers over het rapport gedeeltelijk onjuist. De suggestie werd gewekt, dat de grote vervangingsvraag een gevolg is van de vergrijzing wat betreft het aantal mensen dat met pensioen gaat, maar dit klopt niet. Slechts een fractie van de vervangingsvraag heeft daarop betrekking. Ziehier voor een analyse van een slordig ANP bericht, dat door alle media werd overgenomen.

Mijn conclusie is, dat de toenemende flexibiliering van de arbeidsmarkt (invoering van kleine flexibele deeltijdbanen) de mismatch tussen vraag en aanbod en het ontstaan van moeilijk vervulbare vacatures versterkt: mensen wisselen sneller van baantje, geven het baantje eerder op omdat ze er niet helemaal van afhankelijk zijn, hebben geen binding met het bedrijf, willen niet beneden hun niveau blijven werken, etc. Ook is mijn conclusie dat zeer veel mensen bereid zijn tijdelijk een flexibel deeltijdbaantje beneden hun opleidingsniveau aan te nemen, waar op zich niet van te leven valt, maar dat de tekorten in bv de zorg hierdoor niet opgelost worden, omdat de doorstroom ook zeer hoog is.

P vd Lende

dinsdag 29 december 2009

@timedesk 4 Miljard bezuinigen op arbeidsmarkt: dramatisch! TimeDesk Magazine

Het kabinet wil 4 miljard euro bezuinigen op de kosten van de arbeidsmarkt. En in dat bedrag worden niet de sociale uitkeringen meegerekend. Een van de 20 door het kabinet ingestelde commissies moet over deze bezuiniging van 4 miljard in het voorjaar advies uitbrengen. Vooruitlopend daarop beginnen de eerste discussies zich al voor te doen. De ondernemers beginnen al na te denken over welke reorganisaties zij het liefste hebben. Daarbij sluiten zij aan bij de nieuwe Participatiewet van de VVD. De werkgevers en de rechtse politieke partijen hebben al een duidelijk programma. En de vakbonden? Lees verder….

maandag 28 december 2009

Gemeenten laten veel geld reïntegratie liggen


Gemeenten laten massaal geld liggen dat ze krijgen om mensen aan werk te helpen. Maar liefst negen op de tien gemeenten maakt de budgetten niet op, blijkt uit onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Het uitkeringsinstituut UWV maakt het beschikbare geld wel op. Gemeenten krijgen geld voor de bekostiging van re-integratieprojecten om werklozen te helpen bij het vinden van een baan.
Jaarlijks ontvangen alle gemeenten samen daarvoor ongeveer 1,6 miljard euro, maar in december 2007 werd 830 miljoen aan ongebruikte gelden doorgeschoven naar 2008 en december vorig jaar werd nog eens 735 miljoen overgeheveld naar 2009.
Crisis Volgens de Inspectie hebben de gemeenten zich het afgelopen jaar vooral gericht op mensen die als gevolg van de economische crisis nog maar net hun baan hadden verloren. Dit ging nogal eens ten koste van mensen in ‘kwetsbare groepen’ die al langer een uitkering krijgen en die moeilijker aan werk zijn te helpen, aldus de IWI.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is het niet eens met de conclusies van de IWI dat gemeenten te weinig doen voor mensen die langer dan drie jaar in de bijstand zitten. De aandacht voor kwetsbare groepen is in het geheel niet verdwenen, aldus de VNG. De opgebouwde reserves zijn de komende tijd nog ”broodnodig”, aldus de VNG. Besparing
Gemeenten mogen ongebruikte gelden nog wel meenemen naar volgend jaar, maar minder dan voorheen. Dat moet volgend jaar een besparing van 75 miljoen euro opleveren en in 2011 ongeveer 159 miljoen. De rijksoverheid heeft met de gemeenten afspraken gemaakt over de uitstroom naar werk van mensen die in de bijstand zitten. Volgens minister Piet Hein Donner en staatssecretaris Jetta Klijnsma (Sociale Zaken) is nu niet eenduidig vast te stellen of gemeenten door de economische crisis hun aandacht echt verleggen naar groepen die makkelijker zijn te bemiddelen.
Aandacht Blijvende aandacht voor de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt is van groot belang, schrijven de bewindslieden in een brief aan de Tweede Kamer in reactie op het IWI-onderzoek. Klijnsma zal binnenkort een ”stevig gesprek” met de VNG hebben om ervoor te zorgen dat gemeenten hun hele uitkeringsbestand doorlichten. Donner bekijkt ondertussen de mogelijkheden voor onderzoek naar de kosten en resultaten van alle re-integratieprojecten.
Zie ook website Inspectie Werk en Inkomen

dinsdag 22 december 2009

Persoonlijk bericht uit het doolhof van de reintegratie voor werklozen.


Ik ben Sander, uit Amsterdam, langdurig werkloos geweest en inmiddels spreekuurmedewerker bij de Bijstandsbond. Bij de Bijstandsbond hebben we twee keer per week inloopspreekuur, waar mensen praktisch en juridisch advies kunnen krijgen.
In Amsterdam begon de ellende een jaar of acht geleden met de Megabanenmarkt, door uitkeringsgerechtigden ook wel de Megabananenmarkt genoemd. Een grote opruimoperatie, waarvoor alle uitkeringstrekkers werden opgeroepen en waar we werden bemiddeld richting werk, scholing of begeleiding.
Er was wat gesjoemel met de aanbesteding van de organisatie van dit mega-event, in een grote loods in het Westelijk havengebied. De lokale politici die over de toewijzing gingen bleken na hun carrière plotseling allemaal een lucratief baantje te hebben bij hetzelfde organisatie- en adviesburo. Maar dit terzijde.
De Amsterdamse sociale dienst zou zijn verworden tot een uitkeringsfabriek, de stad had in vergelijking met andere gemeentes een buitenproportioneel aantal werklozen. Daarbij was de oude Algemene Bijstandswet, de ABW, vervangen door de Wet Werk en Bijstand, de WWB. Volgens die nieuwe wet ligt er een grotere verantwoordelijkheid bij de burgers om aan het werk te komen en te blijven. Ook wordt het begrip ‘passende arbeid’ losgelaten - alle ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ werd als ‘passend’ beschouwd. Kennelijk als knieval voor de christelijke partijen werd in de praktijk alleen een uitzondering gemaakt voor prostitutie, hoewel er in Nederland zelfs sociale dienst-ambtenaren zijn die ook daar niet altijd moeilijk over doen (een vrouw die uit haar beroep wilde stappen en een uitkering aanvroeg kreeg ooit van zo’n ambtenaar te horen dat ze er toch nog best goed uitzag en nog wel een paar jaartjes voortkon inplaats van dat ze haar hand ophield - dat was nou net niet hoe de wet geïnterpreteerd moet worden!).
Daarbij is de nieuwe wet zo ingericht, dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en veel geld kunnen besparen door zoveel mogelijk mensen uit de bijstand te werken. Welke methodes daarbij allemaal zijn toegestaan is tot op heden nog onderwerp van allerlei juridische procedures. Handicap daarbij is wel dat mensen bereid moeten zijn om die procedures aan te gaan, waarbij hun inkomen, dus: hun levensonderhoud, op het spel komt te staan. In de praktijk zie je dus dat mensen veel meer slikken dan eventueel wettelijk toegestaan is, omdat ze hun bestaanszekerheid niet kunnen riskeren.

vrijdag 4 december 2009

Re-integratie: een moeizaam traject


Amsterdam | 04-12- 2009
Gemeentelijke Ombudsman Ulco van de Pol in Amsterdam heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop de Amsterdamse Dienst Werk en Inkomen de re-integratie van haar klanten uitvoert. Hij concludeert in zijn rapport dat het proces van re-integratie met name door problemen met de trajectkeuze en een opeenstapeling van gebrekkige communicatie, moeizaam verloopt.
AanbevelingenDe ombudsman verbindt een aantal aanbevelingen aan het rapport. Hij stelt diverse maatregelen voor met de strekking het trajectaanbod overzichtelijker te maken, de communicatie tussen alle partijen en de verslaglegging te verbeteren en duidelijke afspraken te maken over de klachtbehandeling.
OnderzoekHet onderzoek bestond uit ruim 70 interviews met klanten, klantmanagers van DWI en trajectbegeleiders van re-integratiebedrijven. Daarnaast is dossieronderzoek gedaan.
TrajectaanbodUit het onderzoek blijkt dat er een groot trajectaanbod is waardoor voor klantmanagers onduidelijk is welk traject het meest geschikt is. Anderzijds is er een tekort aan trajecten voor klanten met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt en ontbreken trajecten voor specifieke doelgroepen. Klantmanagers maken vaak gebruik van dezelfde trajecten omdat ze die kennen. Of het ook het meest geschikte traject voor de klant is, blijft onduidelijk.
Communicatie en klachtbehandeling
De communicatie tussen de verschillende betrokken partijen laat te wensen over. Re-integratiebedrijven zeggen onvoldoende informatie over de klant te ontvangen. DWI geeft aan te weinig informatie te krijgen van het re-integratiebedrijf over de voortgang van het traject. Klanten krijgen te weinig of geen informatie over inhoud en doel van het traject. Ook worden klanten van DWI niet geïnformeerd over de mogelijkheid een klacht in te dienen. Wanneer ze een klacht hebben, is in veel gevallen ook niet duidelijk of DWI of het re-integratiebedrijf de klacht behandelt. De resultaten van de klachtbehandeling worden niet teruggekoppeld naar de werkvloer.
Meer informatie:
Rapport Re-integratie: een moeizaam traject

dinsdag 24 november 2009

De laatste ontmanteling

In de afgelopen 5 jaar heeft de Baliegroep, een denktank van wetenschappers en andere deskundigen verschillende manifesten gepubliceerd over de toekomst van de sociale zekerheid en de arbeidsverhoudingen. Het nieuwste manifest heet ‘Ontvoogde verhoudingen, kracht van mensen’, en Henk Kroon schreef er een reactie op. (Zie ook http://deonderlinge.com)

De Laatste ontmanteling

In dit stuk ga ik in op een manifest dat is gemaakt door een groep die zich De Baliegroep noemt.  Deze groep is samengesteld uit een gemêleerd gezelschap. Dat zou in principe een goede zaak kunnen zijn, ware het niet dat m.i. de directeur van de ANWB weinig of geen verstand heeft van de materie.
Deze club wil de hervorming van de CAO’s  en meer bijscholing voor werknemers . Ik zou mee kunnen gaan in een plan voor bijscholing als het beter in het stuk wordt uitgelegd.  We praten hier tenslotte over een megavraagstuk die wij massa werkloosheid noemen.
Het groepje zou hebben moeten aangeven voor wie en wat gaat men bij en omscholing ontwikkelen.  Immers het gaat wat werkloosheid betreft voor een groot deel om wat vroeger handarbeiders waren.  Mensen met een lage opleiding. Voor welke beroepen,sectoren gaat men om en bijscholen?  Er is geen werk genoeg voor de hele Nederlandse beroepsbevolking.  De aard van de economie is radicaal gewijzigd.  Een groot deel van de producerende sector kan met een minimale bezetting producten Leveren. Robotisering en computerisering vervangen een substantieel deel van de vroegere handarbeid.  Bovendien zijn productiebedrijven uitgeweken naar lage lonen landen.
De ontwikkeling in deze recessie had al een lange prelude in de tachtiger jaren en is al begonnen
met afbraak van het gebouw van de sociale wetgeving. De verslechtering van de arbeids-voorwaarden nemen draconische en dramatische vormen aan.  Arbeidscontracten worden meestal voor ten hoogste twee jaar afgesloten.  Bestaansonzekerheid is manifest aanwezig op de huidige arbeidsmarkt.  Door het arbeidsoverschot worden eisen op het gebied van arbeidsvoorwaarden onder druk gezet.  De zogenaamde Baliegroep komt nu met een merkwaardig epistel waarin ze met voorstellen komen om het grootste deel van het loongebouw te individualiseren cq te slopen.  Werkgevers en neoliberalen staan te trappelen om de hele CAO af te schaffen.
De Balieclub wil dat werknemers op individuele basis arbeidsovereenkomsten gaan afsluiten.  Kunt u zich voorstellen, u werkt bij Philips, u gaat naar de directeur,  klopt aan en zegt: ik kom effetjes een CAO afsluiten voor mezelf.  De directeur zegt maar natuurlijk Gerrit hoeveel wil je verdienen? Nou doe maar 25 % meer.  Natuurlijk zegt de directeur komt dik voor elkaar, maar Gerrit hoort helaas nooit meer iets van de directeur.
Bovendien wil deze Baliegroep dat individueel onderhandeld gaat worden over pensioen.  Nou deze materie zit vol haken en ogen. Er wordt wel een rol van de vakbeweging weggelegd in de onderhandelingen, maar hoe ze dat zou moeten invullen wordt niet verteld.  Er wordt gesproken over ontvoogding van de relatie werknemer werkgever.  Een volkome verkeerde beoordeling van de relatie. Werkgever en werknemer zijn partij, juridisch gezien. Als de vakbeweging zich niet sterk maakt voor behoud van de Cao,s  zal de al weinige hoeveelheid solidariteit verder worden aangetast.

Henk Kroon,  Bijstandsbond Amsterdam
24 november 2009

vrijdag 13 november 2009

Divosacongres. Zware kritiek Paul de Beer op regering en socialepartners.

Hoewel Paul de Beer ook wel eens heen en weer zwalkt van het een naar het ander (Hij schijnt vandaag op het Divosa-congres, het congres van directeuren van sociale diensten, gepleit te hebben voor tijdelijke verlaging van de AOW-leeftijd naar 55 jaar in verband met de crisis en enige tijd geleden vond hij de verhoging van de AOW-leeftijd geen probleem) maar hij heeft toch altijd verrassende ideeen.
PvdL

‘Crisis wordt nog veel erger’

12.11.09
Er is geen enkele reden om optimistisch te zijn over de gevolgen van de economische crisis voor de arbeidsmarkt. ‘Het probleem van hardnekkige werkloosheid is weer helemaal terug en gaat ons nog jarenlang bezighouden’.

Weinig urgentie
Die sombere boodschap hield hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer medewerkers van sociale diensten vandaag voor op het Divosacongres. ‘Ik voel opmerkelijk weinig gevoel van urgentie. Het idee lijkt een beetje te zijn dat het ergste wel achter de rug is. Het tegendeel is het geval.’

Vergrijzing
De werkloosheid zal op korte termijn heel hard oplopen, voorspelt De Beer. Zelfstandigen raken door hun reserves heen en gaan zich melden, en ook de deeltijd-WW is niet oneindig vol te houden. Dat door de vergrijzing straks iedereen weer hard nodig is en dat er daarom alleen sprake zal zijn van een tijdelijke situatie is volgens De Beer niet op feiten gebaseerd. Door de vergrijzing vloeien steeds jaarlijks enkele tienduizenden mensen uit, terwijl er in één klap door de crisis honderdduizenden werklozen bij zijn gekomen. ‘In die verhoudingen duurt het twintig jaar voor de crisis is opgevangen door vergrijzing.’ Ook is er geen onderbouwing voor de stelling dat als de arbeidsmarkt krapper wordt er voor iedereen weer werk is. Hij haalde statistieken uit andere landen met bevolkingskrimp, waar de arbeidsmarkt net zo hard meekromp.

Konijn
De Beer uitte verder zware kritiek op de aanpak van de crisis door de sociale partners en het kabinet. ‘Het is onverantwoordelijk gedrag dat ze elkaar druk houden met de AOW-leeftijd in 2026. Ze doen me denken aan een konijn dat in de koplampen staart en maar niet van zijn plek komt.’

Alles voor jongeren
Wat er dan wel moet gebeuren? De Beer pleit ervoor alle reïntegratiemiddelen in te zetten op jongeren. De moeilijk bemiddelbaren en ouderen moeten maar met rust gelaten worden, vindt hij. ‘Dat klinkt hard, maar het is gewoon niet anders. Als we iemand in goede tijden niet aan het werk konden krijgen, dan gaat dat nu helemaal niet lukken. Voor deze groep moet je andere maatregelen nemen. Zorg voor goede schuldhulpverlening en participatieprojecten.’

Zinloos
Maar het streven deze groep weer aan het werk te krijgen is in zijn ogen zinloos. De Beer ging daarmee compleet in tegen de visie van zijn gastheer vandaag, voorzitter René Paas van Divosa. Die pleit er juist voor meer in te zetten op ouderen. Nu gaat, in opdracht van het Rijk, veel extra geld naar de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Terwijl jongeren, in de ogen van Paas, veel beter voor zichzelf kunnen zorgen en vanzelf weer aan het werk komen op het moment dat de economie aantrekt.

donderdag 12 november 2009

Forse gemeentelijke bezuinigingen op reintegratie van werklozen

Besparing nekt werkloze.

Woensdag 11 november 2009. ANP

Gemeenten zetten rigoureus het mes in de re-integratie van mensen in de bijstand. Vooral gesubsidieerde banen worden wegbezuinigd: werklozen die amper kans hebben op een nieuwe baan worden hiervan de dupe. Voor veel van deze werklozen is zo’n baan het hoogst haalbare.

Alleen al in Nijmegen, Utrecht, Groningen en Leeuwarden gaat het om enkele duizenden gesubsidieerde banen. Ook Amsterdam gaat bezuinigen. Nijmegen halveert de komende twee jaar het aantal banen tot zeshonderd. Utrecht heeft nieuwe banen waarin langdurig werklozen drie jaar met subsidie konden werken vorig jaar stopgezet. Leeuwarden schrapt er honderden en Groningen laat geen nieuwe mensen meer toe in de zogenoemde seniorenbanen.
Gemeenten zeggen niet anders te kunnen nu het kabinet fors bezuinigt op de re-integratiegelden. De komende jaren moeten ze samen 435 miljoen euro inleveren. Dat terwijl het aantal bijstandsgerechtigden door de economische crisis snel oploopt. “Het kabinet moet kiezen", zegt de Groningse wethouder Peter Verschuren. " Of het kiest voor participatie, dat betekent dat er geld bij komt. Of het spreekt uit dat het participatie niet meer zo belangrijk vindt. Dan laat het kabinet langdurig werklozen in de steek." Om binnen het budget te blijven begeleiden gemeenten vooral nieuwe bijstandsgerechtigden. Hoe sneller iemand uit de bijstand verdwijnt, hoe minder geld dat kost.

“Ouderen, allochtonen en mensen met een gebrekkige opleiding worden de dupe, zij worden jaren teruggezet", zegt voorzitter René Paas van Divosa, de organisatie voor directeuren van sociale diensten. “Het systeem werkt dat in de hand."

woensdag 19 oktober 2005

Bijeenkomst op 20 oktober over de begeleiding van werkzoekenden

Mededeling Bijstandsbond

Bijeenkomst op 20 oktober over de begeleiding van werkzoekenden

Het beleid van de sociale dienst Amsterdam wordt steeds strenger. Ook klanten die vaak al jaren arbeidsongeschikt zijn verklaard worden opnieuw opgeroepen voor een keuring door een commercieel bedrijf en worden dan alsnog geheel of gedeeltelijk goedgekeurd.

Ook iemand van 60 jaar of die eerst jarenlang arbeidsongeschikt was verklaard, en die geen kansen heeft op de arbeidsmarkt moet nu vaak een traject volgen of onbetaalde arbeid met behoud van uitkering verrichten. Was er vroeger nog wel enige onderhandelingsruimte om je eigen weg uit te stippelen richting betaalde arbeid, vandaag de dag is dat veel moeilijker

Op deze bijeenkomst willen we inventariseren wat de stand van zaken is en nagaan in hoeverre je nog wel je eigen plan kunt trekken. Hoe moet je omgaan met de trajecten van al die reïntegratiebedrijven  en hoe kun je bereiken dat jouw voorstellen worden overgenomen?

Voor deze bijeenkomst komen twee onafhankelijk  arbeidsadviseurs van het Centrum voor Werk en Inkomen in Amsterdam uitleggen wat ze doen en wat de mogelijkheden zijn.

De bijeenkomst op 20 oktober begint om 14.00 uur en wordt gehouden in het Dijktheater, Da Costakade 160 in Amsterdam. (Zijstraat van de Kinkerstraat ter hoogte van de Bilderdijkstraat, tramlijnen 17 en 7)

Voor meer informatie:
Bijstandsbond/WBVA/Komitee Vrouwen en de Bijstand/EVA
Da Costakade 162
1053 XD Amsterdam
Info@bijstandsbond.org
Www.bijstandsbond.org
020-6181815/6898806

dinsdag 26 februari 2002

Een oude vraag in een nieuwe economie


In de geschiedenis van het socialisme is veel gediscussieerd over de vraag, of het mogelijk is het kapitalisme aan te passen aan principes van rechtvaardigheid en welvaart voor iedereen of dat de interne tegenstellingen in het systeem op den duur het kapitalisme met een sociaal gezicht onmogelijk maken en dat een totaal andere maatschappij noodzakelijk is. Aanpassingen aan het kapitalisme worden verschillend beoordeeld en krijgen een verschillende plaats in de sociale strijd.
In de welvaartsgroei van na de tweede wereldoorlog is deze discussie behoudens een korte periode in de zeventiger en tachtiger jaren op de achtergrond geraakt, maar zij lijkt in de nieuwe ekonomie die aan het ontstaan is in nieuwe vormen een hernieuwde actualiteit te krijgen.

Dilemma van de sociaal-democratie

Het lijkt mij, dat het fanatisme waarmee wethouder van der Aa en anderen de Megabanenmarkt verdedigen, en het fanatisme waarmee met voorbijzien aan fundamentele rechten mensen gepresst worden ieder baantje te aanvaarden als het maar betaald is niet alleen of niet in de eerste plaats voortkomt uit een traditioneel arbeidsethos. Het is niet alleen ideologisch bepaald, er is meer. De toekomst van de sociaal-democratie lijkt op het spel te staan, in Amsterdam, en misschien wel in Nederland. Sociaal-democratie dan breed op te vatten als aanhangers van de Partij van de Arbeid, maar ook stromingen in D’66, het CDA en meer sociaal denkende liberalen. Voor deze machthebbers is de disciplinering van de beroepsbevolking een existentiele vraag: hun positie hangt af van het welslagen van hun beleid. Maar bij de discussies op de armoedeconferentie en bij de gebeurtenissen van de afgelopen jaren in Amsterdam lijkt het klassieke dilemma van de sociaal democratie weer op te doemen: het kapitalisme, dat autonoom is in haar ontwikkeling en nauwelijks kan worden beinvloed, vereist lage lonen, flexibilisering, opvoering van de arbeidsproductiviteit en creert banen zonder dat er vooraf rekening wordt gehouden met de vraag, of  er wel mensen zijn die dit werk kunnen en/of willen doen. En men gaat uit van het model:  wanneer het minimumloon omhoog zou gaan, willen de werkgevers veel arbeidskrachten helemaal niet meer aannemen, tenzij de subsidieregelingen voor hen worden uitgebreid, omdat het rendement van wat de arbeidskrachten qua productiviteit opbrengen te laag is. Gevolg: nog grotere werkloosheid.  Men geeft dit model een grote realiteitswaarde, hoewel er wel wat op af te dingen valt. Het is een model dat gebaseerd is op prijsconcurrentie op de arbeidsmarkt. De hoogte van de lonen bepaaalt, of mensen wel of niet worden aangenomen. Er zijn echter nog vele andere factoren die een rol spelen.
Anderzijds zegt de sociaal-democratie kapitalisme met een sociaal gezicht te willen: iedereen in dit land moet voldoende te eten hebben, goede betaalbare huisvesting, goed onderwijs en gezondheidszorg, etc. En de mensen zouden de sociaal-democratie in de steek laten wanneer dit onvoldoende wordt gerealiseerd.
Zonder overheidsingrijpen in een economie die uit zichzelf sociale ongelijkheid produceert is dit niet realiseerbaar. Al is in het nabije verleden die sociale dimensie heel betrekkelijk geweest, de meerderheid van de bevolking leeft in redelijke welvaart.
Nu doet zich de vraag voor, of op de lange duur de groei van het kapitalisme en de sociale dimensie wel te verenigen zijn.
Er kan worden gesteld, dat in tijden waarin er een belangrijke organisatorische en structurele omslag plaatsvindt in de organisatie van de productie de tegenstelling tussen de vereisten van de economie en de doelstellingen van een sociale beleid scherper worden. En we lijken volgens mij aan de vooravond van een nieuwe omslag te staan. En de grote vraag is, of de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking deze omslag kan ‘meemaken’ cq accepteert, of dat deze omslag de fysieke en psychische grenzen van veel individuen te boven gaan. 

De tachtiger jaren

De vorige omslag vond plaats in de eerste helft van de tachtiger jaren. Eind jaren zeventig begon zich af te tekenen, dat de traditionele industrie in Nederland, zoals de scheepsbouw, andere metaalbedrijven, de schoenindustrie, de textielindustrie en de mijn bouw weinig betekenis meer zouden hebben voor de toekomst. Productie werd verplaatst naar lage lonen landen, gedeeltelijk werd de productie voortgezet in sterk geautomatiseerde prodctieprocessen in de rijke industrielanden. De Nederlandse textieindustrie bijvoorbeeld is slechts gedeeltelijk verplaatst naar lage lonen landen. Een groot deel van de productie werd voortgezet in moderne fabrieken in Duitsland.
Tegelijkertijd kwam er een nieuwe dienstensector op: toerisme, horeca, administratiekantoren, banken, beheersmaatschappijen van fabrieken elders in de wereld. Voor deze nieuwe productie wilde men flexibele arbeidskrachten, met lage lonen. De traditionele industrie-arbeiders, met een hoge organisatiegraad in de vakbonden en goede collectieve voorzieningen werden ontslagen en zij wilden dat  nieuwe werk waarschijnlijk niet accepteren. Via sociale plannen en afvloeiingsregelingen kwamen zij in de VUT of de WAO. Hun plaats op de arbeidsmarkt werd ingenomen door jongeren en herintredende vrouwen, die wel akkoord gingen met de arbeidsvoorwaarden in de nieuwe sectoren. Zo heeft in de tachtiger jaren een complete generatiewisseling plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Zonder dat de voortdurende afbraak van de sociale zekerheid, en de verslechtering van arbeidsvoorwaarden in veel sectoren tot echt veel sociale protesten heeft geleid. Vakbonden, werkgevers en overheid onder leiding van Wim Kok sloten in 1982 het ‘akkoord van Wassenaar’ waarin het nieuwe beleid vorm werd gegeven en dat wel de grondslag van het poldermodel, de overlegekonomie wordt genoemd.
Dat er zoveel mensen in de bijstand en de Wao zijn terechtgekomen en dat in de tachtiger jaren deze mensen tot op zekere hoogte ‘met rust’ werden gelaten is dan ook geen fout geweest, die nu hersteld moet worden door activere benadering van baanlozen, zoals de politici en vakbondsbestuurders ons willen doen geloven. Het was in mijn ogen een bewuste politiek, om de omslag in de economie van deels nog agrarische natie en industrie-natie naar de nieuwe flexibele diensten-ekonomie mogelijk te maken zonder dat dit zou leiden tot massale sociale protesten.

De nieuwe ekonomie

Staan we aan de vooravond van een nieuwe omslag? Velen spreken tegenwoordig over de ‘netwerkekonomie’ of ‘nieuwe’ ekonomie. Daarmee wordt bedoeld, dat er een productiesysteem aan het ontstaan is, waarin voortdurend wisselende ketens van bedrijven en instellingen worden gevormd. De schakels in de keten besteden werk aan elkaar uit, en hebben losse samenwerkingsverbanden die zo weer kunnen verdwijnen. De massa-productie heeft deels plaatsgemaakt voor flexibele productie, waarbij alles waar ook ter wereld gemaakt kan worden. Netwerken zijn in de huidige tijd wat fabrieken vroeger waren. We zien nu de desintegratie van grote verticaal georganiseerde organisaties tot flexibele netwerken van individuen en bedrijfjes die veranderlijk zijn en zich aanpassen aan steeds veraderende marktsituaties. Voor een verdere beschrijving van de nieuwe economie verwijs ik naar Kwerk jaargang 6 nummer 1, lente 2000. Overigens noemde men ook wel als kenmerk van de nieuwe ekonomie dat laagconjunctuur, dus recessies met inkrimpende productie tot het verleden zouden behoren. Dat lijkt op dit moment niet zo te zijn.
In deze nieuwe netwerk ekonomie zijn ‘nieuwe’ arbeidskrachten nodig: terwijl vroeger de industrie-arbeider een langlopend contract had met zijn baas, waarin onder druk van de vakbonden waarin deze industrie-arbeider georganiseerd was een scala aan collectieve afspraken was vastgelegd, zoals hoogte van het loon, arbeidsomstandigheden, aantal uren dat men per dag werkte, etc. heeft de ‘nieuwe’ arbeider vaak niet zo’n contract. Bij de nieuwe flexibele organisatie van de productie passen geen langlopende contractuele afspraken tussen werkgever en werknemer. En daarom wordt de werknemer van vroeger zelf ondernemer: hij is niet meer een ‘loonafhankelijke, maar verkoper, ondernemer. En het product dat hij verkoopt op de markt is zijn arbeidskracht. De ondernemers die eigenaar zijn van de productieorganisaties kopen dat product arbeidskracht tijdelijk in. De nieuwe ondernemer die zijn arbeidskracht verkoopt moet zorgen dat zijn product op de markt kan concurreren met anderen: hij moet zijn product vers en up to date houden. Dat betekent ‘levenslang leren’, steeds nieuwe ervaringen aan zijn cv toevoegen, proberen steeds nieuwe en meer kennis en vaardigheden te verwerven, die in korte tijd voor de eigenaren van de flexibele productie-organisaties veel rendement opleveren. Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn de ZZP-ers, Zelfstandigen Zonder Personeel, in de bouw en andere sectoren.
Maar…deze ontwikkeling is nog in volle gang. Wanneer je naar het geheel van de beroepsbevolking kijkt, werkt het overgrote deel weliswaar soms onder flexibele voorwaarden als variabele werktijden, maar zij zijn nog traditioneel ‘loonslaaf’; zij hebben een wat langer durend contract of een vaste aanstelling bij een bepaalde werkgever. De bovengeschetste situatie breidt zich welswaar uit, maar nog betrekkelijk langzaam en in beperkte mate. Hier nu moet een doorbraak worden geforceerd. Daarbij zullen mensen met bijzondere talenten of veelgevraagde kwaliteiten van de nieuwe situatie prfiteren. Zij kunnen in korte tijd veel geld verdienen. Anderen met een minder goede positie komen in ene situatie van voortdurende bestaansonzekerheid te verkeren.

De oude vraag

In Amsterdam zijn de bovenomschreven ontwikkelingen verder voortgeschreden dan in de rest van het land, vandaar ook dat de oude dilemm’as van de sociaal-democratie in Amsterdam eerder en scherper naar voren komen. De verarming in Amsterdam neemt toe of blijft op een hoog niveau, er is de Amsterdamse paradox, veel vacatures en toch een grote baanloosheid, en er is als reactie de Megabanenmarkt.  In de nieuwe ekonomie is geen plaats meer voor uitgebreide ‘collectieve arrangementen’ in de zin van collectieve verzekeringen waarvoor werkgevers en werknemers premies betalen. De nieuwe ondernemer die zijn arbeidskracht verkoopt moet maar een particuliere verzekering afsluiten. Wanneer grote delen van de beroepsbevolking een beroep doen op de collectieve arrangementen zoals de Wao en de bijstand  brengt dit voor alle ondernemers- zowel de eigenaren van de productieorganisaties als voor de verkopers van arbeidskrachten hoge kosten met zich mee. Dan kunnen ze niet concurreren met bedrijven en arbeidskrachten uit andere landen en vermindert de productie, is de redenering.  Bovendien zal de migratie naar Nederland van goedkope arbeidskrachten toenemen. Er ontstaat een ontwikkeling, waarbij steden als Amsterdam ‘derde wereld steden’ worden zoals er veel zijn: wijken met een bevolking die in grote armoede leeft en wijken voor de rijken. En de sociaal-democratie wil een kapitalisme met een menselijk gezicht, een sociaal kapitalisme, waarin de hele bevolking in redelijk welvaart harmonieus samenleeft. Spontane opstanden, criminaliteit, een uitgebreide corrupte en criminele sector met zwart geld, en misschien uitgebreid rationeel sociaal verzet moeten worden voorkomen. En dat kan in het licht van de autonome ontwikkeling van het kapitalisme alleen, als de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking, zeker zo’n 90%, bereid en in staat is, de ‘nieuwe’ ondernemer te worden: de verkoper van een produkt arbeidskracht op de markt, want alleen zo kan gegarandeerd worden, dat de mensen een redelijk inkomen blijven houden. Daarom moeten de collectieve arrangementen grotendeels worden afgeschaft en moeten er zo weinig mogelijk mensen in deze regelingen zitten. (Het volumebeleid) Alles wordt op alles gezet om de beroepsbevolking in het algemeen en de bijstandsgerechtigden in het bijzonder te disciplineren en om te vormen tot de nieuwe ondernemer. Levenslang leren wat de markt vraagt en voortdurend flexibel omschakelen.

Fysieke en psychische grenzen

De grote vraag is, of-net als bij de vorige omslag- in de nieuwe situatie een kapitalisme met een menselijk gezicht kan worden gerealiseerd, of de mensen die omslag kunnen maken, of dat nu toch een situatie gaat ontstaan, waarin de nieuwe vereisten van de ekonomie de fysieke en psychische grenzen van een groot deel van de beroepsbevolking te boven gaan. Is dat laatste het geval, dan staat de toekomst van de sociaal-demokratie en daarmee de machtspositie van hen, die deze stroming vertegenwoordigen op het spel. Dan zal er een breed sociaal verzet ontstaan op basis van nieuwe uitgangspunten. Hoewel het er nu op lijkt dat er geen ruimte is voor een discussie–in Amsterdam vooral, maar ook daarbuiten-  over een fundamentele herziening van de sociale zekerheid waarbij een soort basisinkomen hoort  zal die mogelijkheid bij het onbruikbaar worden van de oude antwoorden nieuwe impulsen krijgen.

Piet van der Lende

zondag 17 september 2000

Fraude in de arbeidsbemiddeling

In mei 1999 werd bekend, dat de Europese Commissie fraude had geconstateerd bij de besteding van gelden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF). De minister van Sociale zaken zei, geschrokken te zijn van de bevindingen. Een beetje een hypocriete reactie, want al in januari 1998 verscheen een wetenschappelijk onderzoek bij de Erasmusuniversiteit over de grootscheepse fraude met Europese subsidies. De regering heeft een reactie op dit onderzoek gegeven, dus ze wisten het allang. 

In mei 1999 werden Kamervragen gesteld, en de minister gaf opdracht aan de Algemene Rekenkamer, een onderzoek in te stellen. De uitkomsten van het onderzoek toonden fraude en oneigenlijk gebruik op grote schaal aan. Er waren ook vier Amsterdamse bedrijven bij betrokken.

De bevindingen van de Rekenkamer waren dat er flink gesjoemeld wordt met declaraties en de procedures daaromheen. Dit wordt bevestigd door ervaringen die wij hebben. Zo zijn ons verschillende gevallen bekend, waarbij een client werd opgeroepen voor een intake gesprek door een commerciele arbeidsbemiddelaar of een toeleidingscentrum waarbij gesjoemeld wordt met declaratieformulieren. Een maal belde een hoofd van een een-oudergezin die zijn naam niet wilde noemen en die om advies vroeg. Hij volgde een cursus  bij een bekende grote commerciele arbeidsbemiddelaar waarmee de sociale dienst contracten afsluit en hij zei dat hij bang was. Er werden zonder toestemming van de betrokkenen video-opnamen gemaakt van de cursisten, waarna de video in het bijzijn van de cursisten werd afgedraaid. Bezwaren tegen video-opnamen werden weggewuifd met de opmerking, dat de cursisten de banden na afloop van de cursus mee naar huis zouden kunnen nemen en vernietigen. 

De man aan de telefoon was zeer angstig. Hij werd geintimideerd door de cursusbegeleiders, en als hoofd van een een-ouder gezin (hij had twee kleine kinderen) durfde hij niet tegen de cursusleiders in te gaan, omdat hij bedreigd werd met verlies van zijn uitkering. Als hij klachten had, moest hij maar naar de ombudsman van het bedrijf gaan. Het aantal deelnemers aan de cursus was inmiddels gezakt van een stuk of twintig tot een stuk of zes. De cursisten kregen regelmatig een blanco declaratieformulier onder hun neus geduwd, dat ze moesten tekenen. Daarop stond, hoeveel uren cursus ze hadden gevolgd, hoeveel uren begeleidingsgesprekken, etc. Deze formulieren werden daarna ingevuld zonder dat de cursist erbij was en dan buiten de clienten om ingediend bij de subsidiegever. De cursisten tekenden allemaal. Bij hetzelfde bureau is het in een ander stadsdeel met een vergelijkbare cursus ook voorgekomen, dat alle cursisten (daar ook ongeveer twintig, waarvan de meesten de cursus wel afgemaakt hebben) een blanco declaratieformulier moesten ondertekenen. In deze cursus was in de ruimte waar de cursus werd gehouden ook een grote videocamera aanwezig, maar deze is tijdens de cursus nooit gebruikt. Een van de cursisten had de indruk, dat men ervan af zag, omdat er blijkbaar toch meerdere protesten bij het bureau waren geweest tegen het gebruik van de camera.

Een andere ervaring is van iemand, die een intakegesprek had met een inmiddels failliet gegaan bemiddelingsbureau, waar de betrokkene bij aanvang van het gesprek een blanco declaratieformulier onder de neus kreeg, dat hij moest tekenen. In dit geval heeft betrokkene dat geweigerd. Het is ook voorgekomen bij een toeleidingscentrum.  Uit deze voorbeelden- bij verschillende (semi) commerciele bemiddelaars blijkt wel, dat het invullen van blanco formulieren regelmatig voorkomt bij verschillende instituten. Hoewel - het wordt niet altijd zo gedaan, soms wordt alles keurig in overleg met de client en de regels geregistreerd. Bij het hiervoor genoemde grote commerciele bureau volgde iemand een cursus, die ook groepsgewijs gegeven werd, waarbij alles volgens de regels verliep. De formulieren werden in het bijzijn van de cursisten ingevuld, en getekend.

Gesjoemel met formulieren lijkt een veel voorkomend verschijnsel te zijn. Een ander voorbeeld. Een commercieel bemiddelingsbureau bureau geeft 22 mensen een opleiding met baangarantie. Deze opleiding werd gefinancierd met gelden van de ESF. Men zou 5 dagen per week les krijgen, maar in werkelijkheid was dit maar 1 dag. Clienten moesten weekbriefjes tekenen, dat ze vijf dagen per week de cursus gevolgd hadden. De cursus startte officieel in januari, maar een van de cursisten werd pas in maart opgeroepen. Hij kreeg toen een briefje onder z'n neus geduwd, waar op stond dat hij de cursus in januari en februari ook gevolgd had. De baangarantie zou alleen gelden, als men het examen aan het eind van de cursus met succes afrondde. Het hoeft geen verwondering te wekken, dat cursisten die maar 1 dag in de week les kregen terwijl dit vijf dagen moest zijn zakten voor hun examen. Dit was met 18 van de 22 cursisten het geval. Zij kregen dus geen baan na afloop van de cursus. Ook zijn er verschillen tussen de weekbriefjes die de cursisten in handen kregen en de weekbriefjes die bij de subsidiegever werden ingeleverd: op de laatste weekbriefjes werden na ondertekening door de cursist achteraf extra activiteiten ingevuld….

Bemiddelings- en reintegratiebedrijven passen een scala aan middelen toe, om clienten ertoe te brengen de in feite onjuiste weergave van verrichte activiteiten te accepteren. Enerzijds is er daarbij sprake van onder druk zetten met bedreigingen over stopzetting van uitkeringen e.d. anderzijds wordt de clienten een schone toekomst voorgespiegeld: als ze hun mond houden is er na afloop van de cursus een mooie baan. En soms zal dit ook wel het geval zijn. In het bovenstaande voorbeeld kwamen de cursisten van een koude kermis thuis, wat dat betreft. Een voorbeeld waarbij iemand gouden bergen worden beloofd als hij de situatie accepteert, is het volgende.

A. krijgt via een  doorstroompool een baan bij het verladen van vracht. Hij zit in de Id-regeling, en verdient het minimumloon. Hij doet hetzelfde werk als bij het bedrijf werkzame uitzendkrachten, die volgens de uitzend -cao betaald worden, en die fl 1000,- in de maand netto meer verdienen… Tegen A. wordt gezegd: als je de situatie accepteert, is er na een jaar voor jou een mooie vaste baan bij de verlader. A accepteert daarom de situatie. Na een jaar blijkt die baan er niet te zijn. A. wordt ontslagen. Op de weekbriefjes staan studie uren ingevuld, dat is bij deze bemiddelaar voor ID-banen noodzakelijk. A. heeft op die studie uren echter gewoon gewerkt, hij heeft nooit een opleiding ontvangen. Volgens enkele betrokkenen zou het bij dit commercieel bureau vaker voorkomen, dat er gesjoemeld wordt met studie uren, die er in werkelijkheid niet geweest zijn.

De reacties van het College van Burgemeester en wethouders en de minister op de fraude met ESF subsidies zijn onbegrijpelijk. Het gesjoemel wordt vergoeilijkt met een beroep op de gecompliceerdheid van de regels en het feit, dat in veel gevallen het doel wordt bereikt, nl uitstroom uit de uitkering. Deze vergoeilijking staat in schril contrast met hun beoordeling van fraude van uitkeringsgerechtigden, die zonder meer sterk wordt veroordeeld. Daar geen vergoeilijkende opmerkingen over de gecompliceerdheid van de regels en het feit, dat het doel wordt bereikt, nl een welkome vaak beperkte inkomens aanvulling voor mensen met een te krappe uitkering. Dat heet: meten met twee maten.

Piet van der Lende


zondag 23 juli 2000

De geruchtenmachine

De geruchtenmachine draait sowieso al op volle toeren als het om de sociale dienst gaat. Er verschijnen soms vage berichten in de krant over calamiteiten bij de sociale dienst, terwijl clienten bij ons op het spreekuur komen met verhalen over haperingen in de uitbetaling van uitkeringen. Bijvoorbeeld in het Overtoomse Veld, waar op een donderdag bijstandsgerechtigden en masse tegelijkertijd verhaal kwamen halen omdat de uitkeringen in die regio niet waren uitbetaald. Er ontstond een dreigende situatie die maar net onder controle kon worden gehouden. De geruchtenmachine kwam echter pas goed op gang toen een groepje ambtenaren en anderen die betrokken waren bij de arbeidsbemiddeling in Amsterdam naar het Amerikaanse Wisconsin trokken om daar de methode van arbeidsbemiddeling in ogenschouw te nemen. De deelnemers aan de reis kwamen enthousiast terug. Zoiets moesten we in Amsterdam ook hebben! 

Maar voordat het model in Amsterdam kon worden gerealiseerd, moest er eerst nog heel wat worden overlegd en ruzie gemaakt. Wij hebben gesprekken gevoerd met diverse mensen, maar veel bleef onduidelijk. Alles vond plaats op initiatief van het onderzoeksinstituut Nijfer. Achter gesloten deuren vergaderden de ambtenaren van de sociale dienst, medewerkers van organisaties als Maatwerk, NV Werk, Arbeidsvoorziening en medewerkers van adviesbureau' s die door de verschillende gesprekspartners waren ingehuurd. Wij voerden gesprekken, maar veel kwam daar niet uit. Nu al kan worden opgemerkt, dat gemeenteraadsleden in het geheel niet betrokken waren bij de besprekingen. Hoewel, het gerucht gaat dat er ook gesprekken plaatsgevonden hebben met de toenmalige minister Melkert, die al in een vroeg stadium de grenzen van de mogelijkheden zou hebben aangegeven: geen privatisering van de uitkeringsverstrekking, wel van de arbeidsbemiddeling.

Tijdens onze gesprekken werd duidelijk, dat een experiment in Zuid-Oost met het Wisconsinmodel opgestart zou worden. Maar na enige tijd kwam het gerucht, dat door het leven gaat als de 'nacht van schiller' . Hier had de samenwerking definitief moeten worden bezegeld,  maar de verschillende gesprekspartners hadden grote ruzie  gekregen zodat alles weer op losse schroeven stond.  Onder de clienten van de sociale dienst zoemde wel het gerucht rond: alles wordt strenger, ze gaan ons dwingen verplicht vrijwilligerswerk te doen, en andere laakbare dingen, mensen werden bang en wantrouwig. De onderhandelingen mochten dan grotendeels achter gesloten deuren plaatsvinden buiten de Amsterdamse gemeentepolitiek om, er verschenen grote artikelen in vele kranten over de Amsterdamse plannen.  Van de ' nacht van Schiller' bestaan verschillende versies. Een daarvan is, dat de toenmalige directeur van de sociale dienst, Hans Denijs binnengekomen zou zijn, toen iedereen al rond de tafel zat, en hij zou alle externe adviseurs de deur uitgestuurd hebben. Daarna had hij de andere aanwezigen een voor een de huid volgescholden en had hij het hele experiment opgeblazen. Wat uiteindelijk uit de bus kwam, was een experiment in Zuid-Oost waarbij alleen de sociale dienst en arbeidsvoorziening gesprekspartners waren. Zo is het experiment er ook gekomen. 

De NV Werk startte echter -buiten directeur Denijs van de sociale dienst om- onderhandelingen met wethouder Krikke van economische zaken over nog zo' n experiment. De hoodrolspelers- Denijs en Verhey waren in dezelfde week in onderhandeling met resp. de wethouders van sociale zaken en van economische zaken over de financiering van de projecten.  Dit leidde uiteindelijk tot een experiment in Bos en Lommer, waar NV Werk onderaannemer is van de sociale dienst en een soortgelijk experiment als in Zuid-Oost van de grond kwam.

Wij zouden hier verder de onderhandelingen van de afgelopen jaren kunnen proberen te reconstrueren uit de vele geruchten die de ronde doen, maar dat is niet de bedoeling van dit stukje. De bedoeling is duidelijk te maken, dat de gesprekken en onderhandelingen buiten de gemeentepolitici om achter gesloten deuren plaatsvonden, en dat pas achteraf en dan nog slechts gedeeltelijk debatten in de gemeenteraad plaatsvonden over het beleid. En er mochten dan voortdurend berichten in de krant verschijnen over de Amsterdamse plannen, die vaak hele of halve waarheden bevatten, omdat de journalisten vaak ook maar een of enkele onbevestigde versies van het verhaal kenden, een maatschappelijk debat tussen het maatschappelijk middenveld in Amsterdam, de politiek en de ambtelijke beleidsmakers was ver te zoeken, terwijl er toch ingrijpende beleidswijzigingen op het programma stonden. 

Hoe slecht de ontwikkeling van de afgelopen jaren geweest is, blijkt wel als we de geruchtenmachine verder analyseren. De machine wordt gecompleteerd met geruchten van onderop, van de clienten, die met de nieuwe systemen van arbeidsbemiddeling worden geconfronteerd. Deels zullen hun verhalen tot stand komen door het aloude mechanisme, dat aan het begin van de straat iemand zijn pink heeft gebroken en dat-als het vele malen is doorverteld zo iemand aan het eind van de straat al zijn ledematen heeft gebroken. Maar de geruchtenmachine van onderop wordt ook veroorzaakt door het feit, dat de lagere ambtenaren, waar clienten mee te maken krijgen vaak ook niet weten wat de stand van zaken is, waarna ze maar wat tegenover de clienten beweren. Zoals het gerucht over Amsterdam Noord, waar werkgevers onder druk gezet zouden zijn.

Een van de belangrijkste schakels in de geruchtenmachine is Het Parool. Jos Verlaan gunt ons regelmatig een kijkje in de diepste ziele roerselen van wethouders, gemeenteraadsleden en hoge ambtenaren en hij geeft naar eigen zeggen ware informatie over geheime onderhandelingen en machtsspelletjes op het stadhuis. Cees Tamboer verwerkt in zijn artikelen regelmatig citaten uit geheime concept nota's, die vaak qua tekst aanzienlijk afwijken van wat de gemeenteraad onder ogen krijgt. De tekst verschillen tussen door niemand te verifieren conceptnota's en de definitieve versies worden door Tamboer gebruikt om de wethouder van sociale zaken een veeg uit de pan te geven.

En de clienten van de sociale dienst of andere werkzoekenden lezen die artikelen in Het Parool dan weer, en zo komen de geruchten van bovenaf en van onderop bij elkaar, en vormen een geheel, de geruchtenmachine.
Een centraal gecoordineerd voorlichtingsbeleid over al die onderhandelingen ontbreekt.
De gemeenteraad lijkt pas bij de plannen te worden betrokken, als alles al in kannen en kruiken is.

En het wantrouwen van clienten van de sociale dienst en hun organisaties groeit. Iedereen die in de geruchtenmachine meespeelt heeft zo zijn belangen, meningen, contacten, gesprekken en onderhandse onderhandelingen. Niemand schijnt de regie in handen te hebben.

Piet van der Lende

woensdag 21 april 1999

Enkele opmerkingen van de Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam en de Bijstandsbond bij het projekt Inzet in Zuid-Oost.


Ook gepubliceerd in NN.

Met op de achtergrond een sterke lobby in de gemeentepolitiek, die oa bestaat uit directeuren van gemeentelijke diensten, geprivatiseerde instanties die zich met werkgelegenheid bezig houden, het onderzoeksinstituut 'Nijfer' en de fractie van D'66, wordt in de gemeenteraad het plan 'Ínzet Zuid-Oost' besproken. Kern van het plan is, dat vanaf september de sociale dienst en de arbeidsvoorziening met op termijn de Uvi's in een projekt gaan samenwerken, waarbij alle clienten van de sociale dienst in een bepaald postcodegebied - en later misschien WW-ers en WAO-ers-verplicht zullen zijn aan het experiment mee te werken en waarbij zaken als arbeidsbemiddeling, verstrekking van uitkeringen, schuldhulpverlening, kinderopvang, scholing en psycho-sociale therapien vanuit een projekt worden georganiseerd. Daarmee gaat dit plan veel verder dan en loopt vooruit op de discussie over de CWI's die op stapel staan en hoe die lokaal moeten worden ingevuld. Er vindt in het projekt nadrukkelijk geen privatisering van de uitvoeringstaken van de sociale dienst plaats. Ondertussen werkt de bovengenoemde lobby echter aan een ander plan, waarin dit wel het geval zal zijn. Dit plan is in hoofdlijnen reeds klaar. De discussie dreigt zich daardoor toe te spitsen op wel of niet privatiseren, waarbij andere uitgangspunten van beide projekten onderbelicht blijven.  

Het projekt in Zuid-Oost kan worden gezien als het sluitstuk van een beleid, dat de afgelopen tien jaar werd gevoerd. In de afgelopen jaren is de druk op de werklozen, iedere vorm van betaald werk te aanvaarden  opgevoerd. Door middel van strafkortingen, verplichte begeleidingsgesprekken, afschaffing van het begrip passende arbeid, herinvoering van sollicitatieplicht voor mensen ouder dan 57 en een half jaar, de Wet Boeten en
Maatregelen en de formulering van een gemeentelijk uitstroombeleid werd getracht, het aantal werklozen terug te dringen. De meeste werkzoekenden en werkenden hebben inmiddels de flexibiliteit van een skippybal. Een groot deel van de bijstandsgerechtigden stroomt na kortere of langere tijd uit de bijstand. Het aantal werkenden, dat wisselende banen heeft, neemt toe. De baan voor het leven is er allang niet meer. 70% van alle werknemers heeft te maken met enigerlei vorm van interne of externe flexibilisering. Door middel van verlaging van loonkosten voor werkgevers is er een ongerichte ekonomische groei, die in beperkte mate extra banen oplevert. Voornamelijk flexibele deeltijdbanen met tijdelijke contracten.
Op het personeelsbeleid van de werkgevers wordt door de overheid nauwelijks invloed uitgeoefend. Er wordt slechts getracht, de aanpassing van de arbeidskrachten aan het soort banen dat ontstaat te bevorderen.

Zoals gezegd beschouwen wij de sluitende aanpak van het projekt in Zuid-Oost als een sluitstuk van dit beleid. Aan de banen die de werkgevers aanbieden worden in het plan vier regels gewijd; de rest van het plan gaat over hoe de werklozen te begeleiden, belemmeringen in de persoon weg te nemen, werklozen bij te scholen, etc.

Er wordt ongeveer fl 20.000,- per werkloze geinvesteerd. Dat is- als het experiment van toepassing zou zijn op alle uitkeringsgerechtigden, fl 20.000,- maal 60.000 is fl 12.000.000.00,- Er is geen sprake van dat de gemeente dit bedrag heeft of krijgt om alle werklozen te begeleiden. Er wordt juist bezuinigd op de arbeidsvoorziening. De arbeidsvoorziening Amsterdam heeft momenteel nauwelijks voldoende geld de salarissen van het personeel te betalen. Het experiment kan dus in deze vorm nooit naar de hele stad worden uitgebreid.
De financiele filosofie achter dit beleid en achter het projekt in zuid-oost is echter, dat op deze wijze de werkloosheid wordt teruggedrongen en dat daardoor uitkeringsgelden worden bespaard en er geld overblijft voor weer nieuwe opjaagprojekten. Je kunt de uitkering van iemand kapitaliseren en dan dat geld in een kortere periode gebruiken om in de desbetreffende persoon te investeren. Dan is ie uit de uitkering en bespaart de overheid uiteindelijk geld en kunnen de sociale premies omlaag. Het is echter sterk de vraag, of dit werkt. Daar bestaat geen enkele zekerheid over. Als er ergens anders iemand weer werkloos wordt, blijft het aantal uitkeringsgerechtigden gelijk en wordt geen geld bespaard. De terugloop in de bijstand is voornamelijk een gevolg van de doorstroom van moeilijker bemiddelbare werklozen naar de gesubsidieerde arbeid in de WIW. Maatschappelijk gezien heeft dit beleid bovendien desastreuze gevolgen. Werkenden voelen zich onder druk gezet, toch maar vooral niet in de bijstand terecht te komen, werklozen voelen zich onder druk gezet, door middel van contracten waar veel algemene plichten en weinig rechten in staan alles maar te aanvaarden. En er zijn steeds meer uitvallers. Mensen met het 'burn-out' syndroom, een somatisering van de spanningen op het werk, de onzekerheid over je toekomst, de noodzaak je steeds weer te moeten aanpassen. Er ontstaat dan ook alweer een discussie over het groeiend aantal wao-ers. Bij dit beleid is een discussie over verlaging van uitkeringen of verdere beperking van groepen, die voor een uitkering in aanmerking komen onvermijdelijk.
En dan nog: in het projekt worden slechts 350 mensen begeleid naar betaald werk. Althans, dat wordt in de wandelgangen gezegd. In het rapport van het projekt 'Ínzet' zelf wordt geen enkele indikatie gegeven van de mogelijke resultaten. Er worden miljonene uitgetrokken voor met een volstrekt onzeker en van te voren vaststaand mager resultaat.   

Voor minimaal 350 mensen waarvan duidelijk wordt, dat ze in feite arbeidsongeschikt zijn volgens de criteria van de beleidsmakers komen er op basis van vage contracten activiteiten, zoals therapien en cursussen 'omgaan met de heersende normen en waarden' waarvan volstrekt vaag is, in hoeverre dit verplicht is.  
Onze ervaring met de reeds bestaande  toeleidingscentra is, dat de clienten contracten onder hun neus krijgen geduwd en onder druk worden gezet die te tekenen, waarbij de inhoud van het contract slechts bestaat uit de opsomming van algemene verplichtingen voor clienten mee te werken. Verplichtingen van het toeleidingscentrum worden niet geformuleerd en vastgelegd. Je tekent als client slechts, dat je aan alles meewerkt. Wij vragen ons af, wat de juridische basis is van dergelijke contracten en in hoeverre alle clienten, die verder niets gemeenschappelijk hebben dan het feit, dat ze een uitkering hebben in een bepaald postcodegebied zonder onderscheid des persoons verplicht kunnen worden een dergelijk algemeen contract te ondertekenen en aan het projekt mee te werken. Volgens ons staat deze verplcihting niet in de bijstandswet geformuleerd, en ook niet in nadere Maatregelen van Bestuur of gemeentelijke verordeningen die naar aanleiding van die wet zijn geformuleerd.
Om een voorbeeld te noemen: een client die op medische gronden arbeidsongeschikt is verklaard, kan niet worden verplicht een contract te tekenen, waarin hij/zij zich in feite vastlegt een therapie te volgen of vrijwilligerswerk te doen op voorstel van de begeledingsambtenaar wanneer op geen enkele wijze is geformuleerd of en zo ja hoe de begeleiding leidt tot betaald werk.
Bij de discussie over de nieuwe bijstandswet in de Tweede Kamer is nadrukkelijk vastgesteld, dat de verplichting tot het verrichten van vrijwilligerswerk alleen in uitzonderingsgevallen tijdelijk mogelijk is, wanneer duidelijk is, dat het deel uitmaakt van een van te voren vastgelegd traject dat leidt naar betaald werk.
Een en ander betekent volgens ons dat:
a)  Clienten die arbeidsongeschikt zijn of waarvan duidelijk is, dat ze nooit meer betaald werk kunnen verrichten niet verplicht kunnen worden aan het projekt mee te werken. Zij hebben slechts de verplichting, al die inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn om de rechtmatigheid van het verstrekken van een uitkering te kunnen beoordelen.
b)  Bij clienten die wel worden begeleid naar betaald werk in het contract van te voren vastgelegd dient te worden welke contrete activiteiten vanuit 'Ínzet' zullen worden geinitieerd om het doel-betaald werk- te bereiken.


zondag 7 augustus 1994

Protestmuur op de Dam

Op Prinsjesdag, dinsdag 20 september, bouwt het Komitee Am­sterdam Tegen Verarming om elf uur een protestmuur op de Dam. Het komitee is een samenwerkingsverband van de vakbonden, organisaties van uitkeringsgerechtigden en kerkelijke organi­saties. Amsterdammers kunnen op Prinsjesdag hun mening over het nieuwe paarse kabinet op de protestmuur schrijven. Het gaat ons met name om de wijzigingen in de sociale zekerheid, vooral m.b.t de bijstandswet, die het kabinet heeft voorge­steld. De protestmuur is tevens bedoeld als start voor een klachten­aktie over de sociale dienst in Amsterdam die het Komitee Amsterdam Tegen Verarming dit najaar houdt.

De laatste tijd komen er bij de belangenorganisaties veel klachten binnen over de Sociale Dienst in Amsterdam. Bij een enquete van de dienst zelf vulde 25% van de clienten in, dat de dienst bij hen fouten had gemaakt. En dit zijn dan alleen fouten, die de clienten zelf in de gaten hadden. In werkelijk­heid ligt het percentage fouten dus nog hoger. Om de ervaringen met de sociale dienst te verzamelen organi­seert het komitee drie schrijfdagen onder het motto: "Schrijf het van je af". Mensen kunnen op de schrijfdagen hun klachten komen vertellen op 10 verschillende plaatsen in de stad. Daarnaast nodigen we mensen uit te komen vertellen wat hun ervaringen zijn met vrijwilligerswerk. Zo kan duidelijk worden dat veel mensen, in tegenstelling tot het beeld dat van mensen zonder betaald werk bestaat, veel doen in allerlei vormen van onbetaald werk.

De ervaringen worden opgetekend in een klach­tenboek. Daarbij zal het Komitee een aantal eisen formuleren waaraan de nieuwe bijstandswet en een sociaal gemeentelijk beleid moet voldoen. De schrijfdagen worden gehouden op 18 oktober, 15 november en 13 december.

Overwegingen bij de aktie

In verschillende sociale zekerheidswetten zijn grote verande­ringen op komst. Er moet bijvoorbeeld 380 miljoen worden bezuinigd op de bijstand. Bovendien zullen de basisuitkeringen omlaag gaan. Daarnaast komt een systeem van toeslagen, waar­voor men in aanmerking komt als men aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het is de bedoeling, dat de bijstandswet wordt gein­dividualiseerd, dwz minder door het Rijk opgestelde regels en grotere beleidsvrijheid van de gemeenten om wel of geen toe­slagen te geven. De gemeenten hebben hier zelf op aangedron­gen. Daarnaast is de kans groot dat er strengere eisen gesteld worden aan het aktief naar werk zoeken, het volgen van een scholing of het uitvoeren van maatschappelijk 'nuttige' taken. Het Komitee Amsterdam Tegen Verarming vraagt zich in de eerste plaats af of de sociale dienst in Amsterdam wel in staat is om al de bovengenoemde veranderingen in de bijstandswet, met name de individuele beoordeling, goed te organiseren. Wat zijn de knelpunten en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de dienstverlening van de sociale dienst in Amsterdam te verbete­ren, zodat de sociale dienst en de gemeente de grotere be­leidsvrijheid die zij krijgen op een goede manier invullen? Wat het landelijk beleid betreft stellen wij de vraag: in welke vorm moet de beleidsvrijheid van de gemeenten in de nieuwe bijstandswet worden vastgelegd? In de tweede plaats vraagt het Komitee zich af waar het verder onder druk zetten van werklozen toe zal leiden gezien het feit, dat de werkloosheid onveranderlijk hoog blijft en dat er knelpunten zijn in de samenwerking tussen arbeidsbureau en sociale dienst.

Er wordt gesproken over de verplichting, vrijwilligerswerk te verrichten in ruil voor een toeslag tot het sociale minimum. De vraag is natuurlijk: wie bepaalt wat maatschappelijk nuttig is? Is dat vrijwilligerswerk dat nu door veel uitkeringsgerechtigden wordt gedaan of zijn dat wegbezuinigde banen in de groenvoorziening, het welzijnswerk, etc.? Wij willen met onze aktie aantonen dat nu al vrijwilligerswerk door duizenden uitkeringsgerechtigden wordt gedaan. Sommigen gebruiken dit als opstapje naar betaald werk, anderen hebben er hun levensvervulling in gevonden. Gezien de grote werkloos­heid is het onjuist dat mensen in de bijstand onder druk gezet worden door de overheid vastgesteld vrijwilligerswerk te doen. Dit vergroot de kans op verdringing van betaald werk en leidt niet tot meer werkgelegenheid op de reguliere arbeidsmarkt.

woensdag 4 december 1991

Advies van de clientenraad over het JWGP

De Directie van de Gemeentelijke Sociale Dienst
Vlaardingenlaan 15
1062 HM Amsterdam

                                 Amsterdam, 4-12-1991

Mevrouw/Mijnheer,

Hierbij sturen wij u enige opmerkingen, suggesties en vragen van
de clientenraad bij de invoering van het Jeugd Werk Garantie Plan
op 1 januari  1992.
Uit de nota "vierde versie werkplan invoering JWG Amsterdam"
blijkt ons, dat de statuten van Stichting Maatwerk gewijzigd
zullen worden. Ook schijnen er beroepsmogelijkheden te zijn in
het kader van de JWGW. Buiten de bovengenoemde nota hebben wij
geen stukken ontvangen en wij willen voor een meer definitief
oordeel nadere informatie afwachten. Desalniettemin hebben wij
gemeend, nu reeds enkele voorlopige opmerkingen te moeten maken
bij de nota die hierboven staat genoemd, omdat de tijd dringt en
de JWGW reeds op 1 januari zal worden ingevoerd. Na verdere
bestudering van stukken zullen wij een meer definitief standpunt
naar voren brengen. In de hoop, u met dit pre-advies voorlopig
voldoende informatie  te hebben verstrekt,

hoogachtend,
A van der Vliet, secretaris

voor deze, P van der Lende

cc P van Dijck, ambtelijk secretaris


Enige opmerkingen en vragen  van de clientenraad bij de invoering van het JWGW.

werkgelegenheidsbeleid

De Nederlandse overheid richt zich bij het bestrijden van de werkloosheid vooral op een aktiverend arbeidsmarktbeleid; er worden pogingen ondernomen, vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
beter op elkaar af te stemmen. Op zich scheppen deze pogingen geen werkgelegenheid. De clientenraad is van mening, dat daar­naast gestreefd moet worden naar een aktief werkgelegenheidsbe­leid. Maatregelen die direct de werkgelegenheid bevorderen zijn een noodzakelijke aanvulling, vooral voor groepen die moeilijk
aan de slag komen. De clientenraad is geen tegenstander van een geintegreerd scholings-inkomens- en arbeidsmarktbeleid, maar wel als dit gepaard gaat met een verlaging van het uitkeringsniveau.
Het argument werk gaat voor inkomen mag niet worden gebruikt als alibi om de uitkeringen te verlagen tot een onaanvaardbaar niveau.
Bovendien leidt een minimaal inkomen vaak juist tot minder kansen op werk. Verlaging van de uitkering om mensen te prikkelen weer aan het werk te gaan bevestigt vooroordelen, want op deze wijze doet de rijksoverheid het voorkomen, dat er volop betaald werk voorhanden zou zijn, maar dat de werklozen dit niet aanvaarden omdat de uitkeringen te hoog zouden zijn. Aan het echte probleem, het gebrek aan volwaardige werkgelegenheid, doet de rijksoverheid weinig. In feite beperkt men zich voornamelijk tot een indirect
werkgelegenheidsbeleid door het beá‹ánvloeden van de macro-ekonomi­sche voorwaarden, die op hun beurt weer van invloed zijn op het werkgelegenheidsniveau.
De rijksoverheid zou er beter aan doen om het vele werk dat nu onbetaald wordt verricht, en dat vaak onmisbaar is voor het funktioneren van de samenleving, te honoreren. Deze arbeidsplaat­sen zouden kunnen worden ingevuld om de vele voorzieningen die de afgelopen jaren zijn afgebroken of verminderd weer op een aan­vaardbaar peil te brengen. Voorbeelden hiervan zijn de gezond­heidszorg en het welzijnswerk.
Wat het werkgelegenheidsbeleid betreft ten slotte nog een opmer­king over de Amsterdamse situatie. Er lijkt zich een wildgroei voor te doen van scholingsinstituten, werkervaringsprojecten, subsidieregelingen voor werkgevers, etc. Zelfs deskundige ar­beidsbemiddelaars zien vaak door de bomen het bos niet meer, laat
staan de individuele werkloze. Deze situatie en de in het verle­den moeizame samenwerking tussen verschillende instellingen heeft ertoe geleid, dat werklozen die zelf met voorstellen kwamen om
weer aan het werk te geraken soms van het kastje naar de muur werden gestuurd.

kwaliteit  arbeidsplaatsen

De JWGW biedt geen garantie op een volwaardige arbeidsplaats. Wanneer de jongere twee maal een half jaar een werkervarings­plaats heeft bezet krijgt hij/zij nog een kans op een andere werkervaringsplaats. Dit rondpompen van werklozen kan in veel gevallen leiden tot demotivatie en frustratie bij de betrokkenen.
Ondanks alle toetsingsvoorwaarden blijft het risico van concur­rentievervalsing en het uithollen van de positie van werknemers met een vast dienstverband.  Ronduit verwerpelijk vindt de clientenraad het feit, dat de
invoering van de JWGW gepaard gaat met een sterke daling van het uitkeringsniveau. Dit is als het ware een sanctie vooraf.
Wordt men voor de JWGW geselecteerd, dan heeft men recht op het minimum jeugdloon, maar valt men buiten de boot dan is men aangewezen op een veel lagere uitkering. In een tijd waarin individualisering en verzelfstandiging van burgers hoog in het vaandel staan wordt jongeren de mogelijkheid ontzegd om zelfstan­dig te wonen en te leven. Met een verlaging van de uitkeringen zullen er bij ouders en verzorgers financiele problemen ontstaan omdat zij zullen moeten bijdragen in de kosten van levensonder­houd van de thuiswonende jongere.
Sommige gemarginaliseerde groepen jongeren zijn zeer moeilijk bereikbaar en vereisen een heel andere aanpak dan de JWGW. Het is onjuist, de problemen van deze groepen voor een onevenredig groot
deel te schuiven op het bordje van de ouders, die vaak zelf behoren tot groepen die het financieel en anderszins zeer moei­lijk hebben.

De toegepaste sanctie van 13 weken uitsluiting van de uitkering vindt de clientenraad veel te zwaar, temeer daar de uitkeringen toch al sterk zijn verlaagd. Gevreesd moet worden dat dwang niet leidt tot een gemakkelijke inpassing in bedrijven en instellingen maar integendeel demotiverend werkt voor de jongere.

Konklusies

Uit het voorgaande blijkt, dat de clientenraad geen voorstander is van de JWGW waarvan de effectiviteit ernstig wordt betwijfeld.
Bovendien vindt de clientenraad de hiermee gepaard gaande uitke­ringsverlaging en de opgelegde sancties zeer onrechtvaardig en onacceptabel. De clientenraad pleit voor een werkgelegenheidsbe­leid voor jongeren op basis van vrijwilligheid, het belonen van de deelname hieraan met een extra toeslag op het minimumloon en verwerpt de sancties voorzover er geen volwaardige arbeidsplaats wordt aangeboden.

Gezien het bovenstaande doen wij de volgende suggesties en stellen wij de volgende vragen.

suggesties

Wij betwijfelen of alle jongeren een werkervaringsplaats kan worden aangeboden, zeker gezien de grote instroom die in 1993 zal plaatsvinden, wanneer uitbreiding tot stand komt naar de catego­rie twintig jarigen. Ook is het zo, dat bijvoorbeeld het aantal technische banen in de collectieve sector beperkt is, terwijl
daar in het bedrijfsleven wel vraag naar is. Wij pleiten er dan ook voor, dat zoveel mogelijk wordt geselecteerd op basis van vrijwilligheid. Vrijwillige aanmelding stimuleren door gerichte campagnes via folders, media, etc. Het zou te gek zijn indien een jongere graag een werkervaringsplaats voor een technisch beroep wil, waar ook vraag naar is, en er dan wordt gezegd: sorry, dat hebben we niet, ga maar papiertjes prikken. Men dient rekening te houden met de wensen van betrokkene, zeker wanneer die in het
perspectief van de arbeidsmarkt ook realiseerbaar zijn.

Wij pleiten voor een intensieve, zeer individueel gerichte begeleiding door alle instanties, betrokken bij de invoering van de JWGW. Het verdient aanbeveling, voor elke jongere een indivi­dueel trajectplan te maken. Tevens zal aandacht besteed moeten worden aan de thuissituatie van de jongere. Dit betekent inten­sieve samenwerking met het maatschappelijk werk, welzijnswerk,etc.

Wij pleiten voor een zeer gematigd en terughoudend sanctiebeleid, daar een groot deel van de jongeren uit de specifieke doelgroepen al langere tijd in de marge van de samenleving verblijft. Wij geven als suggestie, eventuele sancties gefaseerd in te voeren, bijvoorbeeld niet meteen de uitkering 13 weken stopzetten, maar
de eerste week bv 5% korten, de tweede week 10% enzovoort. Indien dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld eerst een week de uitkering inhouden, enzovoort. Bovendien dient de GSD zeer zorgvuldig om te
gaan met het criterium, dat aangeboden werk driemaal mag worden geweigerd.

Indien mensen aandragen dat ze niet geschikt zijn voor een bepaalde baan, adviseren wij een tweede keuring in te voeren door een Bedrijfsgezondheidsdienst, eventueel nadat een keuring door de GG en GD heeft plaatsgevonden. Volgens ons moet hangende de keuringen de sanctie van 13 weken niet worden toegepast. Er is een groep zeer moeilijk bemiddelbare jongeren, die tussen de wal en het schip dreigt te vallen, omdat ze enerzijds niet in aanmer­king komen voor de AAW, terwijl anderzijds werken in het kader van de JWGW moeilijk is. Met deze groep dient zeer zorgvuldig te worden omgesprongen. Voor een gedeelte van deze groep moet overgang naar de ABW worden overwogen.

Wanneer betrokken client een aanbod gedaan wordt voor een werker­varingsplaats en er moet voor een bepaalde datum gereageerd worden, dan dient de datum van het poststempel te worden aange­houden als datum waarop de brief verstuurd is. Dit betekent ook, dat een aanbod schriftelijk gedaan dient te worden.

Volgens ons dient toetsing van geschikte arbeidsplaatsen ook te gebeuren door de directeur van de GSD. Toetsing van arbeidsmarkt­relevantie en van concurrentievervalsing van aangeleverde garan­tiebanen vindt nu plaats door het arbeidsbureau en indien aanwe­zig toetsen medezeggenschapscommissies en/of ondernemingsraden.

Wij pleiten voor aparte projecten voor zeer moeilijk plaatsbaren, ook al is dit in het kader van de JWGW slechts beperkt mogelijk.

Wij pleiten voor intensieve samenwerking tussen de bemiddelende instanties en scholingsinstituten, ook die van het leerlingwezen, zodat gebruik gemaakt kan worden van de aldaar aanwezige kennis, ervaring en faciliteiten en voor jongeren een zinvolle vorm van lerend werken kan worden ontwikkeld, ook al beperkt de JWGW de mogelijkheden voor samenwerking.

De kwaliteit van de werkervaringsplaatsen dient aan bepaalde criteria te voldoen en de uitvoeringsorganisatie dient erop toe te zien, dat deze kwaliteit gehandhaafd blijft. Het heeft geen zin, jongeren de hele dag te laten kopieren, terwijl het formeel een administratieve baan is. Inlenende instanties hebben vaak liever een jongere die in feite de hele week werkt en die aan scholing, etc. niets kost, dan een jongere, die wel een scholing
volgt. Ook dient ernaar te worden gestreefd, dat er niet alleen sprake is van training on the job of funktietraining, maar dat de jongere de mogelijkheid wordt geboden ook meer algemene kennis©en
vaardigheden te ontwikkelen. Deze algemene kennis en vaardigheden vergroten evenzeer de mogelijkheden van de jongere op de arbeids­markt als specifieke beroepscursussen.

Hoezeer ook wordt beweerd, dat de JWGW een sluitende aanpak betekent, een garantie op volwaardig werk heeft de jongere niet. Toch dient daarnaar zoveel mogelijk gestreefd te worden, doordat
de uitvoerende organisaties concrete afspraken maken over banen bij instellingen en bedrijven waar JWGWers in door kunnen stromen. Ook verdient het aanbeveling, de werkervaringsplaatsen
uit te breiden naar het bedrijfsleven, al mogen deze plaatsen bestaande arbeidsplaatsen niet verdringen. De clientenraad betreurt het, dat de overheid vooralsnog niet bereid is, de werkgevers op enigerlei wijze onder druk te zetten bijvoorbeeld in het kader van de JWGW of de WAGW moeilijk plaatsbaren in
dienst te nemen. Toch dient ernaar gestreefd te worden volwaar­dige arbeidsplaatsen voor hen te creeren, ook door in plaats van de JWGW met de werkgevers om de tafel te gaan zitten om een jongere in dienst te nemen en hem of haar middels aanvullende scholing op te leiden voor een bepaalde funktie.
In verband met dit punt concludeert de clientenraad, dat het welslagen van de JWGW behalve van de medewerking van de werkge­vers ook afhangt van het personeel in een bepaald bedrijf en van de vakbeweging, oa in het RBA, om zich in te zetten voor de moeilijk plaatsbare werklozen, zodat zij weer voor een volwaardi­ge baan in aanmerking komen.

vragen

Volgens de nota "werkplan invoering JWGW Amsterdam vierde versie" van 24 september 1991 zal de GMD ieder jaar twintig kandidaten voor de JWGW aanleveren. Onze vraag: wanneer komen gehandicapten
in de JWGW of de IOAW terecht?. Voor gehandicapten die in de JWGW  komen vragen wij ons af, of er ook pogingen worden ondernomen, aanpassingen op de werkplek te doen, te financieren via de AAW.
Werkt de GMD mee aan een aanpassing van de werkplek? Als het slechts een garantiebaan is, zeggen ze dan bij de GMD niet: dat is de moeite niet. Verder: in hoeverre treedt er een vermenging op van JWGW en WSW? Wat wordt de onderlinge relatie tussen WSW, banenpool en JWGW?

Met het bestuur van de stichting Maatwerk worden afspraken gemaakt over de condities die voor de uitvoering van de JWGW noodzakelijk worden geacht. Wat houden die condities in?



Wij vinden de passage in de nota "invoering JWGW-vierde versie" over de beroepsmogelijkheden onduidelijk. (op bladzijde 18) Graag zouden wij hierover wat nadere informatie ontvangen.

Open monumentendag in woon werk pand Tetterode in Amsterdam

 Beste mensen, Dit weekend is woon werk pand Tetterode in Amsterdam geopend in het kader van Open Monumentendag. Ook de Bijstandsbond, geves...