Posts tonen met het label stedelijke economie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label stedelijke economie. Alle posts tonen

dinsdag 24 september 2013

Economie en arbeidsmarkt Amsterdam

Uit de nieuwsbrief Vakbeweging in beweging Lokaal Amsterdam september 2013


Pijnlijke tegenwind in 2e fase Grote Recessie
  
De stad Amsterdam is één van de belangrijkste centra van economische activiteit in Nederland. Handel, Financiële Dienstverlening, Transport, Toerisme, Wetenschap, Cultuur en de Creatieve Industrie zijn de belangrijkste bronnen voor economisch welzijn voor Amsterdam. De “Grote Recessie”die is ingetreden na de “bijna ineenstorting” van het Bank- en Kredietwezen in de Atlantische wereld in 2008-2009 heeft de Amsterdamse economie geraakt. Allereerst, 2008-2010, minder sterk dan elders in Nederland. De 2e fase van conjuncturele neergang 2011-2013 doet zich echter nu pijnlijk voelen.
   
Basis wel op orde
  
Handel, Transport, Toerisme bewegen door de internationale vervlechting mee met economische ontwikkelingen in de Europese Unie en in de rest van de wereld. De Aziatische en Amerikaanse economieën hebben tot nu toe weer de weg omhoog gevonden na het “Lehman" - debacle. De Europese Economie toont voorzichtige tekenen van herstel. (zomer 2013) Zij het dat dit herstel vooralsnog kwetsbaar is en vooral in de industriële productie een grillig patroon vertoont van groei gevolgd door terugval. De Europese groei aanjagende factor is daarnaast nogal eenzijdig afhankelijk van de economische motor van de Duitse Bondsrepubliek. De andere economische Europese grootmachten (Span-je, Italië, Frankrijk en Groot-Brittannië) kampen nog met structurele problemen. Problemen die er toe leiden dat hun Binnenlands Product nog onder het niveau ligt van 2008. Het jaar waarin de “Grote Recessie” intrad. De klassieke Amsterdamse welvaartsproducenten hebben door hun verworven voorsprong in kennis en vaardigheden hun plaats in de wereld weten te behouden. Toename van activiteit is echter gering. De klassieke Amsterdamse economische krachtbronnen draaien tot nu toe stationair. De Stad zelf is door haar ligging en de kwaliteit van haar hooggeschoolde beroepsbevolking nog steeds een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven die werkzaam zijn in de bedrijfs-takken van Groothandel en Transport.
  
Manifeste krimp

De Amsterdamse economie wordt bovenmatig getroffen door een manifeste afbrokkeling van 2 eertijds sterke krachtbronnen van haar economie. Dit zijn de sectoren van Financieel Dienstverlening en de Creatieve Industrie. Elk idee, vroeger gekoesterd door de Amsterdamse Stadsbestuurders, dat de Zuid-As het Canary Wharf op het Europese continent zou kunnen worden zal moeten worden bijgezet in het Museum van Illusie Denken. Het financiële centrum van Frankfurt is hiervoor beter toegerust en beschikt over de Europese Centrale Bank. Daarnaast herstructureert de financiële sector op wereldniveau zich zelf door vereenvoudiging en het afscheid nemen van onnodige exotische activiteiten. De opkomst van Azië vertaalt zich ook in een beweging in de Financiële sector naar het Oosten. Werkgelegenheid in de eertijds belangrijke financiële dienstverlening in Amsterdam neemt sterk af. De sector krimpt letterlijk en figuurlijk. Technologische vernieuwingen versterken het proces van uitstoot van arbeid. Er is manifest sprake van werkgelegenheidsverlies. Het baanverlies en het wegtrekken van hooggeschoold personeel remt de groei van consumptie en dempt daarmee economische activiteit in de stad in allerlei dienstverlenende activiteiten en detailhandel. Ook al is er elders sprake van groei dan geschiedt dit in een omgeving waarin stevige remmende krachten aan het werk zijn. Technologische veranderingen doen de eertijds bloeiende Creatieve Industrie (reclamewezen, mediawereld, specialistische drukkerijen. Kunst en cultuur ) in de Stad Amsterdam kraken. Het nieuwe speelgoed van I-pad, E-boek, Legal en IlIegal down loading doet de arbeidsintensieve Creatieve Industrie op haar grondvesten schudden. De toegevoegde waarde is aan ernstige erosie onderhevig meldt de Economische Verkenning 2012 van de gemeente Amsterdam.
De negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid van technologische vernieuwing in de Creatieve Industrie worden versterkt door afname van opdrachten die voortvloeit uit de reeds gememoreerde krimp van de eertijds supervermogende Financiële Dienstverlening.
  
Extra tegenwind
  
De Nederlandse economie is in de eerste decade van de 21e eeuw in het spoor van een Kredietbel Economie terecht gekomen. Ongeremde particuliere krediet verlening heeft een kunstmatige over-consumptie gegenereerd. Het Bankenstelsel is door riskante financiering d.m.v. interbancaire leningen zwak. De benodigde staatsinterventie in het Bankenstelsel heeft naast de toenemende uitgaven ingevolge ons sociaal zekerheidsstelsel geleid tot toename van staatsschuld en financierings-tekorten op de Rijksbegroting. De 3 kredietbellen van Nederland worden in het kader van gemaakte afspraken in de Europese Muntunie en in andere internationale instellingen naar beheersbare proporties teruggebracht. Het rijk bezuinigt en verschaft aan alle andere overheden minder middelen voor het verrichten van taken. Deze krimp vertaalt zich in afbrokkeling van werkgelegenheid bij de overheden zelf. Middelen om een activerend economisch en arbeidsmarktbeleid te voeren nemen in omvang af. De reeds aanwezige remmende krachten in de economie krijgen volgens de theorie een extra remkracht.

Negatieve spiraal in Amsterdamse Arbeidsmarkt

Vooral voorjaar en zomer 2013 is de Arbeidsmarkt in Amsterdam vanuit het werknemersperspectief in een uiterst onaangename negatieve spiraal terecht gekomen. Het aanbod van arbeid, (hoogge-schoold- middelbaar geschoold- laag geschoold) neemt toe. De vraag naar arbeid, ( de aanwezige vacatures van bedrijven en instellingen), neemt af. Het starters klimaat voor beginnende ondernemers is verre van rooskleurig. De Arbeidsmarkt staat op zijn kop zeggen onze Zwolse FNV Collega’s in een aankondiging voor een openbare FNV -Bijeenkomst. Wat voor Zwolle geldt is ook voor Amsterdam waar. De waarheid is dat Nederland wordt geconfronteerd met recordwerkloosheid. Volgens de Werkloosheidmeter nam de werkloosheid in de maand september 2013 met 700 per dag toe. Elk idee dat snel verbetering zal optreden is voorlopig uitgesloten. Wat we zien is het verschijnsel van “Baanloze Groei”. D.w.z. dat de toename van activiteiten niet evenredig leidt tot het creëren van arbeidsplaatsen doordat bedrijven van ongebruikte capaciteit gebruik maken en technologisch vernieuwen. Opmerkelijk is dat hooggeschoolde en duurbetaalde werknemers niet meer vrijgesteld zijn van “exit beleid”. Velen van hen kunnen in de eigen sector niet meer aan de slag en moeten na een grondige heroriëntatie elders op de arbeidsmarkt een nieuwe loopbaan opbouwen. Het oplossen van de zich voordoende vraagstukken gaat lang duren. Het enige lichtpunt is dat bij een vergrijzende Nederlandse bevolking een onontkoombare vervangingsvraag gaat optreden. Echter de Amsterdamse beroepsbevolking is in relatieve zin tamelijk jong.
  
Kengetallen Amsterdamse Arbeidsmarkt
  
Adequate beleidsvorming door de FNV leiders in Amsterdam vraagt allereerst om kennis van feiten. Hieronder worden een aantal relevante kengetallen weergegeven:
  
WERKLOOSHEID NEDERLAND     SEPT.2013                 8,6%                                      746 505
WERKLOOSHEID NEDERLAND  2009                              3,7%                                      302 000
WERKLOOSHEID EUROPESE UNIE K2-201                  11,9 %                                 26 000 000
WERKLOOSHEID AMSTERDAM   K2-2013                   10,4 %                                      44 000
JEUGDWERKLOOSHEID AMSTERDAM K2-2013        20%                                           15 000
WERKLOOSHEID JONGE VROUWEN ASD K2-2013                               18  %
WERKLOOSHEID JONGE MANNEN ASD K2-2013                                  22  %
WERKLOOSHEID JONGE MIGRANTEN ASD NIET-WESTERS             39 %
WERKLOOSHEID LAAGOPGELEIDEN ASD K2-2013                             17,5 %
WERKLOOSHEID MIDDELBAAR OPGELEIDEN ASD K2-2013            12,5 %
WERKLOOSHEID HOOGOPGELEIDEN ASD K2-2013                                5%
WERKLOOSHEID AMSTERDAM  ZUIDOOST                                            19 %
WERKLOOSHEID AMSTERDAM NOORD                                                  14 %
WERKLOOSHEID AMSTERDAM NIEUWWEST                                        13 %
WERKLOOSHEID AMSTERDAM WEST                                                       11%

Mondriaan Akkoord Werknemers –Werkgevers –Rijksoverheid

Werknemers, Werkgevers en Rijksoverheid hebben in het Mondriaan Akkoord (Sociaal Akkoord) afgesproken door gezamenlijke inspanning een ondernemend en socialer Nederland op de kaart te zetten . (www.stvda.nl/persberichten). Doel is te komen tot intensivering van het regionale arbeidsmarktbeleid. Het middel hiertoe is samenwerking tussen regionale werkgevers, vakbondsbestuurders en wethouders. Dank zij het onvermoeibare werk van Jan Bakker, (oud voorzitter OR ABNAMRO) , van FNV Bond-genoten is vanuit de FNV een eerste stap op dit terrein ondernomen. Jan Bakker, heeft in april 2013 een bijeenkomst georganiseerd waarin tussen relevante betrokkenen de rol van de MBO - stage aan de orde is gesteld. Het doel was om te komen tot een verbetering van de uitvoering van het stage-beleid voor MBO -studerenden in Amsterdam. Beraad is nodig welke verdere stappen door de FNV in het Amsterdamse nodig zijn om op adequate wijze de belangen van werknemers, toekomstige werk-nemers en voormalige werknemers te behartigen op het terrein van het Arbeidsmarktbeleid in Amsterdam.
   
Jan Witting. ( Coördinator FNV Lokaal Amsterdam)

maandag 14 november 1994

Ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening en investeringsbeleid van de gemeente Amsterdam.

De zeventiger jaren waren op het gebied van de ruimtelijke ordening in Amsterdam de jaren van Lammers en De Cloe. Zij vonden dat de gewone amsterdammers de stad uitmoesten om in plaatsen als Almere en Lelystad te genieten van ruimte en groen. Zaken die tot dan toe als een voorrecht van welgestelden werden gezien. Op deze manier zou er in de hoofdstad plaats vrijkomen voor de rijke mensen, waarmee voorkomen werd dat amsterdam een stad van rela­tief arme mensen werd, omgeven door groene voorsteden van welge­stelden. Amsterdam zou in deze visie ruim van opzet worden. De Dapperbuurt zou bijvoorbeeld worden afgebroken om plaats te maken voor ruimer opgezette wijken. Zie Michiel Mastenbroek. Segregatie in Amsterdam, paper uitgereikt tijdens een debat in de Balie over segregatie in Amsterdam op 11 november 1993.

1978 is het omslagpunt. Het begrip "compacte stad" (een dicht­bebouwde stad, de Dapperbuurt hoeft dus niet afgebroken worden) wordt naar voren gebracht door wethouder van der Vlis. Deze wethouder heeft blijkens het onderzoek "Het stempel van de besluitvorming. Macht, invloed en besluitvorming op twee Amster­damse beleidsterreinen" door Jaco Berveling een grote invloed uitgeoefend op het beleid in Amsterdam gedurende de tachtiger jaren. Het uitgangspunt van de compacte stad werd aangevuld met Schaeffers "bouwen voor de buurt". De oorspronkelijke bewoners hoefden niet meer te verdwijnen naar de voorsteden, integendeel, er wordt met hun woonwensen rekening gehouden en na de bouw of renovatie keren de bewoners terug naar hun duurdere, dat wel, woning. Het idee van menging van inkomensgroepen wordt daarbij bevorderd. Het idee compacte stad doet tot op de dag van vandaag opgeld. Functiemenging voor de binnenstad, dat houdt in wonen, werken en vermaak gehandhaafd in het centrum van de stad. Dit is een belangrijke richtsnoer.

Het hele idee van een multifunctioneel centrum speelde ook een rol bij de diskussies over de IJ-oevers; tegenover de zich min of meer spontaan ontwikkelende kantoorkolossen aan de Zuid As moest in het centrum een plan worden bedacht, dat het centrum nieuwe ekonomische impulsen zou geven, om het evenwicht op verschillende lokaties tussen wonen, werken en vermaak te handha­ven. Ook het thema van de verdichtingsbouw speelde daarbij; hoe hoog mochten de kantoren aan de IJ oevers worden en hoeveel groen komt tussen de huizen? De IJ-oevers zijn echter behalve een handhaven van het concept van de compakte stad ook een uiting van een nieuwe belangrijke beleidswijziging. Scheaffers slogan "bouwen voor de buurt" wordt afgeschaft. In de loop van de jaren tachtig gaat de aandacht meer uit naar "stedelijke vernieuwing" en niet meer naar stadsvernieu­wing. De aandacht van de sociaal-demokraten wordt verlegd van van het bouwen van goede en goedkope woningen in de buurten naar een herorientering op het stedelijk vernieuwingsproces. "Bouwen voor de buurt" wordt "bouwen voor de markt". Daarbij worden nieuwe financieringsgrondslagen ontwikkeld, de publiek-private samenwer­king. Er moeten financieringsmaatschappaijen worden opgezet, waarin overheid en bedrijfsleven deelnemen. Door die samenwerking kan een geldstroom in de richting van concrete projekten op gang worden gebracht. De financieringsmaatschappij moet zich bezig houden met het aantrekken en uitzetten van gelden voor ontwikke­lingsmaatschappijen die concrete projekten ter hand nemen. Bij de IJ-oevers is deze construktie beproefd maar roemloos ten onder gegaan. Allerlei grote projekten staan echter nog steeds op stapel. Allerlei varianten voor de toekomstige inrichting van Amsterdam zijn al in een vergevorderd stadium van besluitvorming. Het gaat daarbij om projekten als een autoluwe binnenstad, Nieuw Oost, de Noord-Zuidlijn van de metro en de Westpoort.

Deze grote her­struktureringen van de "compacte stad" zullen een grote invloed hebben op het stedelijk sociaal leven. Daarbij denken niet alle groepen in de stad hetzelfde en leggen zij verschillende priori­teiten. Op de door de gemeente (Eise kalk) en het Instituut voor Publiek en politiek georganiseerde stadsconferentie op 29 januari 1994 in de Beurs van Berlage discussieerden Vera Dalm van het Milieucentrum (een samenwerkingsverband van milieuorganisaties) en Jacqueline Kuhn van het Amsterdams Steunpunt Wonen met elkaar. Zij waren het niet eens over het tema van de compacte stad en de verdichtingsbouw. Door de alarmerende woningnood wint de gedachte om groene ruimtes op te offeren voor woningbouw terrein, met name in de westelijke tuinsteden wordt er steeds meer voor verdichtingsbouw gekozen. Door deze ontwikkelingen komen milieu (groenvoorzieningen ) en woningbouw (voor met name kansarmen) op gespannen voet met elkaar te staan. De discussianten waren het met elkaar eens dat anders bouwen (niet langer de eengezinswoning met tuin als standaardmodel) de beste oplossing is. Verdichtings­bouw heeft op dit moment niet de voorkeur van de ASW ("Maar als ons het mes op de keel wordt gezet kiezen we uiteindelijk wel voor verdichtingsbouw, het MCA vergeet wel eens dat leefbaarheid niet alleen slaat op de openbare ruimte maar ook op de wonin­gen".)

De stadvizier, een verslag van de stadsconferentie 29 januari 1994 in de Beurs van Berlage, blz 14.
Het concept van de publiek-private samenwerking om in een tijd van toenemende overheidsbezuinigingen op sociale voorzieningen toch voldoende geld voor bepaalde projekten los te krijgen vinden we ook op andere beleidsterreinen, zoals de sociale vernieuwing. Op buurtniveau moeten stadsdeelraden, bewonersgroepen, leefbaar­heidsgroepen, en projektontwikkelaars in innige samenwerking de verloedering in de buurt tegengaan en werkgelegenheid in de buurt scheppen. Bij de sociale vernieuwing speelt het "upgraden' van de buurt een grote rol. Niet alleen sociale huurwoningen in de buurt, maar ook koopwoningen, te bouwen door partikuliere maat­schappijen, zodat een menging van verschillende bevolkingsgroepen en inkomensgroepen ontstaat. Je zou kunnen zeggen, dat op Amster­dams niveau de pogingen tot publiek-private samenwerking gepaard gaande aan decentralisatie en deregulering, pogingen zijn van sociaal-demokraten op lokaal niveau, investeringen in de stad op peil te houden en daarbij een verbinding te leggen met het tegen­gaan van verloedering in de stad en de steun aan de armere bevolkingsgroepen. De sociale vernieuwing is, evenals de pu­bliek-private samenwerking bij de IJ-oevers, een roemloze dood gestorven, en heeft vooral gefungeerd als propaganda middel van het kabinet Lubbers/Kok.

Verder blijkt dat het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening is verbonden met het vraagstuk van segregatie en getto­vorming en hoe de overheid daartegenaan kijkt. Dit bleek hierbo­ven ook al bij de ideen van Lammers en De Cloe. Hier volgt een opsomming van de notaas waarin bovengenoemde beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd. De eerste nota waarin de ruimtelijke ordening in en om Amsterdam systematisch wordt behandeld is de nota over de uitbreidingspla­nnen van 1935. Na de oorlog is er een Struktuurplan voor Amsterdam uit 1974. Dit wordt gevolgd door het Struktuurplan uit 1981. Dan is er het Struktuurplan uit 1985 (1986) en het Struktuurplan 1991. Dan is er nog het Ontwerp Struktuurplan 1994 Ten slotte is er het Regio-Struktuurplan van de ROA voor 1994. (Voorontwerp Regionaal Struktuurplan 1995-2005) Deze struktuurplannen gaan gepaard met onderhandelingen met het rijk over investeringen. Deze onderhandelingen werden gevoerd ook op basis van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening en de Vierde Nota Extra (VINEX), waarbij de ROA de verplichting op zich nam om in de periode 1995-2005 tussen de 100.000 en 120.000 woningen te bouwen. Inbreng van de gemeente Amsterdam bij de onderhandelingen van de in 1994 tot stand gekomen VINEX-akkoorden was de nota "Amsterdam op weg naar 2005". Amsterdam is in de vierde nota Ruimtelijke ontwikkeling aangwezen als toplokatie; het stedelijk knooppunt Amsterdam moet worden klaargemaakt voor de concurrentieslag met andere europese steden. Wil de randstad "Gateway" tot Europa blijven, dan zal een toplokatie als de IJ-oevers moeten worden benut. Gebeurt dit niet, zo is de redenering, dan zal de Randstad worden overvleu­geld door andere regio's zoals rond Londen, Parijs en Dusseldorf.

De IJ-oevers moeten een groot-stedelijk vestigingsmilieu worden dat zich kan meten met La Defence in Parijs. Berveling blz 93. Hiermee zijn we dus op een ander argument gekomen voor de ontwik­keling van de IJ-oevers; het eerste staat hierboven al genoemd, en was, dat in de compakte stad een evenwicht moet worden gevon­den ten opzichte van de Zuid-as. De plannen over de ontwikkeling van de IJ-oevers zijn gepaard gegaan met een stroom van nota's alle genoemd in het boek van Berveling. Ook het milieu krijgt aandacht in de plannen van de gemeente Amsterdam. Met name in het Ontwerp Beleidsnota Ruimtelijke Ordening en Milieu (BROM). Men ontwikkelt daarbij modellen, waarbij een relatie gelegd kan worden tussen de lokatie van bepaalde functies en het milieueffekt ervan. Op die manier wil men komen tot optimale keuzen die zowel voor het milieu als voor de ekonomie het meeste rendement opleveren.

Je kunt je echter afvragen, of al die bovengenoemde notaas wel een reeel beeld geven van wat de overheid in feite doet. Is die planning die door de sociaal-demokraten in de stad wordt nage­streefd, er eigenlijk wel? Op een conferentie over het Zeeburgereiland het afgelopen voor­jaar kwam het volgende naar voren. Je kunt de stad beschouwen als een struktuur, waarbij er goederen en personen voortdurend de stad binnengaan, vooral forensen en eindprodukten, en andere goederen en personen de stad uitgaan. Weer forensen en bijvoor­beeld afval. Bij het reguleren van deze stroom van goederen en personen moet met verschillende specten rekening worden gehouden: milieu, be reikbaarheid, afstand wonen werken, leefbaarheid, etc. Er zou eigenlijk voor zo'n stedelijke regio een totaal-plan moeten worden ontwikkeld, op grond waarvan vragen worden beant­woord als: welke industrie of dienstverlening willen we in de stad hebben? Wat kan verderweg? Hoe is de verhouding tussen wonen en werken in de stad en hoe kan dit worden geintegreerd? Welke delen van de stad maken we autoluw of zelfs autovrij, etc. Ten behoeve van welke groepen creeeren we werkgelegenheid in de stad, en hoe wordt die werkgelegenheid in de vorm van bedrij ven opgezet?. En ook: hoe kan er een evenwicht ontstaan tussen woon- en werkfuncties? Nu blijkt het zo te zijn, dat in Am- sterdam een dergelijke totaal-visie geheel ontbreekt. Er is een ambtelijke molen, die doordraait, en waarin deelbeslissingen worden genomen, die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Als voorbeeld werd oa genoemd, dat er bij het Zeeburgereiland nu al een tunnel wordt gebouwd voor een sneltram die daar zou moeten komen voor de bewoners, terwijl de bestemming van het eiland officieel nog moet worden vsstgesteld!. Een van de sprekers gaf aan, dat in Amsterdam in feite visies op deelter- reinen worden ontwikkeld door gespecialiseerde afdelingen van ambtenaren, die geen rekening houden met het totaal. Integratie van die verschillende beleidsterreinen in een visie vindt niet plaats. Professor Lambooy zei het zo: de ontwikkelingen in Amsterdam zijn zodanig dat deze stad in feite niet een structuurplan heeft voor de ekonomie. De ekonomie is onderdeel van de ruimtelijke plannen. Er is geen ruimtelijk ekonomisch plan waarin, uitgaande van ekonomische functies, en de logistieke analyses, een behoeftenlijstje is opgezet.

Vaak wordt ad-hoc per gebied gewerkt of het wordt helemaal afhankelijk gemaakt van woningbouw. Deze eenzijdige gerichtheid van het Amsterdamse beleid op woningbouw versterkt ook effecten in het kader van het marktmechanisme: de woonfunctie in de binnenstad overvleugeld de werkfunctie, en verdringt deze, omdat door de grote vraag naar woningen er voor een vierkante meter wonen inmiddels op sommige plaatsen meer betaald wordt dan voor een vierkante meter kantoor. Daarom worden bedrijven door partikuliere woningen verdrongen. Bedrijven willen echter graag in de binnenstad zitten: aan de rand van Amsterdam, waar veel bedrijven naartoe verhuizen, is kantoorruimte over, in de binnenstad is een groot tekort aan kantoorruimte. Door het Amsterdamse beleid en de werking van het marktmechanisme worden werken en wonen nog steeds sterk gescheiden, hetgeen weer gevolgen heeft voor de vervoersstromen. De lobby van het bedrijfsleven speelt handig op deze situatie in. Bedrijven of groepen van bedrijven proberen met verschillende argumenten erdoor te drukken, dat met hun specifieke bedrijfsbelangen rekening wordt gehouden. Zo zeggen de bedrijven die nu op het Zeeburgereiland zitten en die daar willen blijven: "Nieuw Oost komt er toch, evenals allerlei snelwegen, trams en spoorverbinden en de ontwikkeling van de IJ-oevers, dan is het zeeburgereiland in dit geheel een steeds belangrijker knooppunt, waar bedrijven gevestigd moeten zijn, dichtbij de stad, die afval verwerken, bouwmaterialen aanvoeren en rioolwater zuiveren". Terwijl over al die projekten nog moet worden beslist!. Zo spelen de bedrijven dus handig in op de nauwelijks te beinvloeden ambtelijke doorloop. Maar ook chan-tage wordt niet geschuwd: "als wij moeten verhuizen, dan gaan we ver weg, en dan kost dat 60 miljoen, en dat konden we wel eens gaan verhalen op de gemeente Amsterdam, we eisen in ieder geval schadevergoeding, en als we mogen blijven zitten, inves- teren we veel in nieuwe ontwikkelingen ter plaatse. Zo ontstaat er in mijn ogen een congsi van lobbyende bedrijven, amtenaren en politici, die beslissingen nemen op deelterreinen, waarbij niemand een totaal-overzicht heeft. De conclusie kan luiden, dat de ekonomische ontwikkeling van de regio amsterdam ondergeschikt gemaakt is aan de ruimtelijke ontwikkeling, waarbij een soort ad-hoc beleid wordt gevoerd: we kijken waar bedrijven zich vestigen, en gaan dan nadenken over wat we daarmee doen, of er wordt op grond van niet-ekono mische overwegingen ergens een bedrijfsterrein gepland. (een voorbeeld daarvan is volgens mij ook de IJ-markt).

Vanuit ekonomisch oogpunt gezien zijn de miljardeninvesteringen die amsterdam aan het plannen is slecht onderbouwd en de werkgelegenheid lijkt al helemaal een ondergeschikte rol te spelen, ondanks fraaie woorden in beleidsnota's waar men het tegendeel poogt aan te tonen. Het gemeentebeleid is een rommelig zooitje en met name de Amsterdammers, die op een minimum leven, zijn hiervan de dupe. De verschillende miljardeninvesteringen hebben zo hun gevolgen voor met name mensen met een minimuminkomen. Tegenover de vele investeringen staan forse bezuinigingen op de gemeentebegroting om alles te financieren. Er heerst een grote strukturele werk­loosheid, die met al die investeringen niet lijkt te worden opgelost. Daarom wil de gemeente via het plan Scheaffer werkgele­genheid scheppen; daar is echter dan vervolgens weer geen geld voor. De bezuinigingen en de investeringsinspanningen leiden tot hogere lasten voor de burgers, die indirect zijn, dwz iedereen moet bepaalde belastingen betalen ongeacht de hoogte van het inkomen. Voor de sociale woningbouw (stadsverniewuing ) is geen geld meer.

Ik had daar nu nog geen tijd voor, maar het lijkt me, dat we ons moeten afvragen, of er in Amsterdam sprake is van gettovorming, segregatie, tweedeling, onderklasse, sociaal isolement van bepaalde groepen en of dit steeds sterker wordt en wat de effec­ten zijn van het overheidsbeleid in dit opzicht. Daarvoor is het allerleerst noodzakelijk, de verschillende begrippen goed te definieren. Op Amsterdams niveau zijn mij wat dit betreft geen uitgebreide onderzoeken bekend.

Piet van der Lende

maandag 6 juni 1994

Zeeburgereiland- een onmisbare schakel

Op dinsdag 14 juni werd door een lobby-groep uit het bedrijfs­leven een symposium gehouden over de toekomst van het Zeebur­gereiland. Op dat eiland zijn namelijk verschillende bedrijven gevestigd, die daar willen blijven, terwijl de gemeente van plan is, er woningen te bouwen. (althans volgende de voorlopi­ge plannen). Verschillende deskundigen waren uitgenodigd om hun visie te geven over de ontwikkeling van Amsterdam in het algemeen en Zeeburgereiland in het bijzonder. Wij gingen maar eens een kijkje nemen, want het symposium was gratis, dus ook toeganke­lijk voor werklozen.

Het symposium werd gehouden in het sjieke hotel Krasnapolsky. Waarom gingen wij er eigenlijk naar toe?. Amsterdam heeft grootse plannen. Er komen grootschalige miljardeninvesteringen in de regio, zoals de noord-zuid lijn van de metro, nieuw oost, uitbreiding schiphol en uitbreding van de haven in de westpoort. Uit de nota "Amsterdam naar 2005" blijkt, dat de financieringsgrond­slag voor deze investeringen krakkemikkig is. De bijdragen van het rijk zijn onvoldoende om alles te financieren. De gemeente moet hiervoor zelf diep in de buidel tasten. In "Amsterdam naar 2005" wordt aangegeven, dat er daarvoor ook bezuinigingen nodig zijn op de consumptieve uitgaven. In konreto: minder buurthuizen, bibliotheken, etc, dus de investeringen gaan ten koste van een grote groep am­sterdammers, die nu al op een minimum leven. Ook de sociale dienst zal miljoenen moeten bezuinigen in de komende jaren. Blijkbaar wordt bij al die investeringen met de groepen aan de onderkant geen rekening gehouden. Hoe verlopen besluitvor­mingsprocessen over dit soort investeringen eigenlijk, en welke argumenten worden daarbij gebruikt? Welke rol speelt de bestrijding van de werkloosheid daarin? Daarom gingen we maar eens naar dit symposium om dit van nabij mee te maken.

struktuur

Je kunt de stad beschouwen als een struktuur, waarbij er goederen en personen voortdurend de stad binnengaan, vooral forensen en eindprodukten, en andere goederen en perosnen de stad uitgaan. Weer forensen en bijvoorbeeld afval. Bij het regule­ren van deze stroom van goederen en personen moet met ver­schillende specten rekening worden gehouden: milieu, be­reik­baarheid, afstand wonen werken, leefbaarheid, etc. Er zou eigenlijk voor zo'n stedelijke regio een totaal-plan moeten worden ontwikkeld, op grond waarvan vragen worden beantwoord als: welke industrie of dienstverlening willen we in de stad hebben? Wat kan verderweg? Hoe is de verhouding tussen wonen en werken in de stad en hoe kan dit worden geintegreerd? Welke delen van de stad maken we autoluw of zelfs autovrij, etc. Ten behoeve van welke groepen creeeren we werkgelegenheid in de stad, en hoe wordt die werkgelegenheid in de vorm van bedrij­ven opgezet?. En ook: hoe kan er een evenwicht ontstaan tussen woon- en werkfuncties?

Nu blijkt het zo te zijn, dat in Am­sterdam een dergelijke totaal-visie geheel ontbreekt. Er is een ambtelijke molen, die doordraait, en waarin deelbeslissin­gen worden genomen, die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Als voor­beeld werd oa genoemd, dat er bij het Zeeburgereiland nu al een tunnel wordt gebouwd voor een sneltram die daar zou moeten komen voor de bewoners, terwijl de bestemming van het eiland officieel nog moet worden vastgesteld!. Een van de sprekers gaf aan, dat in Amsterdam in feite visies op deelter­reinen worden ontwikkeld door gespecialiseerde afdelingen van ambtenaren, die geen rekening houden met het totaal. Integra­tie van die verschillende beleidsterreinen in een visie vindt niet plaats. Professor lambooy zei het zo: de ontwikkelingen in Amsterdam zijn zodanig dat deze stad in feite niet een structuurplan heeft voor de ekonomie. De ekonomie is onderdeel van de ruimtelijke plannen. Er is geen ruimtelijk ekonomisch plan waarin, uitgaande van ekonomische functies, en de logis­tieke analyses, een behoeftenlijstje is opgezet. Vaak wordt ad-hoc per gebied gewerkt of het wordt helemaal afhankelijk gemaakt van woningbouw. Deze eenzijdige gerichtheid van het amsterdamse beleid op woningbouw versterkt ook effecten in het kader van het marktmechanisme: de woonfunctie in de binnenstad overvleugeld de werkfunctie, en vedringt deze, omdat door de grote vraag naar woningen er voor een vierkante meter wonen inmiddels op sommige plaatsen meer betaald wordt dan voor een vierkante meter kantoor. Daarom worden bedrijven door partiku­liere woningen verdrongen. Bedrijven willen echter graag in de binnenstad zitten: aan de rand van Amsterdam, waar veel be­drijven naartoe verhui­zen, is kantoorruimte over, in de bin­nenstad is een groot tekort aan kantoorruimte. Door het am­sterdamse beleid en de werking van het marktmechanisme worden werken en wonen nog steeds sterk gescheiden, hetgeen weer gevolgen heeft voor de vervoersstromen.

De lobby van het bedrijfsleven speelt handig op deze situatie in. Bedrijven of groepen van bedrijven proberen met verschil­lende argumenten erdoor te drukken, dat met hun specifieke bedrijfsbelangen rekening wordt gehouden. Zo zeggen de bedrij­ven die nu op het Zeeburgereiland zitten en die daar willen blijven: "Nieuw Oost komt er toch, evenals allerlei snelwegen, trams en spoorverbinden en de ontwikkeling van de IJ-oevers, dan is het zeeburgereiland in dit geheel een steeds belangrij­ker knooppunt, waar bedrijven gevestigd moeten zijn, dichtbij de stad, die afval verwerken, bouwmaterialen aanvoeren en rioolwater zuiveren". Terwijl over al die projekten nog moet worden beslist!. Zo spelen de bedrijven dus handig in op de nauwelijks te beinvloeden ambtelijke doorloop. Maar ook chan­tage wordt niet geschuwd: "als wij moeten verhuizen, dan gaan we ver weg, en dan kost dat 60 miljoen, en dat konden we wel eens gaan verha­len op de gemeente Amsterdam, we eisen in ieder geval schade­vergoeding, en als we mogen blijven zitten, inves­teren we veel in nieuwe ontwikkelingen ter plaatse.

Zo ontstaat er in mijn ogen een congsi van lobbyende bedrij­ven, amtenaren en politici, die beslissingen nemen op deelter­reinen, waarbij niemand een totaal-overzicht heeft.
Het kersverse gemeenteraadslid A Bijlsma van de Partij van de Arbeid geeft dit ook toe. Hij bracht oa het volgende naar voren: "Ik vind dat voor elke belangrijke uitbreiding of belangrijke wijziging van bestemming een milieu-effect rappor­tage moet worden ge­maakt. Dat moet een rapport zijn waarin alternatieven naast elkaar worden gezet. Voor mijn gevoel ontbreekt dat er tot nu toe vaak aan. Voor Nieuw Oost is wel zo'n rapportage gemaakt, maar de alternatieven zijn nooit in een breder kader afgewogen." Doet Blijlsma een frisse wind waaien in de amsterdamse gemeentepolitiek? Ook hij lijkt zich neer te leggen bij de voldongen feiten poli­tiek. "Het verve­lende is natuurlijk dat we de komen­de maanden een aantal belangrijke beslissingen nemen die de zaak tot 2005 vastleg­gen. Het gaat met name om grote investe­ringen in het kader van de VINEX ".

De conclusie kan luiden, dat de ekonomische ontwikkeling van de regio Amsterdam ondergeschikt gemaakt is aan de ruimtelijke ontwikkeling, waarbij een soort ad-hoc beleid wordt gevoerd: we kijken waar bedrijven zich vestigen, en gaan dan nadenken over wat we daarmee doen, of er wordt op grond van niet-ekono­mische overwegingen ergens een bedrijfsterrein gepland. (een voorbeeld daarvan is volgens mij ook de IJ-markt). Vanuit ekonomisch oogpunt gezien zijn de miljardeninvesteringen die amsterdam aan het plannen is slecht onderbouwd en de werkge­legenheid lijkt al helemaal een ondergeschikte rol te spelen, ondanks fraaie woorden in beleidsnota's waar men het tegendeel poogt aan te tonen. Het gemeentebeleid is een rommelig zooitje en met name de Amsterdammers, die op een minimum leven, zijn hiervan de dupe. 

Piet van der Lende.

videoclip Bijstandsbond