Posts tonen met het label wetenschappelijk onderzoek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label wetenschappelijk onderzoek. Alle posts tonen

zondag 14 april 2013

Vakgroep A en O, het Employabilitycomplex

Toen ik een interview met Jessie Koen over haar proefschrift las, die zij 4 april verdedigde, dacht ik dat het om een sollicitatietraining ging. Vijf jaar aan gewerkt? Koen zelf verklaart over Prepare and pursue: Routes to suitable (re-)employment op FoliaWeb, platform voor hoger opgeleid Amsterdam: ‘Stel, je wilt graag aan de slag bij een consultancybureau, vraag jezelf af waarom je daar graag wilt werken’. ‘Lukraak zoeken werkt niet, slim zoeken wel’. Ze ontwikkelde daarom een training waarmee werknemers adaptability kunnen ontwikkelen.

Haar Job-search strategies zijn universeel toepasbaar, die gelden voor jong, oud, hoog of laag opgeleid, kort of langdurig werkloos. Niet geheel onverwacht werkt het vooral bij jonge pas afgestudeerde academici van een ‘grote universiteit in Nederland’. En niet alleen Nederland. Koen deed ook onderzoek aan de universiteiten van Toronto en Minnesota. Wetenschappelijk doorslaggevend is wel dat haar training zelfs effectief blijkt voor langdurig werklozen in de bijstand boven de vierenveertig jaar.

Toen zij in 2008 voor Dienst Werk en Inkomen (DWI) haar onderzoeken naar re-integratie startte, vermoedde ik de zoveelste jonge academica die wilde scoren ten koste van de laag opgeleide onderkant van de arbeidsmarkt. (Klik op deze weblink, tik de term re-integratie in, zie de rapporten verschijnen en weet dat dit minder dan de helft is.) Nu haar onderzoeken zijn afgerond, besef ik dat de geesten (nog) rijper gemaakt moeten worden voor de flexwerkmarkt, waar sociale rechten iets van de vorige eeuw zijn. Flexfilosofie zou je de bestaansreden van vakgroep Arbeids & Organisatiepsychologie kunnen noemen. En gunstig voor DWI op wiens kosten Koen de doctorstitel mocht behalen.

Verschafte Koen aan DWI een alibi wat betreft verplicht werken met behoud van uitkering? Ze verklaart: ‘Ik heb geconcludeerd dat verplichte banen niet nadelig hoeven te zijn’. Ze geeft toe dat verplicht werken soms niet werkt. Ze raakt hier even de oorzaak aan waarom veel werknemers, vooral laag opgeleide ouderen, vast zitten in de zwaar onderbetaalde flexmarkt (van DWI) en van de ene onderbetaalde baan in de andere worden gedrukt. Haar gedachte is echter dat ze dan meer adaptable zullen worden. Dan pas kom je verder.

Zoals gewoonlijk verdwijnt de werkelijkheid voor het gemak achter een muur van statistiek. Over getallen praat het immers makkelijker. Maar factoren als leeftijd, opleiding, achtergrond, sociale zekerheid, interacties op de werkvloer, machtsverschillen in het bedrijf en het loon, waar Koen weinig over schrijft, zijn ook van belang. Die bepalen eveneens de motivatie en inzetbaarheid. Dat zou je de blinde vlek van Employability kunnen noemen. Werknemers die weten dat ze nooit uit de onderbetaalde banencarrousel kunnen ontsnappen, zullen weinig hebben aan Employability als het E=mc² van de arbeidsmarkt.

Dit betreft een typisch neoliberale HR ideologie die Koen overnam van professor Nauta, waar ze menigmaal naar verwijst en die in de promotiecommissie zat. Als buitengewoon hoogleraar Employability promoot Nauta voor (voormalig) werkgever Randstad de flex ideologie; aan de UvA bekleedt ze een extern door de NSvP gefinancierde leerstoel voor wie ze zich eveneens inzet voor de flexibele arbeidsmarkt. Daarnaast is Nauta met prof. dr. Baarsma van dezelfde universiteit, waar Koen ook veel naar verwijst, kroonlid in de SER. Econoom Baarsma bedient zich overigens minder van versluierde taal. Kort geleden pleitte ze nog in Nieuwsuur voor gedwongen arbeid met behoud van uitkering. Want goed voor de economie.

Koen is dan wel cum laude geslaagd, maar toch zijn er wat kleine aanmerkingen te maken. Zoals een procedure met vragenlijsten voor langdurig bijstandsgerechtigden die anoniem zouden blijven (2008), terwijl opgeven van het administratienummer verplicht was. Omdat angst voor de DWI vertekende antwoorden tot gevolg had, verklaart Koen ‘sociaal wenselijke antwoorden te hebben verwijderd’. Waarom je dan een representatieve onderzoeksgroep krijgt, legt ze niet uit. Verder verklaart ze met klantmanagers te hebben gesproken, maar een verslag ontbreekt.

En: In de zeven hoofdstukken van het eindonderzoek, ‘met dank aan CFO Niels van Tent van DWI, re-integratiebedrijf Pantar en Randstad HR Solutions’, verwijst Koen veel naar haar artikel in de Journal of Vocational Behavior (2010). Ze behandelt hierin een onderzoek uit 2007 onder 1250 langdurig bijstandsgerechtigden met een gemiddelde leeftijd van 43.5 jaar, waarvan 248 deelnemers overbleven. De training van de juiste adaptability in het (verplichte) re-integratietraject was natuurlijk een succes en ze leefden nog lang en gelukkig in flexland. Alleen jammer dat ook hier de vragenlijsten ontbreken in de Bijlagen. Maar een kniesoor die daar op let.

Ron Kretzschmar

maandag 30 januari 2012

Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt tot 2016

Op 20 december verscheen een interessant rapport over de toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt tot 2016 dat rapport heet ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016’ en is geschreven door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. Het rapport geeft een goed inzicht waar de meeste banen vrijkomen, en in welke beroepen de kans op betaald werk het grootst is. Het is voor mij echter de vraag, of dat dan ook banen zijn waar je van kunt leven.

Het belangrijkste bij het ontstaan van vacatures is de vervangingsvraag: mensen die ophouden met werken bij een bepaalde werkgever waardoor een vacature ontstaat. Baanopeningen kunnen ontstaan doordat (oudere) werknemers de arbeidsmarkt verlaten of carrière maken en vervangen moeten worden door werknemers met vergelijkbare opleiding en ervaring. Of vrouwen die ophouden met betaald werk verrichten als ze gaan trouwen of kinderen krijgen. Slechts een zeer klein gedeelte van de vacatures ontstaat doordat mensen met pensioen gaan. Bijna negen op de tien baanopeningen zullen ontstaan als gevolg van de grote vervangingsvraag van gemiddeld jaarlijks 4% van de werkgelegenheid tot 2016. Dat speelt vooral in de transport- en agrarische beroepen, en het minst in de informatica beroepen. De werkgelegenheid groeit slechts in beperkte mate, nl met omngeveer 200.000 banen.

De beste perspectieven ontstaan voor schoolverlaters van zorgopleidingen en technische opleidingen, zoals bètatechnische opleidingen elektrotechniek op MBO- en HBO-niveau en werktuigbouwkunde op HBO- en WO-niveau. In de zorgsector ontstaan vooral kansen op alle opleidingsniveaus vanwege de toenemende behoefte aan zorg. Voor VMBO-opgeleiden in de zorg is er bovendien sprake van een hoge vervangingsvraag, en een lage instroom vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt. Ook voor WO-opgeleiden in de zorg is er vooral sprake van een hoge vervangingsvraag. Door de relatief grote arbeidsmarktinstroom de komende jaren van schoolverlaters met een economische opleiding, verslechteren de arbeidsmarktperspectieven op alle opleidingsniveaus voor hen.

In de zorgsector (maar ook in de techniek) kunnen werkgevers zeer grote knelpunten in de personeelsvoorziening verwachten voor de lagere verzorgende en dienstverlenende beroepen (zoals ziekenverzorgenden). Daarentegen blijkt het tekort aan mensen met een zorgopleiding wel degelijk terug te dringen als de deeltijdbanen in de zorgsector opgeplust kunnen worden. Bijvoorbeeld, wanneer alle werkenden in kleine banen met een zorgopleiding op middelbaar niveau minimaal 24 uur zouden gaan werken, dan zouden de personeelstekorten in de zorgsector voor 85% verdwijnen. Ik trek hieruit de conclusie, dat de arbeidskrachten met een middelbare opleiding vaak beneden hun opleidingniveau in de zorg werken en dat ze op zoek zijn naar iets anders of andere voorwaarden.

Het ROA verwacht dat bijna negen op de tien banen ontstaan door de grote vervangingsvraag. Uit het onderzoek blijkt dat er een vervangingsvraag is van 2.027.000 banen. Er komen zo’n 200.000 nieuwe banen bij tot 2016. Dat maakt het totaal aantal beschikbare banen ongeveer 2.227.000. Dat betekent dat 89.3% van de banen ontstaan door de vervangingsvraag. Dat is dus negen van de tien.
Op de website van de universiteit van Maastricht is het rapport te downloaden.

Overigens was de berichtigeving in de pers over het rapport gedeeltelijk onjuist. De suggestie werd gewekt, dat de grote vervangingsvraag een gevolg is van de vergrijzing wat betreft het aantal mensen dat met pensioen gaat, maar dit klopt niet. Slechts een fractie van de vervangingsvraag heeft daarop betrekking. Ziehier voor een analyse van een slordig ANP bericht, dat door alle media werd overgenomen.

Mijn conclusie is, dat de toenemende flexibiliering van de arbeidsmarkt (invoering van kleine flexibele deeltijdbanen) de mismatch tussen vraag en aanbod en het ontstaan van moeilijk vervulbare vacatures versterkt: mensen wisselen sneller van baantje, geven het baantje eerder op omdat ze er niet helemaal van afhankelijk zijn, hebben geen binding met het bedrijf, willen niet beneden hun niveau blijven werken, etc. Ook is mijn conclusie dat zeer veel mensen bereid zijn tijdelijk een flexibel deeltijdbaantje beneden hun opleidingsniveau aan te nemen, waar op zich niet van te leven valt, maar dat de tekorten in bv de zorg hierdoor niet opgelost worden, omdat de doorstroom ook zeer hoog is.

P vd Lende

videoclip Bijstandsbond