donderdag 21 oktober 1993

Arbeidstijdverkorting geen wondermiddel

ATV geen wondermiddel.

Het lijkt zo simpel: er is een grote werkloosheid, werkenden
hebben weinig tijd over. Als nu de werkenden hun werktijd verkor-
ten tot 25 uur door het invoeren van deeltijdwerk of collectieve
arbeidstijdverkorting (atv) dan is er voor iedereen die kan
werken ook betaald werk. In de praktijk is het niet zo simpel.
Zonder controle op herbezetting van arbeidsplaatsen en goede
arbeidsvoorwaarden leidt atv slechts in beperkte mate tot meer
banen. Het dreigt dan zelfs te leiden tot een verslechterde
positie van grote groepen werknemers. De FNV kondigde in 1989 een
offensief aan voor atv, maar is daar nu voorzichtiger mee.

Aan het begin van de jaren tachtig werd de werkweek met enkele
uren ingekort. Bovendien nam het aantal mensen dat in deeltijd
werkte fors toe. In 1980 bestond de beroepsbevolking uit 5
miljoen personen, aan het einde van de jaren tachtig was dit
aantal gestegen tot 6 miljoen. De hoeveelheid betaalde arbeid,
uitgedrukt in arbeidsjaren, bleef gelijk. Er vond dus al een
aardige herverdeling van betaalde arbeid plaats. Desondanks bleef
de werkloosheid groot.
In het voorjaar van 1989 kondigde Stekelenburg van de FNV daarom
een hernieuwd offensief aan voor verdere atv. Stekelenburg zei,
dat er een nieuw soort plan van de arbeid moest komen, met atv in
grote stappen. Verder moest worden nagedacht over allerlei
randvoorwaarden, zoals kinderopvang, scholingsaanbod en winkel-
openingstijden. Ook zou een onderzoek moeten worden ingesteld
naar de doorwerking van atv op het belastingstelsel en de sociale
zekerheid. Voor deze plannen moest een breed draagvlak worden
ontwikkeld, in samenwerking met groepen buiten de vakbeweging.Van
al die plannen is weinig terecht gekomen.

Verdeeldheid

De inzet van de FNV bleek toch weer een atv in kleine stappen te
zijn. Bij de cao-onderhandelingen voor 1990 vroeg men om een atv
van een werkweek 38 naar 35 uur. De verdeeldheid in de vakbewe-
ging zelf bleek groot, en de animo voor atv bleek bij de achter-
ban van de FNV fors te zijn gedaald. Men erkende, dat de atv in
kleine stappen aan het begin van de jaren tachtig een licht
remmende invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de werkloos-
heid. Maar deze invloed was toch gering.
Voor veel de bondsleden kwam atv vooral neer op het inleveren van
loon, geen nieuwe kollega's erbij en taakverzwaring. Door een te
geringe herbezetting was de werkdruk toegenomen en werden soms
onaangename werktijden ingevoerd. De atv bleek vooral een functie
te hebben gehad voor het opvangen van reorganisaties en sanerin-
gen. Bovendien werd in veel gevallen meer gebruik gemaakt van
uitzend- en oproepkrachten.
Greetje Lubbi verwoordde in een reactie op de voorstellen van
Stekelenburg deze kritiek, toen ze zei dat de keuze voor atv in
kleine stappen een verkeerde was geweest. Werkgevers vulden de
gaten in de produktie op door de band een tikje sneller te laten
lopen en ze legden een lijst met oproepkrachten aan. Lubbi vond
atv een onmisbaar element in een eerlijke herverdeling van
betaalde en onbetaalde arbeid. Maar volgens haar diende deze te
worden gekoppeld aan de invoering van een basisinkomen. Pas dan
zou de werkloosheid sterk verminderen. Zij pleitte voor een 25
urige werkweek en het in grote stappen invoeren van een basisin-
komen.

Flexibele atv

Ook Van der Weg van de Industriebond bleek tegen het atv-offen-
sief van de centrale te zijn. Volgens hem wilde de achterban geen
collectieve atv. Ook de ABVA-KABO zag niets in het atv-offen-
sief. Van der Weg wilde een palet van maatregelen om de werkloos-
heid te bestrijden: VUT, scholingsverlof en eventueel in bepaalde
bedrijven atv. De atv moest worden ingebed in de mogelijkheden
van de bedrijven. De Industriebond koos voor een beleid, dat werd
toegespitst op de wensen van de leden. Als de leden atv willen,
prima, maar als ze iets anders willen moet het ook kunnen.
Enerzijds sloot dit uitgangspunt aan bij de wensen van de achter-
ban. De atv als verbetering van de arbeidsvoorwaarden werd door
sommige groepen zeer gewaardeerd. Bijvoorbeeld atv per dag in de
vorm van roostervrije dagen. Het sloot ook aan bij het standpunt
van leden met een laag inkomen, die bij atv met in ruil geringe
looneisen of zelfs gedeeltelijke inlevering van loon hun inkomen
teveel zouden zien dalen.
Anderzijds paste het goed bij de wensen van de werkgevers: zij
willen alleen een flexibele atv, verschillend per bedrijf of
zelfs afdeling. De atv kon zo gebruikt worden voor de verdere
flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden, het doorvoeren van
reorganisaties in de produktie en verzwaring van de werkdruk.

dilemma

Uit de reakties van de Industriebond blijkt, dat de vakbeweging
bij de eisen voor atv in feite voor een probleem wordt geplaatst:
ATV zonder invloed op het beleid van de werkgevers over de
herbezetting en dus het personeelsbeleid leidt slechts in beperk-
te mate tot een grotere verdeling van betaalde arbeid en daardoor
vermindering van de werkloosheid. Daarnaast leidt het voor grote
groepen werknemers tot verslechtering van de arbeidsvoorwaarden,
juist in bedrijfstakken, waar de organisatiegraad laag is.
Aan de andere kant is strijden voor meer zeggenschap over het
investerings- en personeelsbeleid van werkgevers een moeilijk na
te streven doel, waarbij dan ook weer het vraagstuk van het
corporatisme om de hoek komt kijken: in hoeverre willen de
vakbonden samen met werkgevers verantwoordelijk zijn voor het
bedrijfsbeleid?
In de bestaande verhoudingen, waarin werkgevers volledig autonoom
zijn in hun beleid kan atv zelfs leiden tot een verscherping van
de tweedeling in de samenleving. Aan de ene kant leidt atv voor
mensen met een sterke positie in bepaalde bedrijven tot riante
arbeidsvoorwaarden, zoals roostervrije dagen of een kortere
werkdag, met toch nog een redelijk salaris en een vaste aanstel-
ling. Aan de andere kant versterkt het in bedrijfstakken, zoals
de schoonmaak en de confektie, waar een moordende concurrentie-
strijd heerst en de organisatiegraad laag is, de tendens tot
oproepkrachten, en deeltijdwerkers, die een aanvullende bij-
standsuitkering nodig blijven hebben om rond te komen. Werkgevers
krijgen bij ATV de gelegenheid, vaste banen om te zetten in
pulpbanen. Alleen maar zeggen, dat atv moet naast verbetering van
andere arbeidsvoorwaarden, lost dit probleem niet op.
Zo bezien zou een flexibele atv precies in het straatje van de
werkgevers en de rechtse politieke partijen passen. Bij de
tweedeling in de maatschappij, vinden ze een maatschappelijke
basis voor hun afbraakpolitiek bij dat gedeelte van de bevolking,
dat een goed salaris heeft en een vaste aanstelling. ATV in
kombinatie met loonsverhogingen is bovendien gebaseerd op een
verwerpelijk ekonomische groeidenken.
Wellicht dat het probleem waar de vakbeweging voor staat, ge-
deeltelijk kan worden opgelost door, zoals Lubbi zegt, de invoe-
ring van atv te kombineren met een leefbaar basisinkomen van
1400,- per maand. Dan zijn mensen immers voor hun inkomen niet
meer volledig afhankelijk van betaalde arbeid.
In ieder geval is duidelijk, dat atv niet los gezien kan worden
van het streven naar een goede sociale zekerheid, zoals handha-
ving van passende arbeid, een andere kijk op arbeid. Daarmee kan
een alternatief geboden worden, bijvoorbeeld door de hoogte van
de uitkeringen en afschaffing van de sollicitatieplicht. Ook voor
herverdeling van inkomens in kombinatie met atv is sociale
zekerheid onontbeerlijk; werkenden met een hoog inkomen die nog
solidair zijn, willen voor hun solidariteit wat terug zien in de
vorm van een beter inkomen voor een ander.

Piet van der Lende

Geen opmerkingen:

Een reactie posten