vrijdag 29 oktober 1993

Duitse werklozen in aktie

In Duitsland is het verzet van uitkeringsgerechtigden heel wat
groter dan in Nederland. Op 29 oktober gingen in honderden duitse
steden werklozen de straat op. Ze protesteerden tegen het gedwon-
gen tewerkstellen van werklozen en de afbraak van de bijstand.
Het was voor het eerst dat een brede coalitie tot stand kwam van
vakbonden, ouderen, welzijnsinstellingen en zelfs sportverenigin-
gen. Het aantal deelnemers aan de afzonderlijke akties liep
uiteen van slechts een paar honderd tot een paar duizend, maar
toch. Vooralsnog lijkt in Nederland een dergelijke coalitie tegen
de afbraak van het sociale minimum met akties in zoveel steden
ondenkbaar.

In Duitsland is de Sozialhilfe, vergelijkbaar met onze bijstand,
anders opgebouwd. In Nederland bestond tot nog toe een systeem,
waarbij je een bepaald bedrag kreeg, het sociale minimum, waarvan
je alle noodzakelijke bestaanskosten moest financieren, zoals de
huur en andere vaste lasten, In Duitsland zijn de basisbedragen
lager en kun je "Mehrbedarfszuschlage' zeg maar bijzondere
bijstand krijgen voor bijvoorbeeld de huur. Bovendien bestond tot
nu toe in Duitsland een andere werkloosheidsverzekering die niet
aan een beperkt aantal jaren gebonden was, zoals de WW in Neder-
land.

Systemen groeien langzaam naar elkaar toe

Maar je zou kunnen zeggen, dat het Duitse en Nederlandse systeem
nu naar elkaar toegroeien, dezelfde kenmerken krijgen. Zouden
Duitse en Nederlandse politici veel met elkaar praten? In Neder-
land oppert men ook al een basisbedrag, 50% van het minimumloon,
dat door de gemeenten kan worden aangevuld tot bijvoorbeeld 70%.
En in Duitsland werden nieuwe bezuinigingsmaatregelen ingevoerd,
waarbij de WW werd beperkt tot twee jaar, waarna de werklozen net
als in Nederland aangewezen zijn op de bijstand. Net als in
Nederland zijn ook in Duitsland de diskussies over de mogelijke
bezuinigingen op het sociale minimum losgebarsten. Eenmalige
bijzondere bijstand werd daar al ingeperkt, terwijl bij huishou-
dens van meer dan vier personen de bijstand met 5% werd gekort.
"Mehrbedarfszuschlage" worden gekort en gelimiteerd.
Maar er is nog iets anders. In Nederland en Duitsland konden
werklozen in beperkte mate verplicht worden tot het vervullen van
gemeenschapstaken, zoals in de banenpool. Dat mag alleen als dat
werk "aanvullende" arbeid is. Dus als het geen bestaande betaalde
arbeid verdringt, en geen werk is dat al door werkenden met een
gewoon loon gedaan wordt. In Duitsland sprak men daarbij van
"zus„tzlicher Arbeit".
De Duitse regering nu, wil deze laatste bepaling met ingang van 1
januari 1994 schrappen.... Werklozen worden sterker onder druk
gezet om gemeenschapstaken te aanvaarden, zoals bij de stadsrei-
niging, bij de groenvoorzieningen, bij sportverenigingen en
badhuizen, of als hulpkracht in ziekenhuizen. Op straffe van
eerst een korting, en later stopzetting van de uitkering.
Bij deze gedwongen tewerkstelling ontbreekt een cao en sociale
verzekeringen. De aanvulling op de uitkering bedraagt soms 1tot 3
mark per uur, terwijl de mensen met een reguliere baan worden
ontslagen.

19 oktober:
"dag van de werklozen"

Op 19 oktober gingen in honderden Duitse steden de mensen de
straat op om tegen bovengenoemde plannen te demonstreren. De
akties werden georganiseerd door bonte samenwerkingsverbanden van
vakbonden, kerkelijke groepen en werklozenorganisaties, zoals het
ALV (Landesverband des Arbeitslosen Verbandes) en vele lokale
groepen, van sportverenigingen tot welzijnsinstellingen. Die dag
was het "wereldspaardag". De initiatiefnemers van de akties
doopten deze dag om tot "dag van de werklozen".
De wereldspaardag is bijzonder geschikt het vraagstuk van rijkdom
en armoede aan de orde te stellen. Op de dag zelf werden onder-
meer demonstratief spaarvarkens geslacht, want mensen in de
bijstand kunnen niet sparen. In Frankfurt am Main werden symbo-
lisch honderd mark biljetten van de sociale dienst naar de banken
gedragen. Om duidelijk te maken, wie het meest profiteren van
bovenstaande maatregelen. Alleen al in Mecklenburg Vorpommern
waren er meer dan 120 manifestaties.

In Berlijn vonden theateropvoeringen plaats. Er werd een drijf-
jacht op werklozen georganiseerd, de verzorgingsstaat werd ten
grave gedragen, en men liep demonstratief in zak en as.
In een verklaring schreef de co”rdinatie van werklozengroepen uit
de vakbonden, dat door de kortingen op de WW en bijstand miljoe-
nen mensen de armoede ingedreven worden. Als de plannen doorgaan,
zullen op 1 april 1994 290.000 langdurig werklozen uit de WW in
de bijstand verdwijnen. "Ze willen, dat we onze hoop verliezen,
maar ze moeten erop rekenen, dat we ons geduld verliezen".
Duitse werklozengroepen (Bundesarbeitsgruppen der Initiativen
gegen Arbeitslosigkeit und Armut) spraken zich eind oktober
nogmaals uit tegen iedere vorm van dwangarbeid, alsmede tegen het
scheppen van een arbeidsmarkt met onderbetaalde werknemers en
riepen op tot verder verzet.
Voor ons in Nederland geldt: gezien de tendens tot het naar
elkaar toegroeien van het Nederlandse en Duitse systeem zijn we
gewaarschuwd!

In een volgende KABAM laten we weten hoe het in Duitsland is
afgelopen.

Piet van der Lende

maandag 25 oktober 1993

Strategie voor Uitkeringsgerechtigden

Strategie voor Uitkeringsgerechtigden

In Utrecht werd op 25 oktober een studiedag gehouden over de
veranderingen in de bijstandswet. De studiedag was georganiseerd
door verschillende landelijke organisaties van uitkeringsgerech-
tigden. Een van de conclusies: de uitgangspunten van de oude
armenwet worden opnieuw ingevoerd.
In dit artikel besteed ik vooral aandacht aan de diskussie over
de strategie, die kan worden opgezet om de belangen van mensen
met een uitkering te verdedigen. Is er iets tegen te doen, en zo
ja, wat?

Eerst iets over de veranderingen in de bijstandswet zelf. Ver-
schillende sprekers konstateerden, dat de overheid in feite op
langere termijn streeft naar een verregaande privatisering van de
sociale verzekeringen.
Mensen moeten zelf maar een verzekering afsluiten om zich te
beschermen tegen de financiele gevolgen van ziekte, ouderdom en
werkloosheid, dus weg solidariteit. Daarnaast streeft men naar
een soort ministelsel; een nieuwe bijstandswet, waarbij de
uitkeringen in feite onvoldoende zijn om van te leven.
Men keert daarbij terug naar de uitgangspunten van de "onmaat-
schappelijkheidsbestrijding" die voor de Tweede Wereldoorlog
bestond. Kenmerk daarvan is, dat men de rechten maar vooral
deplichten formuleert, "zedelijkheidsnormen" ontwerpt, die strak
worden gekoppeld aan de financiele situatie van de client. Er
wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen hen die de uitkering
'verdienen', en zij, die het eigenlijk op grond van zedelijke
normen niet mogen hebben. Een prominent analyticus van de verzor-
gingsstaat als professor Schuyt pleit voor een dergelijk onder-
scheid.
Raf Jansen ging dieper in op de achtergronden van bovenstaande
veranderingen. Hij sprak op de studiedag over het opnieuw onder
charitatieve curatele stellen van de werklozen en zieken. Een
uitkering is geen recht meer, maar een gunst, die de rijken je
verlenen wanneer je je aan door hen opgestelde zedelijke normen
houdt. Op de individuele situatie toegespitste uitkeringen,
strengere controles, en grotere bevoegdheden voor de sociale
diensten betekenen in feite een restauratie van de oude charitas.
Jansen ging verder in op de ekonomische ontwikkelingen, die bij
de restauratie van dit oude charitasdenken een rol spelen. Er
komt een wereldomvattende concurrentie tussen grote ondernemin-
gen. Dus wordt gehamerd op de concurrentie tussen de ekonomische
machtsblokken. Alles en iedereen moet zich opmaken voor revoluti-
onaire ontwikkelingen in het kapitalisme op mondiaal niveau.


Alternatieve strategie

Raf Jansen gaf aan, dat de politici deze ontwikkeling als onver-
mijdelijk presenteren. Het is voor Nederland een onontkoombare
uitdaging, de onontkoombare ekonomische ontwikkeling schijnt geen
andere oplossing toe te laten dan voorop te fietsen. Deze uitda-
ging biedt ons, zo zegt bijvoorbeeld het orakel Bomhof, columnist
van de NRC, echter ook kansen op een nieuwe welvaart en een
toekomst met een schoon milieu. Als we maar bezuinigen, als de
collectieve lastendruk maar omlaag gaat en als in de uitvoering
van de sociale zekerheid en bij de werklozen maar tucht, orde en
discipline heersen. Dan ligt een grotere welvaart in het ver-
schiet. Raf Jansen vatte dit uitgangspunt samen onder het motto:
de sociale zekerheid afbreken om haar te behouden.
Jansen vroeg zich af, wat we hiertegen kunnen doen. Welk verzet
kunnen we organiseren?. Wat kunnen we nog doen tegen de autonome
logika van de marktontwikkeling of rest ons slechts doffe berus-
ting?
In de eerste plaats moeten we nuchter onder ogen zien, dat we
twintig jaar hebben gevochten om de verslechteringen tegen te
houden, en dat dit geen resultaat heeft gehad. Natuurlijk moeten
we blijven protesteren tegen de verslechteringen, maar zonder de
illusie, dat we ze kunnen tegenhouden.
Juist de hopeloosheid van de situatie schept volgens Raf Jansen
mogelijkheden om tot verzet te komen. Het inzicht, dat iets
onvermijdelijk is, geeft een gevoel van bevrijding, en daarmee
een richtlijn voor het handelen. We moeten, volgens Raf Jansen,
af van de mobiliseringsstrategie. Dus niet meer er naar streven,
met zoveel mogelijk mensen in demonstraties te hoop te lopen
tegen de verslechteringen. Dat werkt niet.


Andere samenlevingsvorm

Wel kunnen we de "normale" voortgang van de huidige ekonomie ten
einde denken. Dan blijkt het zo te zijn, dat het steeds verder
doortrekken van de modernisering in de huidige ekonomie leidt tot
tegenstrijdigheden, neveneffecten, die door het systeem niet meer
verwerkt kunnen worden, zoals de milieuvervuiling en de mas-
sa-werkloosheid. Die neveneffecten op wereldschaal kunnen worden
bekritiseerd.
Dit leidt tot perspectieven voor verandering. Het begint hier en
daar te dagen, dat grote maatschappelijke vraagstukken, zoals de
werkloosheid, niet opgelost kunnen worden binnen de huidige
ekonomie. Dat kan de eerste stap zijn voor een omslag. Groepen
uitkeringsgerechtigden die zich organiseren moeten een alterna-
tief bieden voor de huidige geldekonomie. Zou er ook niet een
andere samenlevingvorm mogelijk zijn, waarin geld minder belang-
rijk is en betaalde arbeid niet de alles bepalende faktor? Zonder
een overheersende positie van betaalde arbeid moet het ook
kunnen. Jansen gaf daarbij een praktijkvoorbeeld van een diskus-
sie: de werklozen moeten tegen de werkenden met een hoger inkomen
niet zeggen: "wees solidair, de uitkeringen gaan omlaag, we
willen dat tegenhouden", maar: "Eet je wel eens kip?. Vind je dat
lekker? Weet je hoe die worden gekweekt, wat daar allemaal voor
medicijnentroep in zit om die kippen snel te laten groieen?. Ik
dacht dat we medicijnen haalden bij de apotheker en kip bij de
poelier". Vervolgens moeten we duidelijk maken, dat het absurd
is, dat het opvoeden van kinderen in onze maatschappij niet tot
de arbeid wordt gerekend, en het grootschalig fokken van medicij-
nen-kippen wel.
Daarna kunnen we aangeven, dat het arbeidsbegrip te eng bepaald
is, we kunnen het "normale" onderscheid tussen: uitkeringsgerech-
tigden krijgen geld en werkenden verdienen geld doorbreken. Zo
kunnen we onze opponent overtuigen.
Maar we moeten daarbij niet denken, dat de verandering afhangt
van de macht om mensen te mobiliseren. Wij hoeven de verandering
niet te bewerkstelligen. De twijfels over kernenergie zijn
ontstaan door de kernenergie zelf. We moeten ons richten op het
oprakelen van het debat en het verkennen van alternatieven.
Daarvoor hoef je niet met grote groepen te zijn.


Te optimistisch

Ik ben het eens met de opvatting van Jansen, dat protestbrieven
en betrekkelijk kleine demonstraties tegen de stroom van ver-
slechteringen niet helpen. Het heeft wat mij betreft ook geen zin
zitting te nemen in clientenraden e.d, om detail-veranderingen te
bewerkstelligen. Ook ben ik met hem eens, dat er uitgegaan moet
worden van een radikale kritiek op de verzorgingsstaat en dat van
daaruit alternatieven naar voren moeten worden gebracht. Het is
waar dat het kapitalisme door ekonomische groei met externe
effecten zoals milieuvervuiling te maken krijgt, die binnen het
bestaande systeem niet zijn op te lossen.
Maar Jansen is m.i. te optimistisch over de gevolgen van het in
kleine groepjes oprakelen van de diskussie voor alternatieven.
Het is helemaal niet zeker, dat politici hier in het licht van de
toenemende moeilijkheden naar zullen luisteren. Er is ook een
scenario mogelijk, dat leidt tot oorlogen, en voortgaande vernie-
tiging van de natuur. Daarom moeten we ons blijven afvragen,
onder welke voorwaarden en op welke wijze we macht kunnen ontwik-
kelen, om de alternatieven voor het huidige kapitalisme naar
voren te brengen. Jansen heeft in zoverre gelijk, dat op korte
termijn die macht voor de invoering van een alternatief niet zal
worden ontwikkeld.


Wat betreft de mogelijkheden voor mobilisatie van groepen aan de
onderkant van de samenleving kunnen we ons echter baseren op een
historische parallel. Er is een treffende overeenkomst tussen de
arbeidsrelaties van de veenarbeiders en de losse handwerkslieden
aan het einde van de 19e eeuw en die van uitkeringsgerechtigden
en mensen met flexibele kontrakten nu. Veel veenarbeiders ver-
richtten seizoenarbeid. Een groot gedeelte van het jaar waren ze
werkloos. In de periode dat ze in de veenderijen werkten kwamen
ze in opstand.
Ook nu is de grens tussen uitkeringsgerechtigden en werkenden
niet scherp te trekken. Veel mensen in de bijstand hebben een
baantje, vrijwilligerswerk of JWG en de veel bijstandsgerechtig-
den zijn slechts gedurende een of enkele jaren werkloos. Sommigen
wisselen perioden van werk af met perioden van werkloosheid. Net
als toen zijn de mensen aan de onderkant wel degelijk een produk-
tiefaktor van betekenis, zonder welke de maatschappij niet kan
draaien, zeker wanneer we de onbetaalde arbeid erbij nemen.
In het utopisch socialisme van de Sociaal-Demokratische Bond en
Domela Nieuwenhuis, baseerde men zich op een utopie, waaruit niet
alleen het kapitalisme maar alle vormen van onderdrukking werden
bekritiseerd. Er was een openlijke kritiek op het kapitalisme,
met een grote ruimte voor verschillende meningen, en met autono-
mie voor lokale groepen.
Dit sloot aan bij de leefwereld van de veenarbeiders. Latere
socialisten en communisten, die sterk gecentraliseerde, bureau-
cratische partijen en vakbonden hebben opgericht kregen in
Nederland nooit in die mate vat op de armste bevolkingsgroepen en
hebben hen niet tot verzet gebracht.
Uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging aan het einde van de
negentiende eeuw kun je afleiden, dat aan verschillende voorwaar-
den moet zijn voldaan, willen de armste bevolkingsgroepen tot
rationeel politiek verzet komen.
In de eerste plaats moeten zij, al is het maar via flexibele
deeltijdbaantjes, een produktiefaktor vormen, er moeten plaatsen
zijn waar ze met elkaar overleggen en elkaar ontmoeten en waaruit
ze tot verzet komen.
In de tweede plaats moet er bij konkrete akties een perspectief
zijn op inwilliging van de eisen. Dit perspectief bestond in de
negentiende eeuw tegenover de veenbazen, die, wanneer de turf
schaars was, gedwongen waren toe te geven aan de looneisen van de
arbeiders.
In de derde plaats moet een landelijke organisatie haar macht en
structuur ter beschikking stellen, zich achter de eisen van de
arbeiders scharen. Daarbij dient in de organisatievorm een
radikale open kritiek op de bestaande maatschappij te worden
gekombineerd met een grote autonomie van lokale groepen.
Wat betreft de perspectieven voor inwilliging van konkrete eisen
bij kleine akties zie ik op dit moment nog weinig mogelijkheden.
Wellicht dat een nieuwe vorm van utopisch socialisme, die uitgaat
van een fundamentele kritiek op het arbeidsbegrip in het kapita-
lisme vruchtbare uitgangspunten biedt voor de organisatie van
verzet op de langere termijn.


Piet van der Lende

donderdag 21 oktober 1993

Arbeidstijdverkorting geen wondermiddel

ATV geen wondermiddel.

Het lijkt zo simpel: er is een grote werkloosheid, werkenden
hebben weinig tijd over. Als nu de werkenden hun werktijd verkor-
ten tot 25 uur door het invoeren van deeltijdwerk of collectieve
arbeidstijdverkorting (atv) dan is er voor iedereen die kan
werken ook betaald werk. In de praktijk is het niet zo simpel.
Zonder controle op herbezetting van arbeidsplaatsen en goede
arbeidsvoorwaarden leidt atv slechts in beperkte mate tot meer
banen. Het dreigt dan zelfs te leiden tot een verslechterde
positie van grote groepen werknemers. De FNV kondigde in 1989 een
offensief aan voor atv, maar is daar nu voorzichtiger mee.

Aan het begin van de jaren tachtig werd de werkweek met enkele
uren ingekort. Bovendien nam het aantal mensen dat in deeltijd
werkte fors toe. In 1980 bestond de beroepsbevolking uit 5
miljoen personen, aan het einde van de jaren tachtig was dit
aantal gestegen tot 6 miljoen. De hoeveelheid betaalde arbeid,
uitgedrukt in arbeidsjaren, bleef gelijk. Er vond dus al een
aardige herverdeling van betaalde arbeid plaats. Desondanks bleef
de werkloosheid groot.
In het voorjaar van 1989 kondigde Stekelenburg van de FNV daarom
een hernieuwd offensief aan voor verdere atv. Stekelenburg zei,
dat er een nieuw soort plan van de arbeid moest komen, met atv in
grote stappen. Verder moest worden nagedacht over allerlei
randvoorwaarden, zoals kinderopvang, scholingsaanbod en winkel-
openingstijden. Ook zou een onderzoek moeten worden ingesteld
naar de doorwerking van atv op het belastingstelsel en de sociale
zekerheid. Voor deze plannen moest een breed draagvlak worden
ontwikkeld, in samenwerking met groepen buiten de vakbeweging.Van
al die plannen is weinig terecht gekomen.

Verdeeldheid

De inzet van de FNV bleek toch weer een atv in kleine stappen te
zijn. Bij de cao-onderhandelingen voor 1990 vroeg men om een atv
van een werkweek 38 naar 35 uur. De verdeeldheid in de vakbewe-
ging zelf bleek groot, en de animo voor atv bleek bij de achter-
ban van de FNV fors te zijn gedaald. Men erkende, dat de atv in
kleine stappen aan het begin van de jaren tachtig een licht
remmende invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de werkloos-
heid. Maar deze invloed was toch gering.
Voor veel de bondsleden kwam atv vooral neer op het inleveren van
loon, geen nieuwe kollega's erbij en taakverzwaring. Door een te
geringe herbezetting was de werkdruk toegenomen en werden soms
onaangename werktijden ingevoerd. De atv bleek vooral een functie
te hebben gehad voor het opvangen van reorganisaties en sanerin-
gen. Bovendien werd in veel gevallen meer gebruik gemaakt van
uitzend- en oproepkrachten.
Greetje Lubbi verwoordde in een reactie op de voorstellen van
Stekelenburg deze kritiek, toen ze zei dat de keuze voor atv in
kleine stappen een verkeerde was geweest. Werkgevers vulden de
gaten in de produktie op door de band een tikje sneller te laten
lopen en ze legden een lijst met oproepkrachten aan. Lubbi vond
atv een onmisbaar element in een eerlijke herverdeling van
betaalde en onbetaalde arbeid. Maar volgens haar diende deze te
worden gekoppeld aan de invoering van een basisinkomen. Pas dan
zou de werkloosheid sterk verminderen. Zij pleitte voor een 25
urige werkweek en het in grote stappen invoeren van een basisin-
komen.

Flexibele atv

Ook Van der Weg van de Industriebond bleek tegen het atv-offen-
sief van de centrale te zijn. Volgens hem wilde de achterban geen
collectieve atv. Ook de ABVA-KABO zag niets in het atv-offen-
sief. Van der Weg wilde een palet van maatregelen om de werkloos-
heid te bestrijden: VUT, scholingsverlof en eventueel in bepaalde
bedrijven atv. De atv moest worden ingebed in de mogelijkheden
van de bedrijven. De Industriebond koos voor een beleid, dat werd
toegespitst op de wensen van de leden. Als de leden atv willen,
prima, maar als ze iets anders willen moet het ook kunnen.
Enerzijds sloot dit uitgangspunt aan bij de wensen van de achter-
ban. De atv als verbetering van de arbeidsvoorwaarden werd door
sommige groepen zeer gewaardeerd. Bijvoorbeeld atv per dag in de
vorm van roostervrije dagen. Het sloot ook aan bij het standpunt
van leden met een laag inkomen, die bij atv met in ruil geringe
looneisen of zelfs gedeeltelijke inlevering van loon hun inkomen
teveel zouden zien dalen.
Anderzijds paste het goed bij de wensen van de werkgevers: zij
willen alleen een flexibele atv, verschillend per bedrijf of
zelfs afdeling. De atv kon zo gebruikt worden voor de verdere
flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden, het doorvoeren van
reorganisaties in de produktie en verzwaring van de werkdruk.

dilemma

Uit de reakties van de Industriebond blijkt, dat de vakbeweging
bij de eisen voor atv in feite voor een probleem wordt geplaatst:
ATV zonder invloed op het beleid van de werkgevers over de
herbezetting en dus het personeelsbeleid leidt slechts in beperk-
te mate tot een grotere verdeling van betaalde arbeid en daardoor
vermindering van de werkloosheid. Daarnaast leidt het voor grote
groepen werknemers tot verslechtering van de arbeidsvoorwaarden,
juist in bedrijfstakken, waar de organisatiegraad laag is.
Aan de andere kant is strijden voor meer zeggenschap over het
investerings- en personeelsbeleid van werkgevers een moeilijk na
te streven doel, waarbij dan ook weer het vraagstuk van het
corporatisme om de hoek komt kijken: in hoeverre willen de
vakbonden samen met werkgevers verantwoordelijk zijn voor het
bedrijfsbeleid?
In de bestaande verhoudingen, waarin werkgevers volledig autonoom
zijn in hun beleid kan atv zelfs leiden tot een verscherping van
de tweedeling in de samenleving. Aan de ene kant leidt atv voor
mensen met een sterke positie in bepaalde bedrijven tot riante
arbeidsvoorwaarden, zoals roostervrije dagen of een kortere
werkdag, met toch nog een redelijk salaris en een vaste aanstel-
ling. Aan de andere kant versterkt het in bedrijfstakken, zoals
de schoonmaak en de confektie, waar een moordende concurrentie-
strijd heerst en de organisatiegraad laag is, de tendens tot
oproepkrachten, en deeltijdwerkers, die een aanvullende bij-
standsuitkering nodig blijven hebben om rond te komen. Werkgevers
krijgen bij ATV de gelegenheid, vaste banen om te zetten in
pulpbanen. Alleen maar zeggen, dat atv moet naast verbetering van
andere arbeidsvoorwaarden, lost dit probleem niet op.
Zo bezien zou een flexibele atv precies in het straatje van de
werkgevers en de rechtse politieke partijen passen. Bij de
tweedeling in de maatschappij, vinden ze een maatschappelijke
basis voor hun afbraakpolitiek bij dat gedeelte van de bevolking,
dat een goed salaris heeft en een vaste aanstelling. ATV in
kombinatie met loonsverhogingen is bovendien gebaseerd op een
verwerpelijk ekonomische groeidenken.
Wellicht dat het probleem waar de vakbeweging voor staat, ge-
deeltelijk kan worden opgelost door, zoals Lubbi zegt, de invoe-
ring van atv te kombineren met een leefbaar basisinkomen van
1400,- per maand. Dan zijn mensen immers voor hun inkomen niet
meer volledig afhankelijk van betaalde arbeid.
In ieder geval is duidelijk, dat atv niet los gezien kan worden
van het streven naar een goede sociale zekerheid, zoals handha-
ving van passende arbeid, een andere kijk op arbeid. Daarmee kan
een alternatief geboden worden, bijvoorbeeld door de hoogte van
de uitkeringen en afschaffing van de sollicitatieplicht. Ook voor
herverdeling van inkomens in kombinatie met atv is sociale
zekerheid onontbeerlijk; werkenden met een hoog inkomen die nog
solidair zijn, willen voor hun solidariteit wat terug zien in de
vorm van een beter inkomen voor een ander.

Piet van der Lende