maandag 27 november 2000

De spelende mens en de overheid

Op 14 september verscheen in het kader van de ontwikkeling van het Sociale Structuur Plan (SSP) een nota over sociale activering: ' Van sociale activering naar nieuwe kansen beleid' . Het SSP is een poging, armoede, sociaal isolement en achterstanden op het gebied van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs tegen te gaan door een gecoordineerde anapak van die achterstanden. Dit was afgesproken in het programakkoord, dat de huidige coalitiepartners in het Amsterdamse gemeentebestuur hadden afgesproken.

De directeur van een begeleidend organisatiebureau deelde op een van de bijeenkomsten over het SSP echter mee: ' iedere vorm van planning is stalinisme' . Zo zijn er een rijtje ' aandachtspunten' overgebleven, en een van die aandachtspunten is de sociale activering. De kern van de nota die daarover verscheen is het volgende. Als definitie van sociale activering wordt gegeven: ' sociale activering is een aanvullend aanbod voor mensen die (vooralsnog) niet in aanmerking komen voor toeleiding naar werk, en richt zich op het tegengaan van sociaal isolement en het bevorderen van maatschappelijke participatie' . Met ' werk' wordt als vanzelfsprekend en stilzwijgend ' betaald werk' bedoeld; reproductie van de arbeidskracht, dus van de mensen die betaald werk verrichten, is zelf geen werk, zoals huishoudelijke arbeid.

Daarmee liggen de uitgangspunten van de nota voor de hand. Ten eerste is sociale activering sterk gekoppeld aan de toeleiding naar de arbeidsmarkt en bedoeld om de ' afstand tot de arbeidsmarkt' te verkleinen. Voortdurend dient te worden onderzocht, of een stap in die richting mogelijk is. Daarvoor wordt voor alle clienten bij de sociale dienst een casemanagement ingevoerd. Kort door de bocht: een bepaalde vaste ambtenaar begeleidt een client in vele opzichten, en houdt voortdurend bij welke veranderingen in de leefsituatie van de client zich voordoen. De doelgroep wordt beperkt tot degenen, die wellicht ooit nog kans hebben op betaald werk, en dan vervolgens als onderdeel van die groep alleen de clienten van de sociale dienst. De nota zegt: ' vooralsnog ligt alleen de verantwoordelijkheid voor de reintegratie van de clienten van de sociale dienst bij de gemeente' . Bedoeld wordt waarschijnlijk, dat de gemeente waar het de toeleiding naar de arbeidsmarkt betreft zij alleen verantwoordelijk is voor clienten van de sociale dienst. Andere categorien worden door andere instanties begeleid. Als je ' integratie' wat ruimer interpreteerd, leidt de stilzwijgende gelijkstelling van ' reintegratie' aan: toeleiding naar de arbeidsmarkt echter tot een vreemde formulering, want als je geintegreerd zijn beschouwd als een aspect van iemands welzijn, is de gemeente natuurlijk voor al haar inwoners medeverantwoordelijk. De gemeente is toch ook medeverantwoordleijk voor ' integratie' van een Marokkaanse AOW-er, en niet alleen voor mensen in de bijstand?

De drie uitgangspunten van de nota- koppeling aan toeleiding naar de arbeidsmarkt, case-management en beperking tot clienten van de sociale dienst wordt nader uitgewerkt in twee pilots, dus experimenten, die ' Nieuwe Kansenaanpak' worden genoemd. Enige tijd geleden werd een discussieavond over de nota georganiseerd. Enkele belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden brachten naar aanleiding van de nota over sociale activering en de conferentie een tekst uit, die u hierna kunt lezen.

Amsterdam, 27 november 2000

De spelende mens en de overheid

Onlangs verscheen een nota van de gemeente Amsterdam over sociale activering in het kader van de samenstelling van het Sociale Structuur Plan (SSP).

Wij hebben het volgende commentaar op de nota.

Veel mensen zijn al jarenlang met vrijwilligerswerk en politieke of belangenbehartigingsactiviteiten bezig in vakbonden, organisaties van uitkeringsgerechtigden, en andere comités of projecten*. Een groot deel van het sociale en culturele leven in de stad wordt gedragen door deze vrijwilligers. Daarnaast ondersteunen veel mensen onbetaald familieleden, vrienden, buren en kennissen wanneer zij hulp nodig hebben. En veel mensen, vooral vrouwen, verrichten thuis of voor de familie onbetaalde zorgarbeid. Zonder al deze arbeid op basis van solidariteit tussen mensen onderling zou de samenleving verworden tot een netwerk van kille, onpersoonlijke relaties waar het geld de norm van alles is en hulpverlening alleen nog een marktproduct is dat beschikbaar is voor mensen die het kunnen betalen. Hierdoor dreigen veel mensen met een minimaal inkomen door ontoereikende zorg tussen de wal en het schip te geraken. De onbetaalde arbeid is het cement van de samenleving. Al die mensen die onbetaalde arbeid verrichten doen dat niet, omdat hen dat van bovenaf door de overheid wordt opgelegd, of omdat het verbonden is met de toeleiding naar betaald werk, maar omdat zij er zelf voor gekozen hebben. Men vindt het vanuit zichzelf noodzakelijk dat deze arbeid wordt verricht. Het is een eigen keuze.

Wie verwacht had, dat de gemeente in de nota over sociale activering nu eens een positieve waardering zou uitspreken voor al dit werk en het belang ervan, komt bedrogen uit. De vele positieve dingen die gebeuren worden niet als uitgangspunt gekozen en de vraag hoe de overheid dit verder kan stimuleren wordt niet gesteld. In de nota wordt het negatieve uitgangspunt gekozen, dat veel mensen in een 'sociaal isolement' zitten en dat die 'sociaal geactiveerd' moeten worden. Dit uitgangspunt wordt verbonden met de toeleiding naar betaald werk. Niet wat er allemaal in positieve zin gebeurt, en wat al die mensen voor behoeften hebben is het uitgangspunt, maar een negatieve kwalificatie van een beperkte groep, n.l. mensen in een sociaal isolement in de bijstand. Er worden nu miljoenen uitgegeven om allerlei bureautjes op te zetten waarvan het effect uiteindelijk twijfelachtig is. Nogmaals: geen inventarisatie in de nota van het bestaande en van daaruit wat er moet gebeuren, om dit verder uit te breiden. Vanachter het bureau wordt zonder uit te gaan van het bestaande weer allerlei projecten bedacht, die veel geld kosten en waarvan het nut twijfelachtig is.

Terwijl daar tegenover reeds bestaande projecten, die hun nut al jarenlang bewezen hebben, bedreigd worden in hun voortbestaan. Immers de mensen die deze projecten met hun onbetaalde arbeid dragen worden lastig gevallen met sollicitatieplicht en stopzetting van hun uitkering. De initiatief- en deelnemers worden op geen enkele positieve manier gesteund om met hun werk door te gaan. Naast de nota over sociale activering hebben wij ook de werkgelegenheidsnota 'een tandje hoger' gelezen. Beide nota’s bieden ondergetekende organisaties geen enkele aanknopingspunt. In de nota’s wordt ervan uitgegaan, dat de maatschappelijke organisaties, een sleutelrol gaan vervullen in de sociale activeringsplannen. Maar waarom zouden wij daaraan meewerken? Het levert ons niets op, behalve -in de vorm van verslagen en verantwoordingen naar de sociale dienst toe- meewerken aan het disciplinerings -en controlesysteem van de overheid. Daarom willen wij op deze basis niet meedoen. De overheid formuleert weliswaar plannen, maar rept in het arbeidsbemiddelings- en sociale activeringsysteem, met haar case-management, cliënt volg systemen etc. niet over de rechten van de cliënten. De plannen worden eenzijdig beperkt tot de bijstandsgerechtigden, waarbij alle plannen nadrukkelijk verbonden zijn met de toeleiding naar betaald werk. Blijkbaar zijn de bezuinigingen op de bijstand het uitgangspunt, niet de belangen en noden van de stadsbewoners. De wijze waarop met het begrip ' sociale activering' wordt omgegaan in de nota is in feite alleen maar het formuleren van beperkingen opleggen aan de cliënten, zonder dat een bijdrage wordt geleverd aan het stimuleren van al bestaande projecten. Zoals reeds gezegd moet niet worden uitgegaan van een negatieve benadering (mensen zitten in een sociaal isolement, dat moeten we regelen) maar van een positieve, waarbij de gevoelens van solidariteit tussen mensen het uitgangspunt zijn, in het besef, dat je dit als overheid van bovenaf nooit kunt organiseren c.q. opleggen. Het moet van de mensen zelf uitgaan. In feite baseert de overheid zich bij haar uitgangspunten op een verkeerde filosofie. Wat door de overheid geregeld zou moeten worden, wordt geprivatiseerd, zoals allerlei publieke diensten, wat zij van bovenaf nooit kan reguleren c.q. regelen probeert zij wel op die manier te regelen. In het bestaande en nog te ontwerpen beleid hebben vrijwilligersprojecten en zelforganisaties niet de ruimte om naar buiten te treden met wat ze doen en kunnen zij niet kiezen tussen wel of geen betaald werk. Zou deze ruimte en keuze er wel zijn, dan zouden vele projecten zich ook kunnen presenteren als projecten waar je je bij kunt aansluiten en waarbij deelname aan vrijwilligerswerk op een positieve manier wordt gestimuleerd.

Er is een analogie met de broedplaatsen discussie. Daar wordt door degenen die de stad besturen gezegd: heel Amsterdam bloedt dood wat nieuwe creatieve ideeën betreft, we gooien er geld tegenaan, maar dan wel op voorwaarden van de overheid, we gaan het gecontroleerd invoeren. Tegelijkertijd wordt kapot gemaakt wat mensen zelf hebben opgebouwd of aan initiatieven hebben genomen. Daarmee geeft de gemeente er blijk van, niet te weten waar het om gaat. Het gaat helemaal niet om het geld, maar om de ruimte en de vrijheid eigen initiatieven te ontplooien gestimuleerd door een overheid die beseft dat niet alles in regeltjes kan worden vastgelegd. De werk-werk werk ideologie staat voorop, ook bij sociale activering. Betaald werk is de oplossing voor alles! Terwijl daardoor in de maatschappij veel misgaat. Werk en inkomen zijn strak aan elkaar gekoppeld. Mensen gaan werken omdat ze nu eenmaal daarvoor betaald krijgen, terwijl zij zich niet bekommeren om het maatschappelijk effect van hun werk. Het is belangrijk dat er in de maatschappij mensen zijn, die streven naar een loskoppeling van arbeid en inkomen en die kritisch kijken naar de motieven waarom mensen werken en die andere waarden voorop stellen. De overheid streeft in haar beleid er eenzijdig naar dit soort groepen onder controle te brengen en hen de nek om te draaien wanneer ze zich niet voegen in de controlepraktijk van de overheid. Wij willen onder deze omstandigheden niet meewerken aan de uitvoering van de nota over sociale activering.

Moeten de bestuursleden van maatschappelijke organisaties, vakbonden, vrijwilligersprojecten etc. beoordelingsrapportages gaan maken van hun vrijwilligers en kaderleden voor de overheid c.q. de sociale dienst? Het lijkt ons een zekere weg naar een steeds verdere kolonisatie van de leefwereld van de burgers door de overheid. Menselijke relaties worden steeds meer door de markt bepaald en daardoor killer en zakelijker. Veel mensen zijn al -zonder de overheid- hard bezig zichzelf en anderen uit hun sociaal isolement te halen en daar kan de overheid veel van leren. Daar willen wij best over praten, hoe dat werkt en hoe dat verder kan worden uitgebreid, maar niet op basis van de nota’s die er liggen. Sociale activering heeft niets te maken met toeleiding naar betaald werk en met sancties voor uitkeringsgerechtigden.

Werklozen Belangen Vereniging
Bijstandsbond Amsterdam
Komitee Vrouwen en de Bijstand
Kwerk

* Hiervan zijn een groot aantal opgenomen in het 'Linke boekje, een overzicht van projecten en vrijwilligersorganisaties in Amsterdam.