In de afgelopen maanden hield het comité Amsterdam
Tegen Verarming voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe bijstandswet in
verschillende buurten. Ik ben bij drie van die bijeenkomsten geweest. De opkomst was
wat wisselend, zo waren er in Osdorp ongeveer 40 mensen, in andere buurten was
de opkomst minder.
Wat mij vooral opviel was, dat sommige cliënten erg
geëmotioneerd waren. Sommigen waren kwaad, omdat ze onredelijk door een
ambtenaar van de sociale dienst behandeld werden, of omdat ze het initiatief
namen om een eigen bedrijfje te beginnen en vervolgens geconfronteerd worden
met zinloze bureaucratische procedures en regels, die ieder initiatief dood
slaan. Bij andere cliënten overheerste de angst. Sommige cliënten zijn bang,
omdat ze niet weten, wat er met hun uitkering gaat gebeuren. Gaat mijn
uitkering omlaag, of blijf ik hetzelfde houden? Hoewel cliënten vaak niet
bekend zijn met de nieuwe regels, begrijpt men wel, dat men steeds afhankelijker
wordt van de goede wil van de behandelend ambtenaar. Bijstand is steeds minder
een recht en steeds meer een gunst.
Daar komen alle verhalen in de pers over
frauderende uitkeringsgerechtigden dan nog bij, waarbij soms de indruk wordt
gewekt, dat de meeste bijstandsgerechtigden eigenlijk maar fraudeurs zijn, die
er met de pet naar gooien. Bestuurders reageren op die verhalen soms met de
formulering van een nieuw flinks beleid; er komen meer sociale rechercheurs,
de sociale dienst krijgt een poortwachtersfunctie waarbij de ambtenaren om
nog meer papieren moeten vragen. En er worden meer strafkortingen uitgedeeld.
(Het aantal strafkortingen verdubbeld momenteel ieder jaar).
Het is steeds meer een beleid, waarbij de
uitkeringsgerechtigde de schuld krijgt van het feit, dat hij/zij afhankelijk
is van een uitkering. Dan had je maar zus of zo moeten doen, voor mensen die
willen, is er wel werk, etc. Een oudere mevrouw zei, dat ze het niet kon
opbrengen om naar de sociale dienst te gaan. Ze had een nieuwe bril aangeschaft,
en had daarvoor eigenlijk recht op bijzondere bijstand, maar ze had het niet
aangevraagd. "ik heb de laatste tijd veel meegemaakt, en ik kan het nu niet
meer opbrengen naar de sociale dienst te gaan. De behandeling van de ambtenaren,
de formulieren die je moet invullen, de lange wachttijden, de emoties die met
het aanvragen van zo'n uitkering gepaard gaan, ik doe het niet".
Wanneer je politici vraagt, waarom ze dat nieuw
flinkse beleid zo formuleren is het antwoord vaak, dat men de solidariteit
tussen de werkenden en de uitkeringsgerechtigden in stand wil houden. Het moet
de werkenden duidelijk zijn, dat alleen mensen die het "echt" nodig
hebben een uitkering krijgen. Dan willen de werkenden nog wel premies betalen.
Dit is een onzinnige redenering, omdat de solidariteit van werkenden met en
het begrip voor uitkeringsgerechtigden veel groter is dan politici ons willen
doen geloven. Dat blijkt telkens weer uit allerlei enquêtes. Bovendien heeft
die medaille een keerzijde: uitkeringsgerechtigden voelen zich daardoor onder
druk gezet, zonder dat ze instrumenten krijgen aangereikt om iets aan hun
situatie te veranderen, en sommigen worden bang. "Mijn uitkering is geen
zekerheid maar een gunst. Ik moet zo weinig mogelijk met die sociale dienst te
maken hebben, want ze kunnen je maken en breken".
Dit plaatst het niet
gebruik van de bijzondere bijstand in een ander daglicht. Meestal zeggen
politici, dat de mensen er geen gebruik van maken, omdat het schort aan een
goede voorlichting, en dat ze die zullen verbeteren. Nu is er met die
voorlichting inderdaad het nodige mis, veel cliënten bleken op de
voorlichtingsbijeenkomsten niet op de hoogte van de nieuwe regels, de sociale
dienst heeft te weinig voorlichting gegeven. Maar de bijeenkomsten maken
duidelijk, dat er ook andere redenen zijn voor het niet gebruiken van de
bijzondere bijstand. Veel cliënten voelen zich onzeker door de verhalen over
strengere controles, de behandeling van de ambtenaren en de steeds grotere
betekenis van de individuele beoordeling. Zij gaan maar liever niet naar de
sociale dienst als het niet perse nodig is.
Het grote belang van de voorlichtingsbijeenkomsten
is m.i. dan ook tweeërlei: in de eerste plaats natuurlijk voorlichting over hoe
de nieuwe bijstandswet feitelijk in elkaar zit. Voor de meeste cliënten
verandert de hoogte van de uitkering niet. In de tweede plaats om duidelijk te
maken, dat de solidariteit van de maatschappij, dus van mensen die geen
uitkering hebben met uitkeringsgerechtigden groter is dan misschien uit de
verhalen in de kranten en van politici lijkt. Het is nog steeds wel degelijk
mogelijk via belangenorganisaties voor je rechten op te komen. Dat kan op politiek
niveau, door te lobbyen voor je standpunten, maar je kunt er ook op individueel
niveau gebruik van maken: als je je ondanks alle emoties probeert weerbaar op
te stellen en steun zoekt bij anderen, is er wel degelijk het een en ander
mogelijk. Als je niet alleen naar de sociale dienst durft, zijn er in veel
buurten solidaire mensen, die daar spreekuren organiseren, die van alles
willen uitzoeken, en die wel met je mee willen naar de sociale dienst.
Ik heb het in dit stukje vooral over de gevoelens
van de clienten gehad. Maar hoe zit het met de ambtenaren? Ze worden
gekonfronteerd met een steeds grotere werkdruk vanwege de bezuinigingen en de
reorganisaties. Op het spreekuur worden ze gekonfronteerd met boze en/of
wanhopige uitkeringsgerechtigden, waarvoor ze dikwijls niets kunnen doen. Uit
de organisatie van de voorlichtingsbijeenkomsten blijkt, dat men op de
rayonkantoren duidelijk niet gewend is, op wat grotere bijeenkomsten in
buurten voorlichting te geven. Op een van de bijeenkomsten draaide de
ambtenaar een verhaal af dat een copie kon zijn van de verhalen, die
bestuurders bijna iedere dag op de televisie en in de kranten vertellen. De
Melkertbanen zijn een godsgeschenk, alles wordt strenger, etc. Op een ander
rayonkantoor wilde eerst niemand komen, men vond het een taak van het
hoofdkantoor. Na veel heen en weer gebel lukte het toch, de toezegging te
krijgen dat er iemand zou komen. De persoon in kwestie belde echter de dag van
te voren af. Er kwam niemand van de sociale dienst. Op de bijeenkomst in Osdorp
liep het beter, omdat de aanwezige ambtenaar meer begrip toonde voor de positie
van de clienten.
Piet van der Lende.
Ik ben op drie bijeenkomsten geweest; in Osdorp,
Oost en de staatsliedenbuurt. Wat kwam op die bijeenkomsten naar voren?
1. Een man, die als kleine zelfstandige wou
beginnen, maar die nergens steun kreeg. De afdeling zelfstandigen van de
sociale dienst doet pas wat, als je een kant en klaar plan inlevert, en de stew
helpt bij het opstellen van het plan. Wat was dan het probleem? De man wou
overleggen met de afdeling zelfstandigen, om te weten, waar hij op moest
letten.
2. Een oudere vrouw, die in aanmerking kwam voor
bijzondere bijstand voor een bril, maar die dit niet wilde aanvragen. Ze kon
het niet opbrengen naar de sociale dienst te gaan.
3. Een vrouw, ide over de buitenlanders begon.
4. Een man, die een korting had gekregen wegens
onvoldoende solliciteren.
5. Veel onduidelijkheid over de nieuwe
bijstandswet. De mensen weten niet, waar ze aan toe zijn. De voorlichting van
de sociale dienst in deze is onvoldoende, of bereikt de mensen niet.
6. Ambtenaren reageren heel verschillend op de
voorlichtingsbijeenkomsten. De ambtenaren van Oost draaiden het bekende werk
werk werk verhaal af; de Melkertbanen is een godsgeschenk, de mensen moeten
zoveel mogelijk gestimuleerd worden betaald werk te aanvaarden, dat is het
hoofddoel. Alles staat in dit teken. De bijstand is bedoeld als een tijdelijke
voorziening. De ambtenaar in Osdorp was was soepeler. De ambtenaar van het
rayonkantoor in de Staatsliedenbhuurt kwam niet opdagen, hoewel toegezegd was
dat er iemand zou komen.
7. De mensen zoeken naar mogelijkheden, om zelf
initiatieven te nemen, maar stuiten op de bureaucratische regels, en op
onwillige ambtenaren, die bureaucratische plannen bedenken. Men wil konkreet
iets doen op buurtniveau. Met name de aanwezige vertegenwoordigers en kaderleden zeiden: wat kunnen wij op buurtniveau nou doen, om de
inkomenspositie van de mensen te verbeteren. In dit verband waren er veel
vragen over de nieuwe premieregelingen, over bijzondere bijstand en over de
onkosten vergoeding voor vrijwilligers. Bood dit misschien perpsectieven?.
8. Dan volgt het verhaal over de redenering van de
politici, die alles in het kader van de werk-werk werk ideologie plaatsen.
Controles worden steeds strebger, alleen de mensen die het echt nodig hebben
komen voor een uitkering in aanmerking, de armen worden geschift. Er staan
berichten in de krant over frauderende bijstandsgerechtigden, over uitbreiding
van het aantal sociale rechercheurs, over dat de regering en de andere politici
er alles aan doen om de mensen aan het werk te helpen, maar dat de werklozen
niet willen, en dat daarom strenge sancties nodig zijn om die werklozen over
een drempel te helpen. Sommige mensen worden gepusht aan trajectbegeleiding mee
te doen, de papierwinkel wordt niet minder, ondanks dat men zegt dat de nieuwe
bijstandswet eenvoudiger is. Je bent afhankelijk van de goedwillendheid van de
ambtenaar, of je wat krijgt of niet, bijstand wordt een gunst in plaats van een
recht. Veel mensen maken geen gebruik van de bijzondere bijstand, er blijft in
die pot veel geld over. De redenering van de bestuurders is dan altijd, dat het
schort aan de voorlichting. De cliënten weten niet, dat ze er een beroep op
kunnen doen. Afgezien van het feit, dat de regels voor bijzondere bijstand
bijzonder streng zijn, is het ook zo, dat veel mensen maar liever zo weinig
mogelijk met de sociale dienst te maken hebben. De mensen zijn bang en kwaad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten