Ook verschenen op de webpagina van Konfrontatie
De artikelen van Jonatahan Witteman in de Volkskrant van dinsdag 24 december hebben veel stof doen opwaaien. De journalist interviewde tientallen bijstandsgerechtigden, die tewerk waren of zijn gesteld in een project van de gemeente Amsterdam aan de Laarderhoogtweg. In de artikelen kwamen de misstanden die daar heersen en de zinloosheid van de trajecten uitgebreid aan de orde. Daarbij probeert een gedeelte van de verantwoordelijke bestuurders en wetenschappelijk onderzoekers van Groen Links tot Partij van de Arbeid en VVD de schrijnende misstanden die gesignaleerd worden te relativeren en begrip te kweken voor de goede bedoelingen van het project aan de Laarderhoogtweg van de stichting Herstelling Werk en Uitvoering. Sommigen zijn voor de in te voeren algemene tegenprestatie in de bijstandswet, voor de uitbreiding van het sanctie-instrumentarium op basis van die bijstandswet en voor andere maatregelen die de bijstandsgerechtigde onder dwang ertoe moeten brengen, vrijwilligerswerk te doen of deel te nemen aan een traject richting arbeidsmarkt. Dat is beter voor henzelf en voor de maatschappij. Vanzelfsprekend moet iedereen respectvol en humaan behandeld worden.
Tegenover de critici die het huidige beleid verwerpen stelt men: moeten de bijstandsgerechtigden dan 'met rust' worden gelaten, lees: moeten we die dan in hun sop laten gaarkoken? Alsof de tegenstanders van het huidige dwangbeleid dat zouden willen. Dat is niet het geval. Er zijn duizend en een creatieve alternatieven voor het huidige dwangbeleid. Vele bijstandsgerechtigden doen al zinvol vrijwilligerswerk, en anderen kunnen positief gestimuleerd worden op basis van het creëren van voorzieningen en mogelijkheden, op vrijwillige basis. Er zouden bijvoorbeeld projecten mensen zonder werk kunnen worden opgezet die door de werklozen zelf worden gerund en waarbij mensen op vrijwillige basis kunnen deelnemen met hooguit enkele betaalde krachten die voor de continuïteit zorgen. Het argument van de voorstanders van de voorgestelde tegenprestatie waarbij de suggestie wordt gewekt dat tegenstanders van de tegenprestatie de mensen in hun sop willen laten gaarkoken is des te kwaadaardiger omdat er daarbij naar voren wordt gebracht dat de bestuurders mensen willen activeren en de oppositiebeweging niet. Terwijl het precies andersom is.
Het is de regering, die honderden miljoenen op het reintegratie budget bezuinigt, en bij de invoering van de Participatiewet nog meer als het om voorzieningen gaat voor mensen met een handicap. En het zijn de gemeentelijke bestuurders, die op hun beurt bezuinigen, die in dat kader voor het gros van de bijstandsgerechtigden niets meer doen. Dus in hun sop laten gaarkoken. De tegenprestatie is geen voorziening. Werken met behoud van uitkering cq dwangarbeid ook niet. Mensen worden door een maatregel onder druk gezet om… ja om wat? Voorzieningen waar mensen vrijwilligerswerk kunnen doen worden in de buurten wegbezuinigd, het is de ‘maatschappij’ die maar plaatsen voor vrijwilligers moet creëren. Zij moeten maar zien hoe ze aan inkomsten komen. De staat wil vervolgens een grote bureaucratische controle uitoefenen op die vrijwilligersorganisaties. Waarbij ze verantwoording moeten afleggen over de begeleiding, voor de bureaucratische uitvoeringsorganisaties rapportages schrijven over de vrijwilligers, etc. Kortom, de vele initiatieven die in de samenleving worden genomen moeten onder een controle systeem van inspectie en bewaking door de staat worden gebracht. Dit is hoe zij reageert op de participatiemaatschappij.
Want het is niet de regering, het zijn niet de gemeentelijke bestuurders, die de participatiemaatschappij ontwikkelen, maar dat gebeurt vanuit de bevolking zelf in het algemeen en bijstandsgerechtigden in het bijzonder. Tine de Moor, hoogleraar 'Instituties voor collectieve actie in historisch perspectief' aan de universiteit van Utrecht heeft de opkomst en ondergang van initiatieven voor zelfbeheer en zelfregulering door burgers in de loop van de tijd bestudeerd. Zij noemt dat ‘instituties voor collectieve actie’.
Coöperatieve samenwerkingsverbanden, broodfondsen voor zzp-ers, woon-werk gemeenschappen, collectieven voor de productie van duurzame energie, transition towns, etc. schieten als paddenstoelen uit de grond. Er is in dat opzicht een ware hausse aan de gang. Dergelijke initiatieven zijn er bijvoorbeeld ook veel in de zorg. De Moor produceert statistieken, waaruit deze golf van initiatieven blijkt. De opkomst stamt al uit 2004/2005, dus van voor de economische crisis. De collectieve instituties, waartoe burgers sinds 2004 in toenemende mate het initiatief nemen zijn een gevolg van extreem doorgevoerde, doorgeschoten marktwerking die de bevolking wil corrigeren.
De overheid wil zoals gezegd greep krijgen op dergelijke initiatieven. Een van de redenen dat de overheid dit wil is dat zij in het kader van haar onversneden liberale beleid streeft naar maximalisering van het aantal voor het bedrijfsleven beschikbare arbeidskrachten op vaak laagbetaalde, flexibele baantjes met slechte arbeidsomstandigheden en ook op hogere functies, die bijvoorbeeld gepaard gaan met grote risico's, waarbij de omstandigheden en voorwaarden en de zeggenschap van de werknemers niet kunnen worden verbeterd vanwege de concurrentieverhoudingen en onze nationale concurrentiepositie. In feite wil de staat in essentie regisseren, dat de uitbuiting van arbeidskrachten in stand blijft en nog kan worden opgevoerd. Burgers moeten niet teveel zichzelf bedruipende alternatieven ontwikkelen waarbij ze dergelijke functies kunnen vermijden. Werklozen moeten maximaal beschikbaar blijven voor deze functies, het liefst als het kan moeten ze onder druk nog slechtere voorwaarden accepteren. Dit is de betekenis van het project van Herstelling Werk en Uitvoering en van de misstanden die daar voorkomen. De gevolgen van dit beleid zijn desastreus.
Zoals hierboven aangegeven, doet de overheid weinig tot niets in positieve zin voor de honderdduizenden Wajongers en bijstandsgerechtigden en wordt de WSW afgebouwd. Het gaat om mensen die gezien vanuit de tucht van de markt in een tijd van massawerkloosheid economisch eigenlijk overbodig zijn, alleen geschikt voor baantjes in de periferie van de arbeidsmarkt. Wat de overheid in feite doet is een strafstelsel optuigen waarin de verschillen tussen werklozen en taakgestraften vervagen. Loïc Wacquant zegt in zijn nieuwe hoofdstuk bij het boek ‘straf de armen’ dat bij de toenemende tegenstellingen tussen arm en rijk in verschillende landen van Europa een grote groep mensen aan de rand van de maatschappij terechtkomt waarbij ze leven in steeds dualer wordende grootsteden. Door projecten als dat van Herstelling Werk en Uitvoering worden deze mensen naar de buitenste regionen van de groeiende secondaire arbeidsmarkt geduwd. De door marktwerking economisch overbodig geworden mensen, zowel arbeidsgeschikten als ongeschikten vormen de behoeftige en potentieel ontwrichtende segmenten van het postindustriële proletariaat Doelstelling van het overheidsbeleid is, deze groep te normaliseren, controleren, bewaken en neutraliseren door hen onzichtbaar te maken of op te sluiten. Workfare en prisonfare zijn twee kanten van dezelfde medaille.
We bevinden ons in het overheidsbeleid in een spiraal naar beneden, waarin humane waarden in toenemende mate worden opgeofferd aan de tucht van de markt. De socialisten hebben zich in de verre 19e eeuw verzet tegen deze ogenschijnlijk ijzeren logica waarbij zij met succes de mensonterende toestanden in de fabrieken aan de kaak stelden. Nu, anno 2014 komt na decennia van opgaande welvaart een oude waarheid die de oprichters van de eerste vakbonden in de 19e eeuw verkondigden weer akelig dichtbij huis: het kapitalisme stort mensen in ellende.
Tot nu toe staan de actievoerders, die de tegenprestatie verwerpen en die het werken met behoud van uitkering dwangarbeid noemen nog betrekkelijk alleen in hun strijd, hoewel de acties zich wel gestaag uitbreiden. De hausse aan initiatieven vanuit de bevolking om collectief alternatieven te ontwikkelen voor falende marktwerking en die een rol zou kunnen spelen bij de verdediging van de belangen van bijstandsgerechtigden heeft tot nu toe niet echt een buitenparlementaire, politieke stem. Maar dat lijkt mij slechts een kwestie van tijd.
Piet van der Lende