Mensen, die recht hebben op een bijstandsuitkering zijn niet altijd op de hoogte van het feit dat het voeren van een gezamenlijke huishouding gevolgen kan hebben voor de hoogte van de uitkering. Er volgen twee voorbeelden.
Voorbeeld 1. A en B hebben allebei een bijstandsuitkering voor alleenstaanden van 70% van het wettelijk minimumloon. Zodra zij een gezamenlijke huishouding gaan voeren, krijgen zij één gezamenlijke uitkering, die 100% van het wettelijk minimumloon is. Dit is dus lager dan de som van de beide afzonderlijke uitkeringen.
Voorbeeld 2. A heeft een bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Zij gaat een gezamenlijke huishouding voeren met B. B heeft 20.000 euro op de bank staan en heeft geen schulden. Daardoor raakt A haar bijstandsuitkering kwijt.
Wat is een gezamenlijke huishouding eigenlijk?
Een gezamenlijke huishouding bestaat tussen samenlevende echtgenoten of geregistreerde partners. Echter, een gezamenlijke huishouding kan ook tussen twee mensen bestaan, die geen echtgenoten of geregistreerde partners zijn. De Wwb geeft daarvan onder meer als voorbeeld: zij die met elkaar gehuwd zijn geweest, of uit wier relatie een kind is geboren, maar er zijn talloze andere voorbeelden
In art 2 sub a Wwb staat: in deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.
Kijken we nu eerst naar het begrip gezamenlijke huishouding.
In art 3 lid 3 Wwb staat: Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
De gezamenlijke huishouding is een begrip dat gebaseerd is op feitelijke bewoning. Dat een van de uitkeringsgerechtigden ergens anders staat ingeschreven, is niet doorslaggevend. Anders zou men kunnen frauderen door zich op een ander adres in te schrijven. De wetgever heeft het dan ook over het hoofdverblijf. Een kort verblijf (bijvoorbeeld tijdens de vakantie) leidt uiteraard niet tot de conclusie dat er sprake is van een hoofdverblijf. Waar de grens ligt is moeilijk te bepalen. Daarvoor moet u persoonlijk advies inwinnen.
Om te kunnen vaststellen, of er sprake is van een gezamenlijke huishouding hanteren de controlerende instanties een reeks van punten waarop wordt beoordeeld of dit inderdaad het geval is. Denk bij het onderstaande op een afzonderlijk punt dus niet: dat geldt voor mij niet, dus er is geen sprake van samenwonen. Vaak is het erg ingewikkeld, dus ga niet alleen af op deze tekst en probeer altijd naar en sociaaljuridisch spreekuur te gaan bijvoorbeeld van een advocaat, om uw specifieke situatie door te nemen.
Wat is hoofdverblijf?
Het eerste punt is het hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. De Wwb zegt niets over het begrip woning. De Wwb zoekt aansluiting van dat begrip in de Huursubsidiewet
Onder woning wordt in die wet verstaan “ een woning voorzien van een eigen toegang, waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon – en slaapruimte, was – en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld” De jurisprudentie van de huursubsidiewet heeft het begrip woning nader uitgewerkt. Er volgen enkele voorbeelden.
• Eigen toegang wil zeggen dat men de eigen woonruimte kan bereiken zonder dat men daarbij gangen of kamers van eigenaren of huurders hoeft te betreden.
• Als men een douche deelt, is er geen sprake van een zelfstandige woning. De douche heeft namelijk een wezenlijke, essentiële, gemeenschappelijke woonfunctie. Men kan dan, mijns inziens, het delen van een keuken of een wasgelegenheid ook zien als een essentiële, gemeenschappelijke woonfunctie.
• Bij het huren van een kamer is er geen sprake van een zelfstandige woonruimte.
• Een stacaravan op het terrein van een woning is geen zelfstandige wooneenheid als er gebruikt gemaakt moet worden van de elementaire voorzieningen in de nabijgelegen woning.
Men kan echter, omdat het om verschillende punten gaat om vast te stellen of er sprake is van een gezamenlijke een kamer in onderhuur hebben en toch een zelfstandige uitkering hebben. In sommige gemeenten is het beleid, dat men een bijstandsuitkering krijgt van 60% van het minimumloon wanneer men een bepaald bedrag aan huur betaalt. Wij gaan nu kijken naar het volgende criterium. Vaak tonen mensen een huurcontract om aan te tonen dat er een puur zakelijke relatie is. Als er een zakelijke relatie is, is er verder geen financiële verstrengeling. Dan beperkt de relatie zich tot de zakelijke verplichtingen van huurder en verhuurder uit de huurovereenkomst.
Zorg dragen voor elkaar
Nu volgt het criterium zorg dragen voor elkaar. Als men alleen maar een woning deelt, is dat niet voldoende om te constateren dat men een gezamenlijke huishouding heeft. Men moet ook zorgdragen voor elkaar in de vorm van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding. Wanneer wordt er een bijdrage in de kosten geleverd? Waar de grens ligt, blijft onduidelijk. Als de vaste lasten als gas, licht en water en telefoonrekeningen gezamenlijk worden betaald, kan er wel vanuit worden gegaan dat er een gezamenlijke huishouding bestaat. Ook als men tevens de kosten van het gebruik van een auto deelt, bestaat er een aanwijzing dat er een gezamenlijke huishouding is. Bij het woord anderszins in de wettekst kan men, bijvoorbeeld denken aan kosteloze herstelwerkzaamheden van de woning. Of er een liefdesrelatie is tussen twee bewoners, doet niet ter zake voor die vaststelling. Men kijkt puur naar objectieve feiten.
Zorgbehoefte
Zorg dragen voor elkaar is iets anders dan een zorgbehoefte. Dit is van belang voor bloedverwanten in de tweede graad, die een gezamenlijke huishouding voeren. Als er een zorgbehoefte is, blijft het recht op een uitkering bestaan voor alleenstaanden. Aan de hand van een voorbeeld wordt dit verduidelijkt. A gaat in afwachting van een nieuwe woning tijdelijk wonen bij zijn broer B. Zij dragen zorg voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding. Als aan alle andere bovenstaande voorwaarden is voldaan, is er sprake van een gezamenlijke huishouding. A verliest zijn recht op een uitkering voor een alleenstaande. Aan de hand van een tweede voorbeeld wordt verduidelijkt wat de term zorgbehoefte betekent.
A verpleegt zijn geesteszieke broer B. Ondanks het feit dat B een bijdrage levert in de kosten van de huishouding, wordt er niet een gezamenlijke bijstandsuitkering uitgekeerd. Dit omdat B een zorgbehoefte heeft. Voorwaarde is wel dat B een plaats in een AWBZ- instelling zou kunnen krijgen, maar daarvan om hem moverende redenen heeft afgezien. Een ander criterium is dat B vanwege een ziekte niet in staat is om een zelfstandige huishouding te voeren.
C.O.V. van Randwijck
Medewerker Bijstandsbond
20/12/2012