donderdag 28 april 2011

Verstrekken van informatie aan de werkzoekende over het traject en de voorafgaande cursus die hij/zij verplicht moet gaan volgen

Regelmatig komt op het spreekuur van de Bijstandsbond iemand met de klacht, dat hij door de klantmanager is verwezen naar een traject, en dat de betrokkene te verstaan werd gegeven dat hij verplicht is hier naartoe te gaan. Op vragen over de inhoud van het traject wordt dan geen antwoord gegeven, vaak omdat de klantmanager het ook niet weet omdat het traject wordt uitgevoerd door derden. Wanneer men na verwijzing een gesprek krijgt dat als een soort intakegesprek functioneert voor het volgen van het traject is de informatie vaak ook heel summier. Of u hier maar even wilt tekenen. De Centrale Raad van Beroep heeft nu in een situatie, die veel lijkt op voorgaande beschrijving een uitspraak gedaan. Een waarschuwing is daarbij wel op zijn plaats. Het betreft natuurlijk altijd individuele specifieke situaties, waaruit vaak moeilijk algemene richtlijnen uit af te leiden zijn. Denk dus niet zomaar: o, ik heb onvoldoende informatie naar mijn mening, ik ga niet naar een training.

De uitspraak luidt in het kort als volgt.

Het college bepaalt welke voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan een belanghebbende wordt aangeboden. Op grond van artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB is belanghebbende in beginsel verplicht om van deze aangeboden voorziening gebruik te maken.

Een belanghebbende kan niet worden verweten niet aan een training in het kader van een werkervaringsplaats te hebben deelgenomen als voorafgaand aan de training die is bedoeld als voorbereiding van de uitvoering van de werkzaamheden, ondanks daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende, onvoldoende duidelijkheid is verschaft over de te verrichten werkzaamheden.

CRvB 28-02-2011, nr. 08/6846 WWB, LJN: BP8160

De betrokkene was door de gemeente aangemeld voor een werkervaringsplaats bij het zogenoemde Teli-project, een initiatief van tien gemeenten in de provincie Drenthe (waaronder de gemeente Midden-Drenthe) om huishoudens met lage inkomens te stimuleren energiebesparende maatregelen te nemen. Hiertoe worden huishoudens aangeschreven om pakketten te bestellen met energiebesparende producten. De pakketten worden na een telefonische afspraak door een adviseur thuisbezorgd, waarbij tevens advies wordt gegeven. Werkzoekenden - waaronder de betrokkene - zouden, na een technische opleiding en een sociale vaardigheidstraining, bij dit project worden ingezet als administratief (loket)medewerker, als adviseur of in een gecombineerde functie.

In het kader van het Teli-project heeft betrokkene op 11 oktober 2007 een kennismakingsbijeenkomst bijgewoond. Zij is vervolgens uitgenodigd voor een training op 30 november 2007. Bij die gelegenheid is zij niet verschenen. De projectleider heeft daarover met haar telefonisch contact gehad, waarbij ook de aard van de werkzaamheden aan de orde is geweest. Daarna is zij uitgenodigd voor een training op 7 december 2007. Ook op die training is zij niet verschenen. Op 2 januari 2008 heeft zij met haar consulente van de afdeling Werk van de gemeente Midden-Drenthe (hierna: consulente) gesproken over haar arbeidsverplichtingen. Daarbij is de weigering om op 7 december 2007 op de training aanwezig te zijn ook aan de orde geweest. Bij besluit van 16 januari 2008 heeft het College de bijstand over de maand januari 2008 met 50% verlaagd op de grond dat zij op 7 december 2007 niet is verschenen op de training voor het Teli-project, zodat zij niet voldoende gebruik heeft gemaakt van een door het College aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. De betrokkene is van mening dat haar niet kan worden verweten dat zij niet heeft deelgenomen aan deze training, waartoe zij - samengevat - heeft aangevoerd dat haar voorafgaand aan de training niet duidelijk was geworden welke werkzaamheden nu precies van haar werden verwacht, waarbij met name haar vrees (wegens eerdere negatieve ervaringen) dat sprake zou zijn van colportageachtige activiteiten niet kon worden weggenomen. Bovendien had zij van haar consulente begrepen dat zij slechts bij de administratieve onderdelen van het project zou worden ingezet.

De Centrale Raad is van oordeel dat betrokkene op goede gronden vooraf meer duidelijkheid heeft verlangd over de door haar te verrichten werkzaamheden, in het bijzonder die van adviseur. Van de projectleiding mocht worden verwacht dat die duidelijkheid al was gegeven voorafgaand aan de training. Deze training was immers bedoeld als voorbereiding op de uitvoering van de werkzaamheden. Wat daarvan verder zij, ter zitting van de Raad heeft de vertegenwoordiger van het College niet kunnen bevestigen dat die duidelijkheid ook nog bij de start van de training op 7 december 2007 had kunnen worden verkregen. De Raad is van oordeel dat betrokkene niet kan worden verweten dat zij niet aan de training van 7 december 2007 heeft deelgenomen.

Piet
p
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten