Werklozen
Belangen Vereniging Amsterdam
Vereniging
Bijstandsbond Amsterdam
Nederlands
Komitee Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting
Komitee
Vrouwen en de Bijstand Amsterdam
De regering sluit de ogen voor het falen van de
marktwerking door internationalisering van de arbeidsmarkt. Er dreigt een
sociale dumping waarbij de nieuwe migranten onder slechte en onzekere
arbeidsvoorwaarden betaald werk verrichten terwijl de werklozen aan de kant
blijven staan. Feitelijk wordt een verlaging van het sociale minimum voor grote
groepen ingevoerd. Het kabinet legt onvoldoende relatie tussen het beleid op
nationaal niveau en de noodzaak, op Europees niveau minimumnormen vast te
stellen voor de kwaliteit van de arbeid, de beloningsverhoudingen en een goed
stelsel van sociale zekerheid. Formulering van een Europees sociaal minimum is
noodzakelijk.
Het kabinet
presenteert in haar sociale nota de al veel geproduceerde analyse, dat er
enerzijds veel vacatures zijn terwijl anderzijds nog veel werklozen aan de kant
staan. Als oplossing wordt gekozen voor intensievere begeleiding van
(langdurig) werklozen door de sluitende aanpak, flexibele pensioenregelingen, verscherping
van de toetredingsvoorwaarden tot de Werkloosheidswet en de WAO, bevriezing van
de huursubsidie om de armoedeval tegen te gaan,
afschaffing van de renteaftrek voor consumptief krediet, verlaging van
de rijksbijdragen voor de gemeenten bij de kosten voor de Algemene
Bijstandswet. Kortom: het wordt weer moeilijker bij werkloosheid en
arbeidsongeschiktheid een uitkering te krijgen, het sociale minimum gaat voor
sommige groepen omlaag, en de werkzoekenden moeten worden gekneed en gevormd om
te voldoen aan de nog immer hoge eisen van de werkgevers, die volledig autonoom
blijven in hun personeelsbeleid. Aan positieve matregelen denkt het kabinet oa
aan extra investeringen in scholing, een leerrekening voor werknemers, extra
plaatsen in de sociale werkvoorziening, nieuwe subsidieregelingen voor
werkgevers, zoals fiscale tegemoetkomingen voor werkgevers die hun werknemers
betaald ouderschapsverlof geven, uitbreiding kinderopvangplaatsen, tegengaan
(leeftijds)discriminatie, etc. Dit beleid is echter gedoemd te mislukken omdat
een visie op de internationale arbeidsmarktontwikkelingen ontbreekt en de
negatieve spiraal naar beneden die daardoor wordt veroorzaakt wordt door de
genoemde positieve maatregelen onvoldoende tegengegaan. Het zijn incidentele
maatregelen zonder dat de ontwikkelingen werkelijk worden beinvloed. Door
voortgaande bezuinigingen op de sociale zekerheid versterkt het kabinet de
verarming voor grote groepen eerder dan dat zij die tegengaat.
De oorzaken
van een hoog ziekteverzuim, toestroom tot de WAO en een hoge structurele
werkloosheid, die het kabinet soms zelf in haar sociale nota noemt worden niet aangepakt. Het kabinet
constateert zelf, dat door de hoge werkdruk en andere stress bevorderende
factoren en door de flexibilisering van de arbeid voortdurend
arbeidsongeschiktheid of werkloosheid dreigt. Zij trekt hier echter niet de
conclusie, dat de marktwerking faalt.
Falen
marktwerking
Je zou
verwachten, dat door de toename van het aantal moeilijk vervulbare
vacatures werkgevers gedwongen
worden hun eisen bij te stellen en het werk meer aan te passen
aan de leefsituatie en de individuele mogelijkheden van de werknemers, zodat
ook de kansen voor langdurig werklozen toenemen. Dit is echter nauwelijks het
geval.
In de
eerste plaats is het de vraag, of er wel zoveel vacatures zijn. Werkgevers
gebruiken het argument, om het bestaande personeel onder druk te zetten, en
zich groter voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Anderzijds wordt de
potentiele beroepsbevolking op 1,2 miljoen geschat. En kunnen werkgevers
uiteindelijk wel aan personeel komen, zonder de eisen die zij stellen bij te
stellen. Dit is wat anders dan de juichende bewoordingen in de sociale nota
over de dalende werkloosheid en de goed functionerende banenmachine.
In de tweede
plaats zijn de budgetten in de collectieve sector (onderwijs en gezondheidzorg)
door de jarnelange bezuinigingen onvoldoende om nu ook een aanpassing van het
werk aan de mensen in plaats van andersom mogelijk te maken.
In de derde
plaats lijken werkgevers erop te gokken, dat wanneer het vervullen van
vacatures werkelijk een probleem wordt bij de productie, ze kunnen overgaan tot
werving van nieuwe kant en klare arbeidskrachten en vaklieden uit het
buitenland. In andere Europese landen is de werkloosheid groter dan in
Nederland en er worden ook van buiten de EG weer op grotere schaal
arbeidskrachten geworven. De uitbreiding van de EG met Oost-Europese landen zal
dit effect nog versterken. De arbeidsbureau's gaan steeds soepeler om met de
verstrekking van vergunningen in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen en
er worden steeds meer inwoners van naburige europese landen in Nederland tewerk
gesteld.
Internationale
verdragen
Het zou
onjuist zijn, de nieuwe migranten te verketteren en hen als bedreigers van de
Nederlandse sociale zekerheid te zien. Zij worden vaak door de omstandigheden
gedwongen in Nederland te gaan werken. Zij dienen dezelfde rechten te krijgen
als andere werknemers. (Geen tijdelijke werving). Willen het nederlandse sociale stelsel en redelijke
arbeidsomstandigheden en voorwaarden stand houden dan zullen op internationaal
niveau normen moeten worden vastgesteld. Momenteel onderhandelen de lidstaten
van de EG over de opstelling van een grondrechten-charta dat tijdens de
Europese top in Nice op 6 december zal worden vastgesteld. Dit charta dreigt
een stelsel van vage formuleringen te worden, waaraan geen rechten kunnen
worden ontleend. Onderhandelaars namens de Nederlandse regering en het
nationale parlement nemen vage standpunten in. De Euromarsen tegen
werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, een europese beweging voor
redelijke sociale rechten in alle europese landen, eist een Europees sociaal
minimum is noodzakelijk.
Dit minimum
moet voor alle landen in de EG worden vastgesteld op 50% van het
bruto-nationaal product per hoofd van de bevolking. De regering gokt echter
eenzijdig op het klaarstomen van de arbeidskrachten voor de eisen van de
werkgevers zodat de Nederlandse werklozen zouden kunnen concurreren met
buitenlandse arbeidskrachten en laat de internationale ontwikkelingen verder op
zijn beloop. Hierdoor komen wij in een negatieve spiraal naar beneden terecht,
die ertoe leidt dat op den duur voor de nieuwe migranten, werklozen,
arbeidsongeschikten en mensen die in Nederland al langer betaald werk hebben de
situatie steeds meer zal verslechteren.
onwerkbare
plannen
De verdere
verslechteringen in de sociale zekerheid en de monomane visie van het kabinet
op het onder druk zetten van werknemers en werklozen, door financiele en organisatorische
maatregelen hoe dan ook betaald werk te aanvaarden of te behouden gecombineerd
met onvoldoende positieve maatregelen leidt tot sociaal isolement, lagere
uitkeringen en slechte arbeidsvoorwaarden.
De
scheiding tussen publieke uitvoering van de uitkeringsverstrekking en
privatisering van de arbeidsbemiddeling is in de praktijk onwerkbaar. De
werkzoekende die in de spreekkamer met een functionaris wordt geconfronteerd,
en onder druk wordt gezet een traject te accepteren weet vaak niet of hij met een
commerciele arbeidsbemiddelaar of een ambtenaar van de publieke organisatie te
maken heeft en in verschillende projecten wordt dit onderscheid door de
betrokkenen met opzet vaag gehouden. Werkzoekenden krijgen over hun rechten
dingen op de mouw gespeld, die in beroepsprocedures meestal geen stand houden
en worden onder druk gezet mee te doen aan het gesjoemel van declaraties bij de
subsidiegever door commerciele bemiddelaars. Ervaringen op het spreekuur van
bovengenoemde organisaties bevestigen de bevindingen van de Rekenkamer dat er
op vrij grote schaal fraude in de arbeidsbemiddeling wordt gepleegd.
Afgezien
van het regelrechte gesjoemel en de fraude worden miljoenen besteed aan
peperdure cursussen (er zijn eenvoudige cursussen van drie maanden die bijvoorbeeld
per persoon fl 15.000,-kosten) waarvan de effectiviteit uiterst twijfelachtig
is. Er bestaan op lokaal niveau vaak geen procedures en obkjectieve evaluaties
van de resulten van projecten. Aan het beleid van 'case-managment', de individuele begeleiding,
en andere trajecten wordt veel geld besteed, lijkt het wel. Zo trekt het
kabinet in 2001 308 miljoen gulden uit voor begeleiding van 40.000 werklozen in
het kader van de sluitende aanpak. Op het niveau van de individuele werkloze
gaat het echter om beperkte bedragen, waarmee niet of nauwelijks de problemen
van de doelgroep kunnen worden opgelost door de commerciele bemiddelaars, met
hun peperdure cursussen. Privatisering
van de arbeidsbemiddeling leidt op lokaal niveau tot een onsamenhangend beleid en een
lappendeken van projecten en projectjes, waarbij de werkzoekende door de bomen
het bos niet meer ziet en de bureacratisering eerder toeneemt dan afneemt. Er
moeten ter controle van de commerciele bemiddelaars immers weer allerlei
ingewikkelde aanbestedingsvoorwaarden en contracten worden bedacht, waarop door
de overheid aangestelde controleurs moeten toezien. Maar het kabinet gaat weer
veel (interdepartementale) onderzoekscommssies instellen, kondigt zij aan.
Sociale
activering
De sociale
activering is een doodgeboren kindje. Door de strakke koppeling van
vrijstelling van de sollicitatieplicht
aan het volgen van een traject richting arbeidsmarkt, ook voor degenen,
waarvan duidelijk is dat ze nooit meer betaald werk kunnen verrichten en de
koppeling aan 'case-management' waarbij een ambtenaar het leven van de
uitkeringsgerechtigde intensief moet volgen ontstaat veel wantrouwen bij de
doelgroep om van de sociale activering gebruik te maken. Eigen initiatieven
bloeden dood. Sociale activering en trajectbemiddeling naar (vrijwilligers)
werk kennen een sterke bureaucratisering en betutteling, waarbij van bovenaf
incidentele vaak tijdelijke projecten worden bedacht door ambtenaren vanachter
hun bureau, zonder dat men zich afvraagt wat de betrokkenen nu zelf willen en
kunnen. Uitkeringsgerechtigden moeten beloond worden voor hun eigen
initiatieven en gestimuleerd worden deze te ontplooien door vrijstelling van de
sollcitatieplicht en bijvoorbeeld onkostenvergoedingen.