dinsdag 19 september 2000

Reactie op de sociale nota van het Ministerie van Sociale Zaken gepubliceerd op Prinsjesdag.


Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam 
Vereniging Bijstandsbond Amsterdam
Nederlands Komitee Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting
Komitee Vrouwen en de Bijstand Amsterdam

De regering sluit de ogen voor het falen van de marktwerking door internationalisering van de arbeidsmarkt. Er dreigt een sociale dumping waarbij de nieuwe migranten onder slechte en onzekere arbeidsvoorwaarden betaald werk verrichten terwijl de werklozen aan de kant blijven staan. Feitelijk wordt een verlaging van het sociale minimum voor grote groepen ingevoerd. Het kabinet legt onvoldoende relatie tussen het beleid op nationaal niveau en de noodzaak, op Europees niveau minimumnormen vast te stellen voor de kwaliteit van de arbeid, de beloningsverhoudingen en een goed stelsel van sociale zekerheid. Formulering van een Europees sociaal minimum is noodzakelijk.

Het kabinet presenteert in haar sociale nota de al veel geproduceerde analyse, dat er enerzijds veel vacatures zijn terwijl anderzijds nog veel werklozen aan de kant staan. Als oplossing wordt gekozen voor intensievere begeleiding van (langdurig) werklozen door de sluitende aanpak, flexibele pensioenregelingen, verscherping van de toetredingsvoorwaarden tot de Werkloosheidswet en de WAO, bevriezing van de huursubsidie om de armoedeval tegen te gaan,  afschaffing van de renteaftrek voor consumptief krediet, verlaging van de rijksbijdragen voor de gemeenten bij de kosten voor de Algemene Bijstandswet. Kortom: het wordt weer moeilijker bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid een uitkering te krijgen, het sociale minimum gaat voor sommige groepen omlaag, en de werkzoekenden moeten worden gekneed en gevormd om te voldoen aan de nog immer hoge eisen van de werkgevers, die volledig autonoom blijven in hun personeelsbeleid. Aan positieve matregelen denkt het kabinet oa aan extra investeringen in scholing, een leerrekening voor werknemers, extra plaatsen in de sociale werkvoorziening, nieuwe subsidieregelingen voor werkgevers, zoals fiscale tegemoetkomingen voor werkgevers die hun werknemers betaald ouderschapsverlof geven, uitbreiding kinderopvangplaatsen, tegengaan (leeftijds)discriminatie, etc. Dit beleid is echter gedoemd te mislukken omdat een visie op de internationale arbeidsmarktontwikkelingen ontbreekt en de negatieve spiraal naar beneden die daardoor wordt veroorzaakt wordt door de genoemde positieve maatregelen onvoldoende tegengegaan. Het zijn incidentele maatregelen zonder dat de ontwikkelingen werkelijk worden beinvloed. Door voortgaande bezuinigingen op de sociale zekerheid versterkt het kabinet de verarming voor grote groepen eerder dan dat zij die tegengaat.
De oorzaken van een hoog ziekteverzuim, toestroom tot de WAO en een hoge structurele werkloosheid, die het kabinet soms zelf in haar sociale nota noemt  worden niet aangepakt. Het kabinet constateert zelf, dat door de hoge werkdruk en andere stress bevorderende factoren en door de flexibilisering van de arbeid voortdurend arbeidsongeschiktheid of werkloosheid dreigt. Zij trekt hier echter niet de conclusie, dat de marktwerking faalt.

Falen marktwerking

Je zou verwachten, dat door de toename van het aantal moeilijk vervulbare vacatures  werkgevers gedwongen worden  hun eisen  bij te stellen en het werk meer aan te passen aan de leefsituatie en de individuele mogelijkheden van de werknemers, zodat ook de kansen voor langdurig werklozen toenemen. Dit is echter nauwelijks het geval.
In de eerste plaats is het de vraag, of er wel zoveel vacatures zijn. Werkgevers gebruiken het argument, om het bestaande personeel onder druk te zetten, en zich groter voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Anderzijds wordt de potentiele beroepsbevolking op 1,2 miljoen geschat. En kunnen werkgevers uiteindelijk wel aan personeel komen, zonder de eisen die zij stellen bij te stellen. Dit is wat anders dan de juichende bewoordingen in de sociale nota over de dalende werkloosheid en de goed functionerende banenmachine.
In de tweede plaats zijn de budgetten in de collectieve sector (onderwijs en gezondheidzorg) door de jarnelange bezuinigingen onvoldoende om nu ook een aanpassing van het werk aan de mensen in plaats van andersom mogelijk te maken.
In de derde plaats lijken werkgevers erop te gokken, dat wanneer het vervullen van vacatures werkelijk een probleem wordt bij de productie, ze kunnen overgaan tot werving van nieuwe kant en klare arbeidskrachten en vaklieden uit het buitenland. In andere Europese landen is de werkloosheid groter dan in Nederland en er worden ook van buiten de EG weer op grotere schaal arbeidskrachten geworven. De uitbreiding van de EG met Oost-Europese landen zal dit effect nog versterken. De arbeidsbureau's gaan steeds soepeler om met de verstrekking van vergunningen in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen en er worden steeds meer inwoners van naburige europese landen in Nederland tewerk gesteld.

Internationale verdragen

Het zou onjuist zijn, de nieuwe migranten te verketteren en hen als bedreigers van de Nederlandse sociale zekerheid te zien. Zij worden vaak door de omstandigheden gedwongen in Nederland te gaan werken. Zij dienen dezelfde rechten te krijgen als andere werknemers. (Geen tijdelijke werving).  Willen het nederlandse sociale stelsel en redelijke arbeidsomstandigheden en voorwaarden stand houden dan zullen op internationaal niveau normen moeten worden vastgesteld. Momenteel onderhandelen de lidstaten van de EG over de opstelling van een grondrechten-charta dat tijdens de Europese top in Nice op 6 december zal worden vastgesteld. Dit charta dreigt een stelsel van vage formuleringen te worden, waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Onderhandelaars namens de Nederlandse regering en het nationale parlement nemen vage standpunten in. De Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, een europese beweging voor redelijke sociale rechten in alle europese landen, eist een Europees sociaal minimum is noodzakelijk.
Dit minimum moet voor alle landen in de EG worden vastgesteld op 50% van het bruto-nationaal product per hoofd van de bevolking. De regering gokt echter eenzijdig op het klaarstomen van de arbeidskrachten voor de eisen van de werkgevers zodat de Nederlandse werklozen zouden kunnen concurreren met buitenlandse arbeidskrachten en laat de internationale ontwikkelingen verder op zijn beloop. Hierdoor komen wij in een negatieve spiraal naar beneden terecht, die ertoe leidt dat op den duur voor de nieuwe migranten, werklozen, arbeidsongeschikten en mensen die in Nederland al langer betaald werk hebben de situatie steeds meer zal verslechteren.

onwerkbare plannen

De verdere verslechteringen in de sociale zekerheid en de monomane visie van het kabinet op het onder druk zetten van werknemers en werklozen, door financiele en organisatorische maatregelen hoe dan ook betaald werk te aanvaarden of te behouden gecombineerd met onvoldoende positieve maatregelen leidt tot sociaal isolement, lagere uitkeringen en slechte arbeidsvoorwaarden.
De scheiding tussen publieke uitvoering van de uitkeringsverstrekking en privatisering van de arbeidsbemiddeling is in de praktijk onwerkbaar. De werkzoekende die in de spreekkamer met een functionaris wordt geconfronteerd, en onder druk wordt gezet een traject te accepteren weet vaak niet of hij met een commerciele arbeidsbemiddelaar of een ambtenaar van de publieke organisatie te maken heeft en in verschillende projecten wordt dit onderscheid door de betrokkenen met opzet vaag gehouden. Werkzoekenden krijgen over hun rechten dingen op de mouw gespeld, die in beroepsprocedures meestal geen stand houden en worden onder druk gezet mee te doen aan het gesjoemel van declaraties bij de subsidiegever door commerciele bemiddelaars. Ervaringen op het spreekuur van bovengenoemde organisaties bevestigen de bevindingen van de Rekenkamer dat er op vrij grote schaal fraude in de arbeidsbemiddeling wordt gepleegd.
Afgezien van het regelrechte gesjoemel en de fraude worden miljoenen besteed aan peperdure cursussen (er zijn eenvoudige cursussen van drie maanden die bijvoorbeeld per persoon fl 15.000,-kosten) waarvan de effectiviteit uiterst twijfelachtig is. Er bestaan op lokaal niveau vaak geen procedures en obkjectieve evaluaties van de resulten van projecten. Aan het beleid van  'case-managment', de individuele begeleiding, en andere trajecten wordt veel geld besteed, lijkt het wel. Zo trekt het kabinet in 2001 308 miljoen gulden uit voor begeleiding van 40.000 werklozen in het kader van de sluitende aanpak. Op het niveau van de individuele werkloze gaat het echter om beperkte bedragen, waarmee niet of nauwelijks de problemen van de doelgroep kunnen worden opgelost door de commerciele bemiddelaars, met hun peperdure cursussen.  Privatisering van de arbeidsbemiddeling leidt op lokaal niveau  tot een onsamenhangend beleid en een lappendeken van projecten en projectjes, waarbij de werkzoekende door de bomen het bos niet meer ziet en de bureacratisering eerder toeneemt dan afneemt. Er moeten ter controle van de commerciele bemiddelaars immers weer allerlei ingewikkelde aanbestedingsvoorwaarden en contracten worden bedacht, waarop door de overheid aangestelde controleurs moeten toezien. Maar het kabinet gaat weer veel (interdepartementale) onderzoekscommssies instellen, kondigt zij aan.

Sociale activering

De sociale activering is een doodgeboren kindje. Door de strakke koppeling van vrijstelling van de sollicitatieplicht  aan het volgen van een traject richting arbeidsmarkt, ook voor degenen, waarvan duidelijk is dat ze nooit meer betaald werk kunnen verrichten en de koppeling aan 'case-management' waarbij een ambtenaar het leven van de uitkeringsgerechtigde intensief moet volgen ontstaat veel wantrouwen bij de doelgroep om van de sociale activering gebruik te maken. Eigen initiatieven bloeden dood. Sociale activering en trajectbemiddeling naar (vrijwilligers) werk kennen een sterke bureaucratisering en betutteling, waarbij van bovenaf incidentele vaak tijdelijke projecten worden bedacht door ambtenaren vanachter hun bureau, zonder dat men zich afvraagt wat de betrokkenen nu zelf willen en kunnen. Uitkeringsgerechtigden moeten beloond worden voor hun eigen initiatieven en gestimuleerd worden deze te ontplooien door vrijstelling van de sollcitatieplicht en bijvoorbeeld onkostenvergoedingen.

Piet van der Lende
  


zondag 17 september 2000

Fraude in de arbeidsbemiddeling

In mei 1999 werd bekend, dat de Europese Commissie fraude had geconstateerd bij de besteding van gelden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF). De minister van Sociale zaken zei, geschrokken te zijn van de bevindingen. Een beetje een hypocriete reactie, want al in januari 1998 verscheen een wetenschappelijk onderzoek bij de Erasmusuniversiteit over de grootscheepse fraude met Europese subsidies. De regering heeft een reactie op dit onderzoek gegeven, dus ze wisten het allang. 

In mei 1999 werden Kamervragen gesteld, en de minister gaf opdracht aan de Algemene Rekenkamer, een onderzoek in te stellen. De uitkomsten van het onderzoek toonden fraude en oneigenlijk gebruik op grote schaal aan. Er waren ook vier Amsterdamse bedrijven bij betrokken.

De bevindingen van de Rekenkamer waren dat er flink gesjoemeld wordt met declaraties en de procedures daaromheen. Dit wordt bevestigd door ervaringen die wij hebben. Zo zijn ons verschillende gevallen bekend, waarbij een client werd opgeroepen voor een intake gesprek door een commerciele arbeidsbemiddelaar of een toeleidingscentrum waarbij gesjoemeld wordt met declaratieformulieren. Een maal belde een hoofd van een een-oudergezin die zijn naam niet wilde noemen en die om advies vroeg. Hij volgde een cursus  bij een bekende grote commerciele arbeidsbemiddelaar waarmee de sociale dienst contracten afsluit en hij zei dat hij bang was. Er werden zonder toestemming van de betrokkenen video-opnamen gemaakt van de cursisten, waarna de video in het bijzijn van de cursisten werd afgedraaid. Bezwaren tegen video-opnamen werden weggewuifd met de opmerking, dat de cursisten de banden na afloop van de cursus mee naar huis zouden kunnen nemen en vernietigen. 

De man aan de telefoon was zeer angstig. Hij werd geintimideerd door de cursusbegeleiders, en als hoofd van een een-ouder gezin (hij had twee kleine kinderen) durfde hij niet tegen de cursusleiders in te gaan, omdat hij bedreigd werd met verlies van zijn uitkering. Als hij klachten had, moest hij maar naar de ombudsman van het bedrijf gaan. Het aantal deelnemers aan de cursus was inmiddels gezakt van een stuk of twintig tot een stuk of zes. De cursisten kregen regelmatig een blanco declaratieformulier onder hun neus geduwd, dat ze moesten tekenen. Daarop stond, hoeveel uren cursus ze hadden gevolgd, hoeveel uren begeleidingsgesprekken, etc. Deze formulieren werden daarna ingevuld zonder dat de cursist erbij was en dan buiten de clienten om ingediend bij de subsidiegever. De cursisten tekenden allemaal. Bij hetzelfde bureau is het in een ander stadsdeel met een vergelijkbare cursus ook voorgekomen, dat alle cursisten (daar ook ongeveer twintig, waarvan de meesten de cursus wel afgemaakt hebben) een blanco declaratieformulier moesten ondertekenen. In deze cursus was in de ruimte waar de cursus werd gehouden ook een grote videocamera aanwezig, maar deze is tijdens de cursus nooit gebruikt. Een van de cursisten had de indruk, dat men ervan af zag, omdat er blijkbaar toch meerdere protesten bij het bureau waren geweest tegen het gebruik van de camera.

Een andere ervaring is van iemand, die een intakegesprek had met een inmiddels failliet gegaan bemiddelingsbureau, waar de betrokkene bij aanvang van het gesprek een blanco declaratieformulier onder de neus kreeg, dat hij moest tekenen. In dit geval heeft betrokkene dat geweigerd. Het is ook voorgekomen bij een toeleidingscentrum.  Uit deze voorbeelden- bij verschillende (semi) commerciele bemiddelaars blijkt wel, dat het invullen van blanco formulieren regelmatig voorkomt bij verschillende instituten. Hoewel - het wordt niet altijd zo gedaan, soms wordt alles keurig in overleg met de client en de regels geregistreerd. Bij het hiervoor genoemde grote commerciele bureau volgde iemand een cursus, die ook groepsgewijs gegeven werd, waarbij alles volgens de regels verliep. De formulieren werden in het bijzijn van de cursisten ingevuld, en getekend.

Gesjoemel met formulieren lijkt een veel voorkomend verschijnsel te zijn. Een ander voorbeeld. Een commercieel bemiddelingsbureau bureau geeft 22 mensen een opleiding met baangarantie. Deze opleiding werd gefinancierd met gelden van de ESF. Men zou 5 dagen per week les krijgen, maar in werkelijkheid was dit maar 1 dag. Clienten moesten weekbriefjes tekenen, dat ze vijf dagen per week de cursus gevolgd hadden. De cursus startte officieel in januari, maar een van de cursisten werd pas in maart opgeroepen. Hij kreeg toen een briefje onder z'n neus geduwd, waar op stond dat hij de cursus in januari en februari ook gevolgd had. De baangarantie zou alleen gelden, als men het examen aan het eind van de cursus met succes afrondde. Het hoeft geen verwondering te wekken, dat cursisten die maar 1 dag in de week les kregen terwijl dit vijf dagen moest zijn zakten voor hun examen. Dit was met 18 van de 22 cursisten het geval. Zij kregen dus geen baan na afloop van de cursus. Ook zijn er verschillen tussen de weekbriefjes die de cursisten in handen kregen en de weekbriefjes die bij de subsidiegever werden ingeleverd: op de laatste weekbriefjes werden na ondertekening door de cursist achteraf extra activiteiten ingevuld….

Bemiddelings- en reintegratiebedrijven passen een scala aan middelen toe, om clienten ertoe te brengen de in feite onjuiste weergave van verrichte activiteiten te accepteren. Enerzijds is er daarbij sprake van onder druk zetten met bedreigingen over stopzetting van uitkeringen e.d. anderzijds wordt de clienten een schone toekomst voorgespiegeld: als ze hun mond houden is er na afloop van de cursus een mooie baan. En soms zal dit ook wel het geval zijn. In het bovenstaande voorbeeld kwamen de cursisten van een koude kermis thuis, wat dat betreft. Een voorbeeld waarbij iemand gouden bergen worden beloofd als hij de situatie accepteert, is het volgende.

A. krijgt via een  doorstroompool een baan bij het verladen van vracht. Hij zit in de Id-regeling, en verdient het minimumloon. Hij doet hetzelfde werk als bij het bedrijf werkzame uitzendkrachten, die volgens de uitzend -cao betaald worden, en die fl 1000,- in de maand netto meer verdienen… Tegen A. wordt gezegd: als je de situatie accepteert, is er na een jaar voor jou een mooie vaste baan bij de verlader. A accepteert daarom de situatie. Na een jaar blijkt die baan er niet te zijn. A. wordt ontslagen. Op de weekbriefjes staan studie uren ingevuld, dat is bij deze bemiddelaar voor ID-banen noodzakelijk. A. heeft op die studie uren echter gewoon gewerkt, hij heeft nooit een opleiding ontvangen. Volgens enkele betrokkenen zou het bij dit commercieel bureau vaker voorkomen, dat er gesjoemeld wordt met studie uren, die er in werkelijkheid niet geweest zijn.

De reacties van het College van Burgemeester en wethouders en de minister op de fraude met ESF subsidies zijn onbegrijpelijk. Het gesjoemel wordt vergoeilijkt met een beroep op de gecompliceerdheid van de regels en het feit, dat in veel gevallen het doel wordt bereikt, nl uitstroom uit de uitkering. Deze vergoeilijking staat in schril contrast met hun beoordeling van fraude van uitkeringsgerechtigden, die zonder meer sterk wordt veroordeeld. Daar geen vergoeilijkende opmerkingen over de gecompliceerdheid van de regels en het feit, dat het doel wordt bereikt, nl een welkome vaak beperkte inkomens aanvulling voor mensen met een te krappe uitkering. Dat heet: meten met twee maten.

Piet van der Lende


maandag 4 september 2000

Fraude in de arbeidsbemiddeling

In augustus 2000 kreeg de Bijstandsbond twee teksten uit het interne netwerk van het Arbeidsbureau, BRAINS genaamd, waaruit bleek dat er problemen waren met de verantwoording van ESF subsidies tussen het Arbeidsbureau en de gemeente Amsterdam. Hieronder volgt een van de twee teksten. Zie voor de andere tekst 28 augustus 2000.

Tussenrapportage Amsterdam

Zoals eerder via Brains vermeld wordt momenteel langs drie wegen gewerkt om met de gemeente Amsterdam on speaking terms te komen voor een nieuwe contractrelatie:

1. Arbeidsvoorziening dient voor het terug te betalen bedrag aan Amsterdam over de jaren 1997, 1998 en 1999 een vrijwaring te geven,
2. De declaratie 1999 wordt voor 13 september 2000, voorzien van een verklaring van de accountant, afgerond.                                                                      
3. Met gebruikmaking van andere financieringsbronnen zoals prestatiebudget Minister, KVA, BBSW, Sluitende Aanpak en commerciƫle opdrachten dient Arbeidsvoorziening zodanige resultaten te boeken dat Amsterdam niet om Arbeidsvoorziening (c.q. KLIQ) heen kan als belangrijke partner in business.

1. Afgelopen woensdag is op het eerste punt een belangrijke stap gezet. Met steun van de Algemene Directie in Zoetermeer en met instemming van het RBA is een vrijwaring verzonden voor dat deel van de door Amsterdam te derven inkomsten, waarvoor Arbeidsvoorziening geen goedkeurende accountantsverklaring kon overleggen. Hoe groot dat bedrag uiteindelijk wordt is nu nog niet te zeggen; het Ministerie van SoZaWe zal de einddeclaratie van Amsterdam pas over enige tijd vaststellen. Vanuit Arbeidsvoorziening Zoetermeer wordt over deze zaak ook rechtstreeks met het ministerie gesproken.

2. Ten aanzien van het tweede punt wordt momenteel met man (/vrouw) en macht gewerkt om tot een tijdige afronding te komen. Vanaf afgelopen maandag zijn zo'n twintig collega's in wisselende samenstelling bezig 2000 dossiers te controleren op inhoud en juistheid. Tot nu toe blijkt 50 % van de in PGI vastgelegde activiteiten niet aan de afgesproken contractspecificaties te voldoen! Deze activiteiten kunnen derhalve niet in de op te stellen declaratie worden
meegenomen. Bob Bergkamp heeft projectleiders Rob Anink en Joop Schijf gevraagd om na afloop samen met de bij de reparatiewerkzaamheden betrokken collega's een evaluatie op te stellen. Daaruit moet input komen voor het antwoord op de cruciale vraag: hoe zorgen we ervoor dat dergelijke problemen zich in de toekomst niet meer zullen voordoen?

3. Voor het derde punt heeft de directie Henri van Hensbergen inmiddels gevraagd de komende maanden extra ondersteuning te bieden. Henri zal, in overleg met de contractmanagers, sectorhoofden en teamleiders bezien in hoeverre werkzaamheden (en kosten) in Amsterdam declarabel gemaakt kunnen worden op andere contracten. Dit omdat het nieuwe inkoopcontract door de gemeente, hangende de geschetste problematiek, nog niet is ondertekend. Henri is gemandateerd om namens de directie in Amsterdam maatregelen te nemen, gericht op het inzetten van medewerkers op declarabele werkzaamheden, c.q. voorstellen te doen niet
rendabele activiteiten te beƫindigen en de betrokken medewerkers voor andere werkzaamheden in te zetten.

Omtrent de resultaten van de genomen maatregelen en eventuele vervolgwerkzaamheden zal via Brains gerapporteerd worden zodra er inhoudelijk iets te melden is.


4 september 2000

maandag 28 augustus 2000

Fraude in de arbeidsbemiddeling

In augustus 2000 kreeg de Bijstandsbond twee teksten uit het interne netwerk van het Arbeidsbureau, BRAINS genaamd, waaruit bleek dat er problemen waren met de verantwoording van ESF subsidies tussen het Arbeidsbureau en de gemeente Amsterdam. Hieronder volgt een van de twee teksten. Zie voor de andere tekst 4 september 2000.

Financieel probleem met gemeente Amsterdam nog niet opgelost

De einddeclaratie van de inkoopregeling met de gemeente Amsterdam over de jaren 1997 en 1998 is enige tijd geleden door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgekeurd.
Sindsdien is met de gemeente overlegd over het opstellen van een nieuwe einddeclaratie, die voorzien dient te worden van een goedkeurende accountantsverklaring.

Zoals we twee weken geleden hebben gemeld, is het (tot op heden) niet gelukt een einddeclaratie op te stellen die voldoet aan de inkoopregeling en die de goedkeuring van de accountant kan verkrijgen. Dat heeft als consequentie dat de inmiddels door de gemeente aan Arbeidsvoorziening betaalde 20 miljoen gulden moet worden terugbetaald. Door de gemeente is daaraan tevens gekoppeld, dat zolang deze kwestie niet is afgehandeld, het contract 2000, dat l juli dit jaar in zou moeten gaan, niet wordt ondertekend.

Omtrent de ontstane situatie is de afgelopen twee weken door Bob Bergkamp en de voorzitter mevrouw Van Leeuwen intensief overleg geweest met zowel de gemeente Amsterdam als de Algemene Directie.

Een oplossing van de nu ontstane situatie wordt langs drie lijnen gezocht:

1. Arbeidsvoorziening zal de gemeente Amsterdam moeten vrijwaren voor het bedrag van de inkoopregeling dat uiteindelijk niet door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de gemeente wordt betaald maar wel al door de gemeente aan Arbeidsvoorziening is betaald. Dat kan dus oplopen tot 20 miljoen gulden.

2. De eindafrekening van de overeenkomst over 1999, die afliep op l juli 2000, wordt met spoed opgesteld en voor 13 september a.s. bij de gemeente ingediend, voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.

3. Arbeidsvoorziening Zuidelijk Noord-Holland zorgt in Amsterdam voor een dusdanig prestatieniveau, dat de gemeente overtuigd is/blijft van het belang om Arbeidsvoorziening (t.z.t. KLIQ) als belangrijke leverancier te behouden.

Ad 1. omtrent het eerste punt vindt overleg plaats met de Algemene Directie in Zoetermeer. De AD zal met het Ministerie van SoZaWe bezien in hoeverre enerzijds een vrijwaring aan Amsterdam gegeven kan worden en anderzijds vergoeding kan plaatsvinden van de door Arbeidsvoorziening verrichte werkzaamheden. Deze voldoen weliswaar niet aan de voorwaarden van de inkoopregeling, maar hebben wel geleid hebben tot het aan het werk gaan van werkzoekenden. Er is nog geen resultaat te melden van deze actie.

Ad 2. Met het tweede punt wordt op maandag 28 augustus een aanvang gemaakt. Een groep medewerkers is verzocht de komende twee weken op Orly alle dossiers die onder het contract 1999 vallen, opnieuw te beoordelen op juistheid en volledigheid. Onze accountant zorgt gelijktijdig voor controle. Op dit moment is nog niet duidelijk wat deze actie oplevert.

Ad 3. Voor het derde punt is het van belang dat in Amsterdam ook de komende tijd concrete resultaten worden behaald op het gebied van reĆÆntegratie. De inspanningen hiervoor moeten geboekt worden op het prestatiebudget Minister, of KVA en/of BBSW. Dit punt wordt de komende dagen verder geoperationaliseerd. Ook worden extra acties ontwikkeld om nog meer gebruik te maken van het prestatiebudget. Hier zit namelijk nog voldoende financiĆ«le ruimte, mits
er daadwerkelijk activiteiten voor werkzoekenden plaatsvinden en deze op de juiste wijze in PGI worden vastgelegd.


28 augustus 2000

zondag 23 juli 2000

De geruchtenmachine

De geruchtenmachine draait sowieso al op volle toeren als het om de sociale dienst gaat. Er verschijnen soms vage berichten in de krant over calamiteiten bij de sociale dienst, terwijl clienten bij ons op het spreekuur komen met verhalen over haperingen in de uitbetaling van uitkeringen. Bijvoorbeeld in het Overtoomse Veld, waar op een donderdag bijstandsgerechtigden en masse tegelijkertijd verhaal kwamen halen omdat de uitkeringen in die regio niet waren uitbetaald. Er ontstond een dreigende situatie die maar net onder controle kon worden gehouden. De geruchtenmachine kwam echter pas goed op gang toen een groepje ambtenaren en anderen die betrokken waren bij de arbeidsbemiddeling in Amsterdam naar het Amerikaanse Wisconsin trokken om daar de methode van arbeidsbemiddeling in ogenschouw te nemen. De deelnemers aan de reis kwamen enthousiast terug. Zoiets moesten we in Amsterdam ook hebben! 

Maar voordat het model in Amsterdam kon worden gerealiseerd, moest er eerst nog heel wat worden overlegd en ruzie gemaakt. Wij hebben gesprekken gevoerd met diverse mensen, maar veel bleef onduidelijk. Alles vond plaats op initiatief van het onderzoeksinstituut Nijfer. Achter gesloten deuren vergaderden de ambtenaren van de sociale dienst, medewerkers van organisaties als Maatwerk, NV Werk, Arbeidsvoorziening en medewerkers van adviesbureau' s die door de verschillende gesprekspartners waren ingehuurd. Wij voerden gesprekken, maar veel kwam daar niet uit. Nu al kan worden opgemerkt, dat gemeenteraadsleden in het geheel niet betrokken waren bij de besprekingen. Hoewel, het gerucht gaat dat er ook gesprekken plaatsgevonden hebben met de toenmalige minister Melkert, die al in een vroeg stadium de grenzen van de mogelijkheden zou hebben aangegeven: geen privatisering van de uitkeringsverstrekking, wel van de arbeidsbemiddeling.

Tijdens onze gesprekken werd duidelijk, dat een experiment in Zuid-Oost met het Wisconsinmodel opgestart zou worden. Maar na enige tijd kwam het gerucht, dat door het leven gaat als de 'nacht van schiller' . Hier had de samenwerking definitief moeten worden bezegeld,  maar de verschillende gesprekspartners hadden grote ruzie  gekregen zodat alles weer op losse schroeven stond.  Onder de clienten van de sociale dienst zoemde wel het gerucht rond: alles wordt strenger, ze gaan ons dwingen verplicht vrijwilligerswerk te doen, en andere laakbare dingen, mensen werden bang en wantrouwig. De onderhandelingen mochten dan grotendeels achter gesloten deuren plaatsvinden buiten de Amsterdamse gemeentepolitiek om, er verschenen grote artikelen in vele kranten over de Amsterdamse plannen.  Van de ' nacht van Schiller' bestaan verschillende versies. Een daarvan is, dat de toenmalige directeur van de sociale dienst, Hans Denijs binnengekomen zou zijn, toen iedereen al rond de tafel zat, en hij zou alle externe adviseurs de deur uitgestuurd hebben. Daarna had hij de andere aanwezigen een voor een de huid volgescholden en had hij het hele experiment opgeblazen. Wat uiteindelijk uit de bus kwam, was een experiment in Zuid-Oost waarbij alleen de sociale dienst en arbeidsvoorziening gesprekspartners waren. Zo is het experiment er ook gekomen. 

De NV Werk startte echter -buiten directeur Denijs van de sociale dienst om- onderhandelingen met wethouder Krikke van economische zaken over nog zo' n experiment. De hoodrolspelers- Denijs en Verhey waren in dezelfde week in onderhandeling met resp. de wethouders van sociale zaken en van economische zaken over de financiering van de projecten.  Dit leidde uiteindelijk tot een experiment in Bos en Lommer, waar NV Werk onderaannemer is van de sociale dienst en een soortgelijk experiment als in Zuid-Oost van de grond kwam.

Wij zouden hier verder de onderhandelingen van de afgelopen jaren kunnen proberen te reconstrueren uit de vele geruchten die de ronde doen, maar dat is niet de bedoeling van dit stukje. De bedoeling is duidelijk te maken, dat de gesprekken en onderhandelingen buiten de gemeentepolitici om achter gesloten deuren plaatsvonden, en dat pas achteraf en dan nog slechts gedeeltelijk debatten in de gemeenteraad plaatsvonden over het beleid. En er mochten dan voortdurend berichten in de krant verschijnen over de Amsterdamse plannen, die vaak hele of halve waarheden bevatten, omdat de journalisten vaak ook maar een of enkele onbevestigde versies van het verhaal kenden, een maatschappelijk debat tussen het maatschappelijk middenveld in Amsterdam, de politiek en de ambtelijke beleidsmakers was ver te zoeken, terwijl er toch ingrijpende beleidswijzigingen op het programma stonden. 

Hoe slecht de ontwikkeling van de afgelopen jaren geweest is, blijkt wel als we de geruchtenmachine verder analyseren. De machine wordt gecompleteerd met geruchten van onderop, van de clienten, die met de nieuwe systemen van arbeidsbemiddeling worden geconfronteerd. Deels zullen hun verhalen tot stand komen door het aloude mechanisme, dat aan het begin van de straat iemand zijn pink heeft gebroken en dat-als het vele malen is doorverteld zo iemand aan het eind van de straat al zijn ledematen heeft gebroken. Maar de geruchtenmachine van onderop wordt ook veroorzaakt door het feit, dat de lagere ambtenaren, waar clienten mee te maken krijgen vaak ook niet weten wat de stand van zaken is, waarna ze maar wat tegenover de clienten beweren. Zoals het gerucht over Amsterdam Noord, waar werkgevers onder druk gezet zouden zijn.

Een van de belangrijkste schakels in de geruchtenmachine is Het Parool. Jos Verlaan gunt ons regelmatig een kijkje in de diepste ziele roerselen van wethouders, gemeenteraadsleden en hoge ambtenaren en hij geeft naar eigen zeggen ware informatie over geheime onderhandelingen en machtsspelletjes op het stadhuis. Cees Tamboer verwerkt in zijn artikelen regelmatig citaten uit geheime concept nota's, die vaak qua tekst aanzienlijk afwijken van wat de gemeenteraad onder ogen krijgt. De tekst verschillen tussen door niemand te verifieren conceptnota's en de definitieve versies worden door Tamboer gebruikt om de wethouder van sociale zaken een veeg uit de pan te geven.

En de clienten van de sociale dienst of andere werkzoekenden lezen die artikelen in Het Parool dan weer, en zo komen de geruchten van bovenaf en van onderop bij elkaar, en vormen een geheel, de geruchtenmachine.
Een centraal gecoordineerd voorlichtingsbeleid over al die onderhandelingen ontbreekt.
De gemeenteraad lijkt pas bij de plannen te worden betrokken, als alles al in kannen en kruiken is.

En het wantrouwen van clienten van de sociale dienst en hun organisaties groeit. Iedereen die in de geruchtenmachine meespeelt heeft zo zijn belangen, meningen, contacten, gesprekken en onderhandse onderhandelingen. Niemand schijnt de regie in handen te hebben.

Piet van der Lende

woensdag 7 juni 2000

Hoe kan een ID-baan van 32 uur beneden het bijstandsniveau zijn?

07-06-2000 belde A dat ze twijfelt of ze een ID baan wel zal nemen. Ze heeft een sollicitatiegesprek gehad met de MDSO om als baliemedewerkster te gaan werken, en het is een ID baan, via Maatwerk. Ze denkt erover om het te gaan doen, want ze heeft met de sociale dienst in de clinch gelegen, naar eigen zeggen, waarbij dingen uit haar sociale dienst dossier aan het arbeidsbureau waren doorgegeven, waarmee ze bestookt werd, toen ze vertelde wat ze eigenlijk zelf wilde, en ze heeft grote moeite moeten doen om die dingen uit het dossier verwijderd te krijgen. Ze heeft zoiets van: dit is weliswaar niet wat ik zoek, maar dan ben ik van het gelazer van de sociale dienst af. "alles wordt strenger hier in Oost' .De gesprekken met arbeidsbureau, sociale dienst en maatwerk waren vreselijk. Maar het gesprek met de MDSO was goed. Het zijn leuke mensen, waarmee je in een team werkt en dat leek haar wel wat, ook al omdat de MDSO een goede naam heeft.
Als ze negatieve dingen in je dossier opnemen bij het arbeidsbureau, dan kun je het wel schudden.
Nu is het probleem: dat ze in het eerste gesprek met de productmanager van de MDSO vroeg, hoeveel uur ze kon werken en hoeveel ze ging verdienen. Ze zei, dat ze het liefste 32 uur wilde werken. De productmanager zei, dat hij niet wist, of de sociale dienst dat wel goed zou vinden, en dat er dan eerst onderhandelingen met de sociale dienst geopend zouden moeten worden omdat ze bij 32 uur onder bijstandsniveau zou zakken. De sollicitante is verbaasd, want bij 32 uur op basis van minimumloon kom je toch boven de alleenstaanden-norm in de bijstand op basis van tariefgroep 2 in de belastingen? Ze begon weer te twijfelen. Ze ging weg en dacht, dat ze niet voor een tweede gesprek zou worden uitgenodigd. Maar dat gebeurde wel. Aanwezig waren vervolgens een viertal personen, een andere baliemedewerkster, die ook een ID-baan had, en de ' leider' van de Balie en een maatschappelijk werkster. Toen het onderwerp beloning ter sprake kwam, deelde de Id ster mee, dat ze in het begin ook niet boven het bijstandsniveau zat, en dat ze pas later meer ging verdienen. De maatschappelijk werkster antwoordde dat als ze geen 36 uur ging werken, ze in overleg moesten treden met de sociale dienst over een toestemming. (De sociale dienst moet ook een ' Melkertverklaring' afgeven.) Ik heb haar uitgelegd, dat ze minstens 1650,- gulden moet verdienen. Daar was ze heel opgelucht over. Ze moest vanmiddag de afdeling P en O bellen, want ze wisten tijdens het tweede gesprek nog niet op die afdeling, wat ze ging verdienen.


Vraag: hoe kan het, dat Id sters die via Maatwerk bemiddeld worden (Dus naar de publieke sector) beneden het bijstandsnivo verdienen bij 32 uur?

vrijdag 26 mei 2000

raadsadres aan gemeente Amsterdam over vrijwilligerswerk door bijstandsgerechtigden


Raadsadres

Aan de gemeenteraad van Amsterdam,

Wij constateren dat de gemeente Amsterdam bezig is met de ontwikkeling van een beleid ter bestrijding van zowel verarming als sociaal isolement, naast en in samenhang met- een beleid waarin voor bijstandsgerechtigden de kansen op betaald werk moeten worden vergroot.
Sleutelwoorden in deze aanpak zijn casemanagement, sociale activering en uitstroom naar betaald werk. Onder deze vlag wordt tegenwoordig een veelheid aanprojecten opgezet die dit alles mogelijk moeten maken, onder andere middels het instellen en benutten van diverse begeleidingsinstrumenten en ook het ruim beschikbaar stellen van subsidieregelingen voor werkgevers, WIW en ID banen.
Onder het mom van de groeiende vraag op de arbeidsmarkt worden steeds meer uitkerings -gerechtigden ineens op het matje geroepen terwijl zij jarenlang zijn afgescheept met een karig inkomen en er nauwelijks enige positieve bemoeienis met hun situatie was.

Een heleboel mensen hebben ondertussen (noodgedwongen) ontdekt dat hun situatie ook voordelen heeft en nieuwe kansen biedt voor hun eigen leven en hun individuele ontwikkeling, onafhankelijk van betaald werk. Wij leven ook in een tijd waarin steeds meer mensen gehoor leren geven aan hun innerlijke en meer persoonlijke waarheid, behoeften en drijfveren, meer dan aan de eisen die van buitenaf aan hen worden gesteld. Kortom, er is meer in het leven dan ‘ Werk, werk, werk!’ en het wordt volgens ons tijd dat politieke acceptatie gaat ontstaan voor loskoppeling van arbeid en inkomsten. Iedereen heeft immers in principe dezelfde noden, kosten  en rechten wat betreft wonen, eten en ontplooing.

De bovenstaande gedachtenwereld heeft zowel in Amsterdam als elders in het land tot verschillende waardevolle projecten geleid, die slechts kunnen bestaan buiten de gevestigde orde van de geldeconomie en de daaraan gekoppelde arbeidsmoraal om. De levendigheid in de stad komt deels voort uit dit soort vrijwilligersprojecten die vaak zijn opgezet op initiatief van de betrokkenen zelf. Wij willen politieke erkenning van de waarde van dergelijke projecten en dus ook van de erin geinvesteerde energie door maatschappelijk voelende mensen die hun eigen geldelijke belangen ondergeschikt maken aan het belang van allen.

Veel bijstandsgerechtigden die de spil vormen van allerlei vrijwilligersinitiatieven worden onder druk gezet een sociale activeringstraject of een traject richting arbeidsmarkt te aanvaarden, waardoor het voortbestaan van die collectieven waarin ze reeds actief zijn in gevaar komt.
Het is in onze ogen niet zinvol het voortbestaan van deze projecten onmogelijk te maken omdat de vrijwilligers elders sociaal moeten worden geactiveerd. Sociale activering van mensen die al actief zijn is slechts werkgelegenheid voor arbeidsbemiddelaars. Sollicitatieplicht levert volgens ons dan ook geen wezenlijke bijdrage op, niet aan de persoonlijke ontwikkeling van individuele levens, noch aan inhoudelijke waardevergroting van bestaande of nog te ontwikkelen projecten.

Wij vragen u dan ook om een regeling te treffen waarbij mensen die met behoud van uitkering op vrijwillige basis werk doen als in onderstaande Amsterdamse projecten, voor onbepaalde tijd vrij te stellen van de sollcitatieplicht en te vrijwaren van verplichtingen inzake keuringen en trajectbemiddeling.

Werklozen belangen Vereniging Amsterdam (WBVA)
Vereniging Bijstandsbond Amsterdam (VBA)
Komitee Vrouwen en de Bijstand
Vereniging voor Ecologische Leef en Teeltwijze (VELT) afdeling Noord-Holland
Autonoom Centrum
Stichting Theaterstraat
Documentatie en Onderzoekscentrum Kernenergie (LAKA)
World Information Service on Energy Amsterdam (WISE)

donderdag 20 januari 2000

Onder druk gezet een ID baan te aanvaarden

20-01-2000 Er belt een mevrouw van 55 jaar naar het spreekuur, die drie kinderen heeft grootgebracht en al 20 jaar in de bijstand zit. Ze is altijd voor haar rechten opgekomen. Daarover heeft ze vaak in de clinch gelegen met de sociale dienst en ze zegt: 'dat gaat je niet in je koude kleren zitten, het is allemaal wel goed afgelopen, maar het laat toch zijn emotionele sporen na. Als ik dan weer een brief of een mededeling van de sociale dienst krijg, dan denk ik: o God, wat nu weer, en dan speelt alles over stopzetting van uitkeringen en andere problemen weer door mijn hoofd. Dat maakt veel emoties los'.

Nu heeft ze een oproep van het arbeidsbureau gekregen, dat met de sociale dienst samenwerkt om langdurig werklozen weer aan het werk te krijgen. Ze gaat naar het gesprek nadat ze vooraf een slapeloze nacht heeft gehad. Het gesprek duurt drie kwartier. De consulent van het arbeidsbureau zegt, dat ze wil onderzoeken wat de mogelijkheden voor mevrouw zijn op het gebied van betaald werk. Mevrouw zegt, dat ze erg veel last heeft van chronische vermoeidheid, en dat ze hierover verklaringen van de huisarts kan overleggen. Maar ze heeft zich nooit laten afkeuren, want ze dacht: ik kan me wel ziek melden, maar alles blijft toch hetzelfde, de uitkering is hetzelfde.

De consulent van het arbeidsbureau antwoordt, dat het er juist om gaat, vast te stellen wat de mogelijkheden van mevrouw zijn uitgaande van de handicap. Een soort keuring. Daarvoor zou dan een gesprek met een arbeidsdeskundige -niet met een arts-moeten plaatsvinden, waarbij niet zozeer de oorzaken van de chronische vermoeidheid worden onderzocht, maar wat mevrouw gezien die handicap wel kan, om betaald werk te verrichten. De consulent zegt ook nog, dat er wel mogelijkheden zijn bij Maatwerk. Een baan voor 32 uur. 'En dan hebt u wat meer geld omhanden, en kunt u in uw vrije tijd leuke dingen kopen, en bovendien, u zit nu maar thuis, na te denken over uw problemen, en als u betaald werk hebt, dan is dat minder'.

Mevrouw zegt, dat ze al 20 jaar in de bijstand zit, en dat ze zich heeft neergelegd bij haar situatie. Ze is actief op allerlei terrein, en heeft zich ingesteld op: weinig geld omhanden hebben, en toch je leven zonder betaald werk een nieuwe richting te geven. Ze is tevreden met haar situatie. Haar omgeving zegt ook: Mam, waar begin je aan, want ze heeft toch ook wel zoiets van: laat ik er maar in meegaan, want anders krijg ik misschien weer moeilijkheden. De consulent zegt, dat dit het is. Mevrouw twijfelt. De consulent zegt, dat ze er nog twee weken over mag nadenken, maar dat er dan een tweede gesprek zal plaatsvinden, dat op hetzelfde neerkomt als het eerste gesprek. Mevrouw gaat naar huis. 'Ik had allerlei angsten en kon nachten niet slapen'.

Ze vraagt ons om advies, waarbij een belangrijke vraag is, wat ze gaat verdienen in die baan van 32 uur. Ze schrikt van het lage bedrag dat ze krijgt, een minimumloon in een werk week van 32 uur, gebaseerd op het wettelijk minimumloon van 38 uur. Dan heeft die mevrouw gelogen, toen ze tegen me zei, dat ik meer geld omhanden zou hebben. En dan krijg ik moeilijkheden met de huursubsidie en zo. Alles wat ze met de sociale dienst en andere bureaucratische instellingen in het verleden heeft meegemaakt komt weer boven.

maandag 15 november 1999

The March of the America's

Ook verschenen in Kwerk december 1999

The march of the Americas  (deel 1)

Op 16 mei jl. zijn drie vrouwen uit Philadelphia van de organi­sa­tie Kensington Welfare Rights Union bij de Bijstandsbond in Amsterdam op bezoek geweest. Van hen hoorden we hoe slecht het was voor bijstands­vrouwen in de V.S.  De uitkering is laag, je krijgt voedselbon­nen en gezondheidszorg. Als je bijstand krijgt komt de kinderbe­scherming kijken of je de kinderen wel kunt onderhouden. Bovendien krijg je maar bijstand voor 5 jaar.
Zij waren toen bezig om een mars te organise­ren, the march of the Americas, van Washington DC naar de U.N. in New York City, en vroegen of wij mee wilden doen.
Uiteindelijk zijn we met drie mensen ge­gaan: Anke van der Vliet van Bijstandsbond Amsterdam, Alida Smeekers van de Europese Anti Poverty Netwerk en Jo Bothmer van het Samen­werkingsverband Mensen zonder Betaald Werk uit Utrecht, ook namens de Europese Marsen.
­Pas de laatste week werd duidelijk dat de mars van de ene stad naar de andere ging. Er zou in tenten geslapen worden. Om gezondheidsredenen wilden wij graag slapen in een goedkoop hotel. Later bleek dat betaalbare, veilige en schone hotels moeilijk of niet te vinden zijn in de V.S.
Na alle voorberei­dingen, vliegtuig­tickets boeken, fondsen aanschrijven, gingen we 24 oktober op weg. We hadden afgesproken een dagboek bij te houden van de reis, waarvan een verslag met foto's gemaakt moet worden.

Toen we aankwamen was de mars in Princeton aangekomen. We zijn opgehaald van het vliegveld en naar de slaapplaats (bij een kerk) van de marslopers gegaan. Na de kennismaking tijdens het eten kwam er een daverend applaus omdat "de Hollanders" er nu bij kwa­men! Er waren marslopers van organi­saties uit o.a: de V.S. zelf, Zuid-Amerika, Haiti, Mexico, Canada-(Mouvement Action Chomage de Longueuil), Bolivia, Peru en Paragu­ay. Buiten de uitkeringsgerechtigden liepen ook een flink aantal mensen die gewoon werk hadden, mee. We hebben veel kontakten gemaakt. Er zou ook een meeting zijn met organi­saties, vak­bonden en de pers. De vakbonden hebben we niet gezien. ­ ­
De dag na aankomst hebben we meegelopen naar New Brunswick. Onze Nederlandse vlag is er op de auto bij gezet. We hadden het Bijstandsbond- spandoek bij ons. En ik had mijn Europese Marsen- en Feministische Vrouwentrui meegenomen. Ook hadden we veel Nederlands/Engels leesmateriaal meegenomen voor onze collega's uit Philadelphia. We zijn ook naar hun werkplek daar geweest.
We hebben veel dagen meegelopen in een zeer hoog loop-tempo. Gemiddeld liepen zo'n 75 mensen mee. De laatste dag ongeveer 300 mensen. Er was veel medewer­king van de politie, die vaak vond dat we voor een goede zaak aan het demonstreren waren. ­
Ook hebben we een sociale dienst bezocht in Philadelphia en een sociale dienst in New York, geƫnt op het Wisconsin-model. Volgende keer hierover meer.


Anke van der Vliet.

woensdag 21 april 1999

Enkele opmerkingen van de Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam en de Bijstandsbond bij het projekt Inzet in Zuid-Oost.


Ook gepubliceerd in NN.

Met op de achtergrond een sterke lobby in de gemeentepolitiek, die oa bestaat uit directeuren van gemeentelijke diensten, geprivatiseerde instanties die zich met werkgelegenheid bezig houden, het onderzoeksinstituut 'Nijfer' en de fractie van D'66, wordt in de gemeenteraad het plan 'ƍnzet Zuid-Oost' besproken. Kern van het plan is, dat vanaf september de sociale dienst en de arbeidsvoorziening met op termijn de Uvi's in een projekt gaan samenwerken, waarbij alle clienten van de sociale dienst in een bepaald postcodegebied - en later misschien WW-ers en WAO-ers-verplicht zullen zijn aan het experiment mee te werken en waarbij zaken als arbeidsbemiddeling, verstrekking van uitkeringen, schuldhulpverlening, kinderopvang, scholing en psycho-sociale therapien vanuit een projekt worden georganiseerd. Daarmee gaat dit plan veel verder dan en loopt vooruit op de discussie over de CWI's die op stapel staan en hoe die lokaal moeten worden ingevuld. Er vindt in het projekt nadrukkelijk geen privatisering van de uitvoeringstaken van de sociale dienst plaats. Ondertussen werkt de bovengenoemde lobby echter aan een ander plan, waarin dit wel het geval zal zijn. Dit plan is in hoofdlijnen reeds klaar. De discussie dreigt zich daardoor toe te spitsen op wel of niet privatiseren, waarbij andere uitgangspunten van beide projekten onderbelicht blijven.  

Het projekt in Zuid-Oost kan worden gezien als het sluitstuk van een beleid, dat de afgelopen tien jaar werd gevoerd. In de afgelopen jaren is de druk op de werklozen, iedere vorm van betaald werk te aanvaarden  opgevoerd. Door middel van strafkortingen, verplichte begeleidingsgesprekken, afschaffing van het begrip passende arbeid, herinvoering van sollicitatieplicht voor mensen ouder dan 57 en een half jaar, de Wet Boeten en
Maatregelen en de formulering van een gemeentelijk uitstroombeleid werd getracht, het aantal werklozen terug te dringen. De meeste werkzoekenden en werkenden hebben inmiddels de flexibiliteit van een skippybal. Een groot deel van de bijstandsgerechtigden stroomt na kortere of langere tijd uit de bijstand. Het aantal werkenden, dat wisselende banen heeft, neemt toe. De baan voor het leven is er allang niet meer. 70% van alle werknemers heeft te maken met enigerlei vorm van interne of externe flexibilisering. Door middel van verlaging van loonkosten voor werkgevers is er een ongerichte ekonomische groei, die in beperkte mate extra banen oplevert. Voornamelijk flexibele deeltijdbanen met tijdelijke contracten.
Op het personeelsbeleid van de werkgevers wordt door de overheid nauwelijks invloed uitgeoefend. Er wordt slechts getracht, de aanpassing van de arbeidskrachten aan het soort banen dat ontstaat te bevorderen.

Zoals gezegd beschouwen wij de sluitende aanpak van het projekt in Zuid-Oost als een sluitstuk van dit beleid. Aan de banen die de werkgevers aanbieden worden in het plan vier regels gewijd; de rest van het plan gaat over hoe de werklozen te begeleiden, belemmeringen in de persoon weg te nemen, werklozen bij te scholen, etc.

Er wordt ongeveer fl 20.000,- per werkloze geinvesteerd. Dat is- als het experiment van toepassing zou zijn op alle uitkeringsgerechtigden, fl 20.000,- maal 60.000 is fl 12.000.000.00,- Er is geen sprake van dat de gemeente dit bedrag heeft of krijgt om alle werklozen te begeleiden. Er wordt juist bezuinigd op de arbeidsvoorziening. De arbeidsvoorziening Amsterdam heeft momenteel nauwelijks voldoende geld de salarissen van het personeel te betalen. Het experiment kan dus in deze vorm nooit naar de hele stad worden uitgebreid.
De financiele filosofie achter dit beleid en achter het projekt in zuid-oost is echter, dat op deze wijze de werkloosheid wordt teruggedrongen en dat daardoor uitkeringsgelden worden bespaard en er geld overblijft voor weer nieuwe opjaagprojekten. Je kunt de uitkering van iemand kapitaliseren en dan dat geld in een kortere periode gebruiken om in de desbetreffende persoon te investeren. Dan is ie uit de uitkering en bespaart de overheid uiteindelijk geld en kunnen de sociale premies omlaag. Het is echter sterk de vraag, of dit werkt. Daar bestaat geen enkele zekerheid over. Als er ergens anders iemand weer werkloos wordt, blijft het aantal uitkeringsgerechtigden gelijk en wordt geen geld bespaard. De terugloop in de bijstand is voornamelijk een gevolg van de doorstroom van moeilijker bemiddelbare werklozen naar de gesubsidieerde arbeid in de WIW. Maatschappelijk gezien heeft dit beleid bovendien desastreuze gevolgen. Werkenden voelen zich onder druk gezet, toch maar vooral niet in de bijstand terecht te komen, werklozen voelen zich onder druk gezet, door middel van contracten waar veel algemene plichten en weinig rechten in staan alles maar te aanvaarden. En er zijn steeds meer uitvallers. Mensen met het 'burn-out' syndroom, een somatisering van de spanningen op het werk, de onzekerheid over je toekomst, de noodzaak je steeds weer te moeten aanpassen. Er ontstaat dan ook alweer een discussie over het groeiend aantal wao-ers. Bij dit beleid is een discussie over verlaging van uitkeringen of verdere beperking van groepen, die voor een uitkering in aanmerking komen onvermijdelijk.
En dan nog: in het projekt worden slechts 350 mensen begeleid naar betaald werk. Althans, dat wordt in de wandelgangen gezegd. In het rapport van het projekt 'ƍnzet' zelf wordt geen enkele indikatie gegeven van de mogelijke resultaten. Er worden miljonene uitgetrokken voor met een volstrekt onzeker en van te voren vaststaand mager resultaat.   

Voor minimaal 350 mensen waarvan duidelijk wordt, dat ze in feite arbeidsongeschikt zijn volgens de criteria van de beleidsmakers komen er op basis van vage contracten activiteiten, zoals therapien en cursussen 'omgaan met de heersende normen en waarden' waarvan volstrekt vaag is, in hoeverre dit verplicht is.  
Onze ervaring met de reeds bestaande  toeleidingscentra is, dat de clienten contracten onder hun neus krijgen geduwd en onder druk worden gezet die te tekenen, waarbij de inhoud van het contract slechts bestaat uit de opsomming van algemene verplichtingen voor clienten mee te werken. Verplichtingen van het toeleidingscentrum worden niet geformuleerd en vastgelegd. Je tekent als client slechts, dat je aan alles meewerkt. Wij vragen ons af, wat de juridische basis is van dergelijke contracten en in hoeverre alle clienten, die verder niets gemeenschappelijk hebben dan het feit, dat ze een uitkering hebben in een bepaald postcodegebied zonder onderscheid des persoons verplicht kunnen worden een dergelijk algemeen contract te ondertekenen en aan het projekt mee te werken. Volgens ons staat deze verplcihting niet in de bijstandswet geformuleerd, en ook niet in nadere Maatregelen van Bestuur of gemeentelijke verordeningen die naar aanleiding van die wet zijn geformuleerd.
Om een voorbeeld te noemen: een client die op medische gronden arbeidsongeschikt is verklaard, kan niet worden verplicht een contract te tekenen, waarin hij/zij zich in feite vastlegt een therapie te volgen of vrijwilligerswerk te doen op voorstel van de begeledingsambtenaar wanneer op geen enkele wijze is geformuleerd of en zo ja hoe de begeleiding leidt tot betaald werk.
Bij de discussie over de nieuwe bijstandswet in de Tweede Kamer is nadrukkelijk vastgesteld, dat de verplichting tot het verrichten van vrijwilligerswerk alleen in uitzonderingsgevallen tijdelijk mogelijk is, wanneer duidelijk is, dat het deel uitmaakt van een van te voren vastgelegd traject dat leidt naar betaald werk.
Een en ander betekent volgens ons dat:
a)  Clienten die arbeidsongeschikt zijn of waarvan duidelijk is, dat ze nooit meer betaald werk kunnen verrichten niet verplicht kunnen worden aan het projekt mee te werken. Zij hebben slechts de verplichting, al die inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn om de rechtmatigheid van het verstrekken van een uitkering te kunnen beoordelen.
b)  Bij clienten die wel worden begeleid naar betaald werk in het contract van te voren vastgelegd dient te worden welke contrete activiteiten vanuit 'ƍnzet' zullen worden geinitieerd om het doel-betaald werk- te bereiken.


dinsdag 2 maart 1999

De werklozenbeweging in Europa

 Momenteel maken de sociaal-demokraten in de meeste Europese landen deel uit van de regering. Maar zij hebben met grote weerstanden onder de bevolking te maken. Er zijn aanzetten voor een sociale beweging van werklozen en werkenden met lage lonen die voor het eerst op Europees nivo hun eisen naar voren brengen. De bevolking van verschillende Europese landen wil niet een gemeenschappelijke markt en een gemeenschappelijke munt, wanneer het streven naar een sociaal rechtvaardig en demokratisch Europa door overheidsbezuinigingen en loonkostenverlagingen volledig ondergeschikt wordt gemaakt aan de wedloop om de wereldmarkten.

In 1995 organiseerden Franse werklozenorganisaties wandeltochten om te protesteren tegen de voortdurende massa-werkloosheid. Het leidde tot de oprichting van AC!, Agir contre le Chomage. De akties van de werklozen pasten in het kader van een bredere protestbeweging, die Frankrijk in 1995 in de ban hield. In 1996 kozen de Fransen voor een regering van sociaal-demokraten en communisten; ze wilden een andere politiek. Bij hun akties was de werklozen gebleken, dat Frankrijk met handen en voeten gebonden was aan de Europese Unie en dat een zelfstandig beleid om de werkloosheid te bestrijden maar beperkt mogelijk was. In 1997 werd daarom kontakt gezocht met organisaties van werklozen in andere Europese landen, om gezamenlijk akties te organiseren op Europees nivo. Dit leidde tot de 'Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting' die in verschillende landen begonnen en die eindigden in Amsterdam, waar in juni 1997 een Europese top van regeringsleiders werd gehouden. Ter afsluiting van de akties was er een demonstratie, waar 50.000 mensen uit verschillende landen aan deelnamen.

De eisen die tijdens deze demonstratie naar voren werden gebracht waren gebaseerd op de zogenaamde verklaring van Florence, die was opgesteld om de Euromarsen te organiseren. De eisen in deze verklaring zijn vrij traditioneel, zoals ze altijd al door de socialistische beweging zijn gesteld: arbeidstijd-verkorting met behoud van loon, hogere uitkeringen, meer arbeidsplaatsen in het onderwijs, gezondheidszorg, milieu e.d.

Maar bij de voorbereiding van de akties sloten zich verschillende groepen aan met vaak sterk verschillende standpunten. Aan de ene kant met name vrouwenorganisaties, die de onderschikking van de zorgarbeid aan betaalde arbeid, en de ongelijke verdeling van betaalde arbeid en zorgarbeid tussen mannen en vrouwen aan de orde stelden. Zij waren voorstander van een relativering van de betekenis van betaalde arbeid voor mens en maatschappij. Aan de andere kant groepen, die hun standpunt tegen de invoering van een gemeenschappelijke munt en voor een grote zelfstandigheid van de Europese staten koppelden aan wat in feite een terugkeer naar de oude verzorgingsstaten van vroeger betekende, waarbij op nationaal nivo een Keynesiaanse politiek van volledige werkgelegenheid wordt gevoerd op basis van grotere overheidsuitgaven in een tijd van strukturele werkloosheid en een uitgebreid nationaal stelsel van werknemers- en volksverzekeringen in stand gehouden wordt.

Na de demonstratie in Amsterdam vonden vele internationale conferenties en demonstraties plaats; in Luxemburg, Cardiff, Parijs, Brussel. Daarnaast kwamen in de eerste helft van 1998 de Franse werklozen massaal in opstand. Ook in Duitsland, Italie en Spanje waren er vele akties.

Op 29 mei 1999 wordt een nieuwe massale demonstratie in Keulen gepland tijdens de Europese top van regeringsleiders, en zal een 'tegenparlement' van werklozen, vrouwen, migranten en andere groepen een handvest voor een sociaal Europa formuleren. Ook nu al worden vele debatten gevoerd over de eisen, die de opkomende sociale beweging zou moeten stellen.

Maatschappelijke achtergrond

De akties en de debatten vinden plaats tegen de achtergrond van grote ekonomische en sociale veranderingen in Europa. In de eerste plaats lijkt de arbeid in de maatschappij van de Europese staten van karakter te veranderen. In vroeger tijden had je het fordisme- zo genoemd omdat het voor het eerst in de Ford-fabrieken werd ingevoerd. Arbeiders werkten tezamen in grote fabrieken, waarbij ze zich op grond van de loonarbeid organiseerden, en waarbij de staat verdere burgerrechten ook aan die loonarbeid verbond, zoals een stelsel van werknemersverzekeringen. Er was een scheiding tussen de uitvoerende, eenvoudige taken en de kennis en expertise van het management, verbonden met de toenmalige stand van de technologie die een sturing van het produktieproces door een minderheid van managers mogelijk maakte. Maar we leven nu in een informatiemaatschappij, waarbij de arbeid fundamenteel van karakter veranderd is. Daarbij ontstaat in technisch en ekonomisch hoogontwikkelde culturen arbeid, waarbij er nauwelijks nog sprake is van fysieke inspanning, en steeds meer een beroep wordt gedaan op technische en innovatieve vaardigheden, kortweg op expertise. Expertise is veel minder plaatsgebonden dan de klassieke arbeidskracht, en heeft weliswaar nog niet de extreme mobiliteit van kapitaal, maar wel een grote mobiliteit. Deze arbeid, waarbij met steeds minder mensen steeds meer wordt geproduceerd, is schaars. Er worden hoge eisen gesteld aan technische, communikatieve en verbale vaardigheden, want niet alleen moet men over een grote kennis beschikken, deze moet ook nog flexibel zijn, dwz door zelfstudie dient men zich voortdurend bij te scholen. De scheiding tussen de uitvoering en het denkwerk-kenmerkend voor het Fordisme- wordt vaak opgeheven. Niet alleen dient de nieuwe arbeidskracht flexibel te zijn in zijn of haar aanpassingen aan de snelle technologische ontwikkelingen door bijscholing, de flexibilisering van de arbeid komt ook tot uiting in de wijze, waarop de inzet van arbeidskrachten aan schommelingen in de produktie wordt aangepast. Bij interne flexibilsering wordt er binnen een organisatie naar wegen gezocht om werknemers die in vaste dienst zijn zo goed mogelijk in te zetten. Daarbij kunnen arbeidsduur, arbeidstijdstippen, locatie en functieinhoud varieren. Bij externe flexibilisering hebben de werknemers geen vaste aanstelling bij het bedrijf. Het gaat daarbij om variaties in contractduur en contract-typen, zoals tijdelijke contracten, oproepcontracten, uitzendarbeid, etc.

In Nederland had in 1995 meer dan de helft van het aantal werknemers een interne of externe flexibele arbeidsrealatie met de werkgever. Nieuw is de ontwikkeling, waarbij werknemers niet meer als zodanig beschouwd worden, maar waarbij ze in feite zelfstandige ondernemers zijn, die hun arbeidskracht, kennis en expertise als produkt tijdelijk verkopen aan een of meer opdrachtgevers op basis van een contract voor de levering van diensten of goederen. Allerlei vormen van free-lance werk en de zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel) in de bouw vallen hieronder. De bovengenoemde ontwikkelingen maken deel uit van een reorganisatie van de ekonomische produktie, die al begin jaren tachtig is ingezet. Vanaf die tijd streefden bedrijven ernaar, vaste kosten zoveel mogelijk om te zetten in variabele kosten. Allerlei zaken die traditioneel in de bedrijven zelf werden gedaan, werden uitbesteed aan toeleveringsbedrijven, zoals het produceren van halffabrikaten en dienstverlenden taken zoals marketing, boekhouding, scholing van personeel, schoonmaak en onderhoud van machines. Daarnaast ging men grond, fabrieken en machines niet kopen maar huren van soms door de onderneming zelf opgerichte dochtermaatschappijen. Er werden bijvoorbeeld in de hotel en restaurant sector juridische contructies bedacht als franchisesytemen, waarbij een exploitatiemaatschappij de financiele risico's van het ondernemen volledig afwentelde op juridisch zelfstandige dochterondernemingen. Een exploitatiemaatschappij als Mc 'Donalds verkoopt in feite haar restaurantformule, kennis en expertise aan volledig zelfstandige ondernemers die dan een restaurant volgens deze formule kunnen beginnen tegen afdracht van een deel van de omzet aan de exploitatiemaatschappij. De produktie van eindprodukten werd soms een mondiale zaak; onderdelen worden in verschillende landen op de werled geproduceerd, waarna ze in assemblagebedrijven in een bepaald land in elkaar worden gezet. Gebruik makend van nieuwe technologien en drastisch verminderde transport- en telecommunikatiekosten produceren veel grote ondernemingen delen van de goederen en diensten die zij verkopen over de gehele wereld verspreid.

Op de bovenomschreven wijze is een produktiesysteem aan het ontstaan, waarbij het financierskapitaal zoals banken, pensioenfondsen en grote exploitatiemaatschappijen verzekerd is van regelmatige inkomsten en een gestage uitbreiding van haar kapitaal, terwijl de eigenlijke produktiesector de risico's van het ondernemen draagt. De flexibilisering van de arbeid sluit hierop aan. De ondernemers in de produktiesector proberen de risico's weer af te wentelen op de arbeidskrachten, die voor hen werk verrichten. Deze ontwikkeling is een tijdbom onder het op solidariteit gebaseerde systeem van sociale werknemers- en volksverzekeringen, zoals dat in de verschillende Europese landen is ontstaan en de ontwikkeling leidt tot nieuwe fragmentariseringen in verschillende belangengroepen onder de loonafhankelijke beroepsbevolking. Voor een deel van de arbeidskrachten werkt de bovengeschestte ontwikkeling heel goed. Zij beschikken over bijzondere kennis en vaardigheden, die het mogelijk maken dat zij uit flexibele arbeid een soms zeer hoog inkomen genereren. Zij verdienen genoeg om de hoge premies op te brengen die betaald moeten worden voor partikuliere verzekeringen tegen werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. Maar in een situatie, waarin een voortdurende strukturele werkloosheid bestaat, moeten mensen echter met elkaar concurreren, waarbij er afvallers zijn. Voor een deel blijven mensen met bijzondere kennis en vaardigheden hangen op een situatie, waarin ze betaalde arbeid verrichten op een laag inkomensniveau, waarbij er een aanvullende uitkering is of de arbeid wordt afgewisseld met een tijdelijke uitkering. Zij kunnen de hoge premies voor partikuliere verzekeringen niet opbrengen en ontlenen onvoldoende rechten aan de betaalde arbeid op de uitgeklede werknemersverzekeringen, zodat zij voor de aanvulling van hun inkomen aangewezen zijn op een minimumsteslel van bijstandsuitkeringen. Alleen al in Amsterdam, waar een groot aanbod is van arbeidskrachten met bijzondere kennis en vaardigheden in de culturele sector, nam het aantal bijstandsgerechtigden dat naast de uitkering betaald werk heeft toe van 2000 tot 6000 in de afgelopen drie jaar. Daarnaast blijft ook in de moderne dienstverleningsmaatschappij een grote hoeveelheid monotone arbeid bestaan waarvoor weinig of geen scholing vereist is. Sommige mensen verliezen de race om de leuke baantjes helemaal en zij zijn permanent op deze arbeid aangewezen. We leven steeds meer in een maatschappij, waarbij de 'onderklasse', voornamelijk bestaande uit vrouwen en migranten, de slecht betaalde, monotone arbeid op flexibele basis verricht, zoals schoonmaken, huishouden en bewaking, terwijl de bevoorrechten een druk bezette, enerverende baan op nivo hebben, waarin ze zich kunnen ontplooien en waarbij hun huishouden in de villawijken wordt gerund door onderbetaalde werksters, thuishulpen en tuinmannen.

De werkgelegenheidspolitiek in Europa

De vraag is, wat de overheid doet, om de bovengeschetste ontwikkelingen te beinvloeden. De neoliberale politiek die aan het begin van de jaren tachtig werd ingevoerd had de volgende kenmerken, die als een aanpassing aan de bovengenoemde ontwikkelingen kan worden gezien. Door middel van grootschalige infrastrukturele projekten wordt getracht, werkgelegenheid te creeeren, waarna de industrien die zo ontstaan voor extra arbeidsplaatsen moeten zorgen. (Wegen, vliegvelden, havens). Ik heb de indruk, dat de calculaties over het aantal arbeidsplaatsen dat dat oplevert natte vingerwerk zijn, waarbij de samenleving geen enkele greep heeft op de vraag, of die arbeidsplaatsen ook geschapen worden en door wie ze bezet worden. Deze infrastrukturele projekten hebben dan ook niet in de eerste plaats tot doel, werkgelegenheid te creeren, maar om het transport voor de flexibele ondernemingen zo goedkoop mogelijk te maken. Deze doelstelling is verbonden met pogingen, de concurrentiekracht van een bepaald land ten opzichte van andere gebieden op te voeren door loonkostenverlagingen, bezuinigingen op de overheidsuitgaven (sociale zekerheid). Op deze wijze kan hier produktie naartoe worden gehaald, zo is de redenering. Deze politiek heeft echter niet geleid tot het verdwijnen van de strulturele werkloosheid, terwijl de verarming en de inkomesnverschillen tussen arm en rijk in Europa toenemen. Nu de sociaal-demokraten in veel Europese landen aan de macht zijn, proberen zij deze neo-liberale politiek op verschillende manieren te amenderen.

In de eerste plaats door onder de voorwaarden van door de liberalen geformuleerde uitgangspunten met betrekking tot het begrotingstekort een omvangrijke derde sector te scheppen door het 'terugploegen' van uitkeringsgelden. In Nederland is deze ontwikkeling het verst gevorderd. Men probeert door Melkertbanen, banenpools etc. werkgelegenheid te creeren in de bwakingssector, de huishoudelijke arbeid, etc. Hierin moeten vooral de langdurig werklozen en andere kanslozen op de arbeidsmarkt worden geintegreerd.

In de tweede plaats neemt men allerlei maatregelen, om de flexibilisering van de arbeid en de arbeidsmarkt verder te bevorderen. Men heeft daarbij tot doel, flexibele, gemotiveerde arbeidskrachten te creeren, die van de ene baan naar de nadere gaan, en waarbij werkloosheid een tijdelijke zaak is voor het individu, die op een flexibele arbeidsmarkt na korte tijd weer werk heeft, al is het tijdelijk. Men ziet betaalde arbeid als het instrument bij uitstek om enerzijds de mensen weer een perspectief te geven, en mogelijkheden zich te ontplooien, anderzijds moet op deze wijze de toenemende fragmentarisering en het uiteenvallen van sociale verbanden worden tegengegaan. Daarbij zijn allerlei middelen om de werklozen onder druk te zetten geoorloofd. Op deze wijze zou het uiteenvallen van de samenleving en het ontstaan van grote groepen die permanent buiten het arbeidsproces staan kunnen worden voorkomen.

Verder streeft men naar het effienter en effectiever maken van arbeidsbemiddeling en sociale zekerheid door privatisering van de uitvoeringsorganen. Dan zou de dienstverlening verbeteren, omdat er concurrentie is. Sociale zekerheid verschuift daarbij steeds meer van collectieve inning van premies op basis van solidariteit naar partikuliere, individuele verzekering van risico’s. Ook dit is dus in feite een aanpassing aan de bestaande ontwikkeling.

De amenderingen van de nieuwe sociaal-demokratische regeringen verscherpen in mijn ogen de concurrentie tussen arbeidskrachten, de groeiende inkomensongelijkheid en de toenemende ongelijkheid in kansen op het soort arbeid dat verricht wordt.

Debatten

Tijdens de akties van de werklozen werden tegen deze maat- schappelijke achtergrond vele debatten gevoerd. daarbij komen vele strategische en inhoudelijke vragen aan de orde. het uiteenvallen van traditionele sociale verbanden van kerk, gezin, buurt en belangenorganisaties waarvan men lid kan worden, de voortgaande fragmentarisering in verschillende belangengroepen langs de nog steeds bestaande scheidslijnen van de sociale zekerheid, langs etnische scheidslijnen, en in het soort arbeid dat verricht wordt, het gebrek aan materiele en immateriele bronnen van mensen aan de onderkant van de samenleving, maken de organisatie van een emacipatiebeweging bijzonder moeilijk. Daarnaast bestaan er meningsverschillen over de eisen die gesteld moeten worden om de toenemende fragmentarisering en individualisering tegen te gaan en een nieuwe solidariteit op te bouwen. Aan de ene kant van het spectrum is er het standpunt, dat weer volledige werkgelegenheid wil, en in feite een herstel van de oude verzorgingstaten met meer overheidsingrijpen op nationaal nivo. In het kader van de steeds grotere onderlinge afhankelijkheid van de Europese staten en de mondialisering lijkt een terugkeer naar de oude welvaartstaten echter onmogelijk. Wanneer deze eis van betaald werk voor iedereen door een drastische uitbreiding van de overheidsector op nationaal nivo wordt gesteld, blijft men eenzijdig gefixeerd op betaalde arbeid als de oplossing van alle problemen. Dit versterkt onbedoeld het huidige arbeidsethos, waarin een mens pas als volwaardig wordt beschouwd en volwaardige rechten heeft als hij/zij deel uitmaakt van het circuit van de betaalde arbeid. Vanuit dit standpunt wordt het onder druk zetten van werklozen en de bezuinigingen op de sociale zekerheid gemotiveerd.

Aan de andere kant van het spectrum van standpunten wordt gepleit voor een loskoppeling van inkomen en betaalde arbeid in combinatie met een drastische arbeidstijdverkorting met behoud van loon. Ook deze eisen betekenen op zichzelf staand echter een aanpassing aan het onderscheid tussen rijk en arm, een tegenstelling die steeds groter wordt, waarbij de 'onderklasse' de baantjes moet doen, zoals schoonmaken en huishouden, en bewaking, terwijl de bevoorrechten een druk bezette, enerverende baan op nivo hebben. Maar er is in de nieuwe sociale beweging een begin van een antwoord op de geschetste dilemma's. Een voorbeeld daarvan is de Italiaanse 'witte blousen beweging', de 'beweging van de onzichtbaren' die zichzelf zo genoemd heeft om aan te geven, dat de blauwe- boorden arbeidersbeweging, de traditionele arbeidersbeweging, niet meer bestaat. Het gaat om een beweging van onzichtbaren, van vrouwen, illegalen, daklozen, werklozen en ook studenten, die onvoldoende inkomen en kansen in deze maatschappij hebben. Ook deze beweging baseert zich op een analyse van het Fordisme en de veranderingen in het karakter van de arbeid die sindsdien plaatsgevonden hebben. In Italie eist deze beweging niet zozeer specifiek een basisinkomen of alleen hogere uitkeringen, maar burgerrechten, en een burgerinkomen, want in het Fordisme bestond er een relatie tussen burgerrechten, arbeid en inkomen. En in de nieuwe informatiemaatschappij moet die relatie opnieuw worden georganiseerd. Vele groepen zijn nu van fundamentele burgerrechten uitgesloten. In de Postfordistische maatschappij zijn de subjecten gefragmentariseerd en het is belangrijk een raamwerk te hebben, om ze te kunnen mobiliseren. Het gaat niet slechts om inkomen als geld, maar om een rechtssysteem met rechten, dus ook vervoer, wonen, demokratische burgerrechten, toegang tot culturele voorzieningen. Hierbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de migranten die de super-uitgeslotenen van deze tijd zijn.

Piet van der Lende

videoclip Bijstandsbond