zaterdag 12 februari 2011

Sparen voor de oude dag

Op 08 februari kwam een man op het spreekuur met het volgende probleem. Door de gebrekkige administratie van het bevolkingsregister in Marokko in het verleden werd van de man niet de geboortedatum genoteerd, wel het geboortejaar. Bij zijn komst naar Nederland lang geleden is bij inschrijving in het Nederlandse bevolkingsregister de datum 1 januari aangehouden. Dit schijnt in de gemeentelijke basisadministratie gebruikelijk te zijn. Toen de man de leeftijd van 62 jaar had bereikt, op 1 januari dus officieel, zei de werkgever dat de werknemer een beroep zou kunnen doen op een VUT regeling via het sociaal fonds waarbij die werkgever was aangesloten. Na die drie jaar zou de man dan een beroep kunnen doen op AOW, in dit geval met aanvullende bijstand ook uitbetaald door de Sociale Verzekerings Bank. (SVB) Dit laatste omdat de man niet vanaf zijn 18e in Nederland gewoond heeft maar pas op latere leeftijd hier is gaan wonen. Je bouwt als je in Nederland woont vanaf je achttiende iets meer dan 2 procent AOW rechten op en dus had de werknemer onvoldoende rechten opgebouwd voor een volledige AOW.

Het sociaal fonds dat de VUT regeling uitvoert en de werkgever hebben afgesproken dat de regeling voor 3 jaar geldt. Voor deze werknemer ging de regeling dus in op 1 januari van het jaar waarin hij 62 werd. En nu komt het. Bij de uitvoering van de sociale zekerheidswetten zoals de AOW wordt als ingangsdatum voor mensen waarvan de geboortedatum onbekend is niet 1 januari aangehouden maar het midden van het jaar, dus 1 juli. Dit op grond van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit de negentiger jaren van de vorige eeuw. Dit wordt door de SVB als richtlijn aangehouden. De werknemer heeft nu gebruik kunnen maken van de VUT regeling vanaf 1 januari van het jaar, waarin hij 62 werd tot 1 januari van het jaar waarin hij 65 is geworden. Dat kan niet langer, want de VUT regeling duurt maximaal 3 jaar. En de AOW gaat pas 1 juli in. Er ontstaat dus een gat van een half jaar waarin de man geen inkomen heeft. Hij zal voor zijn inkomen een beroep moeten doen op de bijstand en als hij vermogen heeft zoals spaargelden heeft hij pech gehad. In het onderhavige geval maakt dat niet veel uit, want ook na zijn 65ste zal deze man een beroep moeten doen op aanvullende bijstand. Anderen hebben dit soms niet nodig omdat zij naast een onvolledige AOW uitkering aanvullend pensioen ontvangen uit de tijd dat zij werkten waarmee zij op of boven het sociale minimum uitkomen. In dat geval is het wel schrijnend als iemand tijdelijk noodgedwongen ene beroep moet doen op bi9jstand, want dan mag je geen vermogen hebben boven een beperkt bedrag.

De werkgever en het sociaal fonds stellen zich op het standpunt, dat de VUT regeling maximaal 3 jaar duurt en geen 3 en een half jaar. Dus het is van tweeen een: de man krijgt nog een half jaar VUT en dan moet hij het eerste half jaar terugbetalen of hij krijgt het laatste half jaar geen VUT uitkering. Als de man en de werkgever dit geweten hadden en hij had op zijn 62ste nog een half jaar doorgewerkt dan was er niets aan de hand geweest. we gaan uitzoeken wat hieraan gedaan moet worden. Vooral voor migranten die in VUT regelingen zitten die beperkt zijn in tijd en die na hun 65ste geen beroep hoeven te doen op aanvullende bijstand kan het bijzonder schrijnend zijn dat bijstand de enige oplossing is, omdat zij daarvoor niet in aanmerking komen bij een gering vermogen. Zij moeten dan gedurende dat halve jaar leven van hun spaargeld, terwijl ze in hun werkzame leven tegelijkertijd premie betaald hebben voor een aanvullend pensioen. Ze betalen dus dubbel van hun spaargeld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten