Posts tonen met het label werklozenacties. Alle posts tonen
Posts tonen met het label werklozenacties. Alle posts tonen

dinsdag 20 maart 2012

Bijstandsbond roept op voor demonstratie van 22 maart

Weg met deze rechtse regering die ons stigmatiseert.
Op donderdag 22 maart organiseren de vakbonden verenigd in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) vanaf 12.00 uur een grote demonstratie in Den Haag op het Malieveld tegen het beleid van de regering Rutte om het werk, de uitkering of andere rechten van duizenden af te schaffen.
We moeten in deze barre tijden zoveel mogelijk contact met elkaar zoeken en wegen vinden om elkaar te ondersteunen en om ons te verdedigen tegen de aanvallen van Rutte c.s.  waarbij duizenden worden veroordeeld tot de bedelstaf.
Per 1 juli zullen alleen al in Amsterdam 6000 bijstandsgerechtigden hun uitkering verliezen als gevolg van de invoering van de toets op het huishoudinkomen. WSW-ers gaan hun baan verliezen door grote kortingen op het budget dat daar voor is. Per 1 januari is het principe van dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden ingevoerd: iedereen kan verplicht worden in ruil voor de uitkering vrijwilligerswerk te doen, ook al levert dit geen perspectief op voor een reguliere baan. Per 1 januari 2013 zal de nieuwe wet Werken naar Vermogen worden ingevoerd waarbij duizenden Wajongers ook hun uitkering verliezen en aangewezen zijn op de bijstand. Werklozen moeten gaan werken beneden het minimumloon in pulparbeid. De Bijstandsbond gaat op donderdag 22 maart om 11 uur met de trein vanaf het Centraal Station in Amsterdam naar het Malieveld in Den Haag, dat vlak bij het station ligt. Over vergoeding van de treinreis valt te praten. Het is van het grootste belang dat de demonstratie van 22 maart een succes wordt. Komt allen!
020-6898806/ info@bijstandsbond.org
Spreekuur dinsdag en donderdag van 11.00 uur tot 16.00 uur.
Da Costakade 162. 1053 XD Amsterdam
Zie ook  http://www.eenhardgelag.nl of http://laatzenietvallen.nl of www.armoedewerktniet.nl

vrijdag 17 februari 2012

Actie tegen sociale kaalslag en dwangarbeid in Leiden

Doorbraak heeft op 15 februari actie gevoerd bij het stadsbouwhuis in Leiden, alwaar onder andere het Werkplein in de stad gevestigd is. Er werd een groot spandoek opgehangen 'stop de sociale kaalslag' en omstanders konden met ballen naar de koppen van politici gooien die verantwoordelijk zijn voor die sociale kaalslag. Lokale politici als Jan Jaap de Haan (de plaatselijke wethouder van Sociale Zaken) maar ook landelijke politici moesten het daarbij ontgelden. Tijdens het ballengooien was er een quiz, waarbij stigmatiserende uitspraken van politici over mensen aan de onderkant van de samenleving werden voorgelezen. Je moest dan raden welke politicus deze uitspraak had gedaan. De ene na de andere uitspraak passeerde in dit verband de revue. Je kunt moeiteloos tientallen uitspraken aanhalen van Nederlandse politici in de afgelopen tijd waarbij uitkeringsgerechtigden, migranten, gehandicapten en ouderen worden weggezet als veel geld kostende lastposten, die de werkelijke oorzaak zijn van de crisis omdat ze door de vegrijzing en de oplopende kosten van de gezondheidszorg zorgen voor grote overheidstekorten. De werkelijke veroorzakers van de crisis, het speculerende financierskapitaal en de banken, die in het kader van de economische crisis de uitbuiting van de bevolking opvoeren blijven buiten schot en worden zelfs in de watten gelegd met grote financiele steunoperaties.
Tijdens de actie werden veel nieuwe contacten gelegd met oa de FNV, die op 22 maart een grote actie gepland hebben tegen de afbraakplannen van de regering Rutte en waarbij voorafgaande aan deze actie allerlei lokale acties worden gevoerd.

De actievoerders in Leiden kregen veel steunbetuigingen van mensen die langskwamen. En er werden nieuwe contacten gelegd. Uit opiniepielingen blijkt overduidelijk, dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking niet gediend is van de manier waarop de mensen met een minimuminkomen en de mensen die wat meer verdienen worden gepakt. Ook is die meerderheid tegen de afbraak van bestanaszekerheid voor mensen die het nog wel redelijk hebben door versoepeling van het ontslagrecht e.d. Een goed uitgangspunt om door lokale acties zoals in Leiden van onderop een nieuwe actiebeweging op te bouwen die op termijn perspectieven biedt om alternatieven te ontwikkelen voor de negatieve afbraak die nu plaatsvindt.
Er was ook vooral plaatselijke pers aanwezig. Maar ook actievoerders van Occupy, die de actie via een livestream op internet uitzonden. Ziehier voor een uitgebreider verslag van de actie. Het Leidsch Dagblad schreef een pissig denigrerend stukje met een onjuiste weergave van de feiten. De moderne tijd is duidelijk nog niet tot deze krant doorgedrongen gezien de 19e eeuwse spelling die het blad hanteert. Maar misschien willen ze juist wel terug naar de 19e eeuw.
Je kunt ook naar de website van Occupy gaan om verslagen van toekomstige acties live te bekijken.

PvdL


dinsdag 17 mei 2011

Klientenraad Utrecht zegt nee tegen bezuinigingen

KOM OP!
protesteer mee op het Stadhuisplein IN UTRECHT
Kom op 28 mei van 13.00 tot 15.00 uur

WANT:
·            De regering wil de bijstandsuitkering met € 2000 per jaar verlagen.
·            Werkloze jongeren die thuis wonen geen uitkering meer geven.
·            De gemeenten moeten opdraaien voor 2 miljard euro bezuinigingen!

De regering wil met de gemeenten allerlei dwingende afspraken maken.
Deze afspraken hebben grote gevolgen voor de aanpak van werkloosheid.
Het kabinet wil ook bezuinigen op het bestrijden van armoede, werk voor arbeidsgehandicapten en zorg voor verstandelijke gehandicapten.
Ook mensen met een psychiatrische aandoening en dementerende ouderen krijgen te maken met bezuinigingen.
Het kabinet wil veel taken overdragen aan de gemeenten.
De gemeenten krijgen daarvoor wel veel minder geld.

Het beleid van dit kabinet heeft ook voor jou grote gevolgen:

·  Je uitkering gaat elk jaar omlaag.
·  Jongeren krijgen geen uitkering meer omdat ze thuis wonen
·  Jonge mensen met een handicap krijgen geen of een lagere Wajong-uitkering
·  Er is minder geld om werklozen te helpen werk te vinden
·  70.000 Banen in de sociale werkvoorziening verdwijnen
·  Er komt minder geld voor het bestrijden van armoede
·  Er komt minder geld voor dagopvang van verstandelijke gehandicapten, psychiatrische patiĆ«nten en dementerende ouderen

Dat mag jij niet zomaar laten gebeuren.
Laat daarom je stem horen tegen dit kabinetsbeleid.
De Kliƫntenraad rekent op jouw komst.
Samen staan we sterk.
Neem je muziekinstrument mee.
(Wil je een stand in nemen, een spreker sturen of een muzikale bijdrage leveren?
Neem dan contact met ons op 030-2328831)

dinsdag 2 maart 1999

De werklozenbeweging in Europa

 Momenteel maken de sociaal-demokraten in de meeste Europese landen deel uit van de regering. Maar zij hebben met grote weerstanden onder de bevolking te maken. Er zijn aanzetten voor een sociale beweging van werklozen en werkenden met lage lonen die voor het eerst op Europees nivo hun eisen naar voren brengen. De bevolking van verschillende Europese landen wil niet een gemeenschappelijke markt en een gemeenschappelijke munt, wanneer het streven naar een sociaal rechtvaardig en demokratisch Europa door overheidsbezuinigingen en loonkostenverlagingen volledig ondergeschikt wordt gemaakt aan de wedloop om de wereldmarkten.

In 1995 organiseerden Franse werklozenorganisaties wandeltochten om te protesteren tegen de voortdurende massa-werkloosheid. Het leidde tot de oprichting van AC!, Agir contre le Chomage. De akties van de werklozen pasten in het kader van een bredere protestbeweging, die Frankrijk in 1995 in de ban hield. In 1996 kozen de Fransen voor een regering van sociaal-demokraten en communisten; ze wilden een andere politiek. Bij hun akties was de werklozen gebleken, dat Frankrijk met handen en voeten gebonden was aan de Europese Unie en dat een zelfstandig beleid om de werkloosheid te bestrijden maar beperkt mogelijk was. In 1997 werd daarom kontakt gezocht met organisaties van werklozen in andere Europese landen, om gezamenlijk akties te organiseren op Europees nivo. Dit leidde tot de 'Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting' die in verschillende landen begonnen en die eindigden in Amsterdam, waar in juni 1997 een Europese top van regeringsleiders werd gehouden. Ter afsluiting van de akties was er een demonstratie, waar 50.000 mensen uit verschillende landen aan deelnamen.

De eisen die tijdens deze demonstratie naar voren werden gebracht waren gebaseerd op de zogenaamde verklaring van Florence, die was opgesteld om de Euromarsen te organiseren. De eisen in deze verklaring zijn vrij traditioneel, zoals ze altijd al door de socialistische beweging zijn gesteld: arbeidstijd-verkorting met behoud van loon, hogere uitkeringen, meer arbeidsplaatsen in het onderwijs, gezondheidszorg, milieu e.d.

Maar bij de voorbereiding van de akties sloten zich verschillende groepen aan met vaak sterk verschillende standpunten. Aan de ene kant met name vrouwenorganisaties, die de onderschikking van de zorgarbeid aan betaalde arbeid, en de ongelijke verdeling van betaalde arbeid en zorgarbeid tussen mannen en vrouwen aan de orde stelden. Zij waren voorstander van een relativering van de betekenis van betaalde arbeid voor mens en maatschappij. Aan de andere kant groepen, die hun standpunt tegen de invoering van een gemeenschappelijke munt en voor een grote zelfstandigheid van de Europese staten koppelden aan wat in feite een terugkeer naar de oude verzorgingsstaten van vroeger betekende, waarbij op nationaal nivo een Keynesiaanse politiek van volledige werkgelegenheid wordt gevoerd op basis van grotere overheidsuitgaven in een tijd van strukturele werkloosheid en een uitgebreid nationaal stelsel van werknemers- en volksverzekeringen in stand gehouden wordt.

Na de demonstratie in Amsterdam vonden vele internationale conferenties en demonstraties plaats; in Luxemburg, Cardiff, Parijs, Brussel. Daarnaast kwamen in de eerste helft van 1998 de Franse werklozen massaal in opstand. Ook in Duitsland, Italie en Spanje waren er vele akties.

Op 29 mei 1999 wordt een nieuwe massale demonstratie in Keulen gepland tijdens de Europese top van regeringsleiders, en zal een 'tegenparlement' van werklozen, vrouwen, migranten en andere groepen een handvest voor een sociaal Europa formuleren. Ook nu al worden vele debatten gevoerd over de eisen, die de opkomende sociale beweging zou moeten stellen.

Maatschappelijke achtergrond

De akties en de debatten vinden plaats tegen de achtergrond van grote ekonomische en sociale veranderingen in Europa. In de eerste plaats lijkt de arbeid in de maatschappij van de Europese staten van karakter te veranderen. In vroeger tijden had je het fordisme- zo genoemd omdat het voor het eerst in de Ford-fabrieken werd ingevoerd. Arbeiders werkten tezamen in grote fabrieken, waarbij ze zich op grond van de loonarbeid organiseerden, en waarbij de staat verdere burgerrechten ook aan die loonarbeid verbond, zoals een stelsel van werknemersverzekeringen. Er was een scheiding tussen de uitvoerende, eenvoudige taken en de kennis en expertise van het management, verbonden met de toenmalige stand van de technologie die een sturing van het produktieproces door een minderheid van managers mogelijk maakte. Maar we leven nu in een informatiemaatschappij, waarbij de arbeid fundamenteel van karakter veranderd is. Daarbij ontstaat in technisch en ekonomisch hoogontwikkelde culturen arbeid, waarbij er nauwelijks nog sprake is van fysieke inspanning, en steeds meer een beroep wordt gedaan op technische en innovatieve vaardigheden, kortweg op expertise. Expertise is veel minder plaatsgebonden dan de klassieke arbeidskracht, en heeft weliswaar nog niet de extreme mobiliteit van kapitaal, maar wel een grote mobiliteit. Deze arbeid, waarbij met steeds minder mensen steeds meer wordt geproduceerd, is schaars. Er worden hoge eisen gesteld aan technische, communikatieve en verbale vaardigheden, want niet alleen moet men over een grote kennis beschikken, deze moet ook nog flexibel zijn, dwz door zelfstudie dient men zich voortdurend bij te scholen. De scheiding tussen de uitvoering en het denkwerk-kenmerkend voor het Fordisme- wordt vaak opgeheven. Niet alleen dient de nieuwe arbeidskracht flexibel te zijn in zijn of haar aanpassingen aan de snelle technologische ontwikkelingen door bijscholing, de flexibilisering van de arbeid komt ook tot uiting in de wijze, waarop de inzet van arbeidskrachten aan schommelingen in de produktie wordt aangepast. Bij interne flexibilsering wordt er binnen een organisatie naar wegen gezocht om werknemers die in vaste dienst zijn zo goed mogelijk in te zetten. Daarbij kunnen arbeidsduur, arbeidstijdstippen, locatie en functieinhoud varieren. Bij externe flexibilisering hebben de werknemers geen vaste aanstelling bij het bedrijf. Het gaat daarbij om variaties in contractduur en contract-typen, zoals tijdelijke contracten, oproepcontracten, uitzendarbeid, etc.

In Nederland had in 1995 meer dan de helft van het aantal werknemers een interne of externe flexibele arbeidsrealatie met de werkgever. Nieuw is de ontwikkeling, waarbij werknemers niet meer als zodanig beschouwd worden, maar waarbij ze in feite zelfstandige ondernemers zijn, die hun arbeidskracht, kennis en expertise als produkt tijdelijk verkopen aan een of meer opdrachtgevers op basis van een contract voor de levering van diensten of goederen. Allerlei vormen van free-lance werk en de zzp-ers (zelfstandigen zonder personeel) in de bouw vallen hieronder. De bovengenoemde ontwikkelingen maken deel uit van een reorganisatie van de ekonomische produktie, die al begin jaren tachtig is ingezet. Vanaf die tijd streefden bedrijven ernaar, vaste kosten zoveel mogelijk om te zetten in variabele kosten. Allerlei zaken die traditioneel in de bedrijven zelf werden gedaan, werden uitbesteed aan toeleveringsbedrijven, zoals het produceren van halffabrikaten en dienstverlenden taken zoals marketing, boekhouding, scholing van personeel, schoonmaak en onderhoud van machines. Daarnaast ging men grond, fabrieken en machines niet kopen maar huren van soms door de onderneming zelf opgerichte dochtermaatschappijen. Er werden bijvoorbeeld in de hotel en restaurant sector juridische contructies bedacht als franchisesytemen, waarbij een exploitatiemaatschappij de financiele risico's van het ondernemen volledig afwentelde op juridisch zelfstandige dochterondernemingen. Een exploitatiemaatschappij als Mc 'Donalds verkoopt in feite haar restaurantformule, kennis en expertise aan volledig zelfstandige ondernemers die dan een restaurant volgens deze formule kunnen beginnen tegen afdracht van een deel van de omzet aan de exploitatiemaatschappij. De produktie van eindprodukten werd soms een mondiale zaak; onderdelen worden in verschillende landen op de werled geproduceerd, waarna ze in assemblagebedrijven in een bepaald land in elkaar worden gezet. Gebruik makend van nieuwe technologien en drastisch verminderde transport- en telecommunikatiekosten produceren veel grote ondernemingen delen van de goederen en diensten die zij verkopen over de gehele wereld verspreid.

Op de bovenomschreven wijze is een produktiesysteem aan het ontstaan, waarbij het financierskapitaal zoals banken, pensioenfondsen en grote exploitatiemaatschappijen verzekerd is van regelmatige inkomsten en een gestage uitbreiding van haar kapitaal, terwijl de eigenlijke produktiesector de risico's van het ondernemen draagt. De flexibilisering van de arbeid sluit hierop aan. De ondernemers in de produktiesector proberen de risico's weer af te wentelen op de arbeidskrachten, die voor hen werk verrichten. Deze ontwikkeling is een tijdbom onder het op solidariteit gebaseerde systeem van sociale werknemers- en volksverzekeringen, zoals dat in de verschillende Europese landen is ontstaan en de ontwikkeling leidt tot nieuwe fragmentariseringen in verschillende belangengroepen onder de loonafhankelijke beroepsbevolking. Voor een deel van de arbeidskrachten werkt de bovengeschestte ontwikkeling heel goed. Zij beschikken over bijzondere kennis en vaardigheden, die het mogelijk maken dat zij uit flexibele arbeid een soms zeer hoog inkomen genereren. Zij verdienen genoeg om de hoge premies op te brengen die betaald moeten worden voor partikuliere verzekeringen tegen werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. Maar in een situatie, waarin een voortdurende strukturele werkloosheid bestaat, moeten mensen echter met elkaar concurreren, waarbij er afvallers zijn. Voor een deel blijven mensen met bijzondere kennis en vaardigheden hangen op een situatie, waarin ze betaalde arbeid verrichten op een laag inkomensniveau, waarbij er een aanvullende uitkering is of de arbeid wordt afgewisseld met een tijdelijke uitkering. Zij kunnen de hoge premies voor partikuliere verzekeringen niet opbrengen en ontlenen onvoldoende rechten aan de betaalde arbeid op de uitgeklede werknemersverzekeringen, zodat zij voor de aanvulling van hun inkomen aangewezen zijn op een minimumsteslel van bijstandsuitkeringen. Alleen al in Amsterdam, waar een groot aanbod is van arbeidskrachten met bijzondere kennis en vaardigheden in de culturele sector, nam het aantal bijstandsgerechtigden dat naast de uitkering betaald werk heeft toe van 2000 tot 6000 in de afgelopen drie jaar. Daarnaast blijft ook in de moderne dienstverleningsmaatschappij een grote hoeveelheid monotone arbeid bestaan waarvoor weinig of geen scholing vereist is. Sommige mensen verliezen de race om de leuke baantjes helemaal en zij zijn permanent op deze arbeid aangewezen. We leven steeds meer in een maatschappij, waarbij de 'onderklasse', voornamelijk bestaande uit vrouwen en migranten, de slecht betaalde, monotone arbeid op flexibele basis verricht, zoals schoonmaken, huishouden en bewaking, terwijl de bevoorrechten een druk bezette, enerverende baan op nivo hebben, waarin ze zich kunnen ontplooien en waarbij hun huishouden in de villawijken wordt gerund door onderbetaalde werksters, thuishulpen en tuinmannen.

De werkgelegenheidspolitiek in Europa

De vraag is, wat de overheid doet, om de bovengeschetste ontwikkelingen te beinvloeden. De neoliberale politiek die aan het begin van de jaren tachtig werd ingevoerd had de volgende kenmerken, die als een aanpassing aan de bovengenoemde ontwikkelingen kan worden gezien. Door middel van grootschalige infrastrukturele projekten wordt getracht, werkgelegenheid te creeeren, waarna de industrien die zo ontstaan voor extra arbeidsplaatsen moeten zorgen. (Wegen, vliegvelden, havens). Ik heb de indruk, dat de calculaties over het aantal arbeidsplaatsen dat dat oplevert natte vingerwerk zijn, waarbij de samenleving geen enkele greep heeft op de vraag, of die arbeidsplaatsen ook geschapen worden en door wie ze bezet worden. Deze infrastrukturele projekten hebben dan ook niet in de eerste plaats tot doel, werkgelegenheid te creeren, maar om het transport voor de flexibele ondernemingen zo goedkoop mogelijk te maken. Deze doelstelling is verbonden met pogingen, de concurrentiekracht van een bepaald land ten opzichte van andere gebieden op te voeren door loonkostenverlagingen, bezuinigingen op de overheidsuitgaven (sociale zekerheid). Op deze wijze kan hier produktie naartoe worden gehaald, zo is de redenering. Deze politiek heeft echter niet geleid tot het verdwijnen van de strulturele werkloosheid, terwijl de verarming en de inkomesnverschillen tussen arm en rijk in Europa toenemen. Nu de sociaal-demokraten in veel Europese landen aan de macht zijn, proberen zij deze neo-liberale politiek op verschillende manieren te amenderen.

In de eerste plaats door onder de voorwaarden van door de liberalen geformuleerde uitgangspunten met betrekking tot het begrotingstekort een omvangrijke derde sector te scheppen door het 'terugploegen' van uitkeringsgelden. In Nederland is deze ontwikkeling het verst gevorderd. Men probeert door Melkertbanen, banenpools etc. werkgelegenheid te creeren in de bwakingssector, de huishoudelijke arbeid, etc. Hierin moeten vooral de langdurig werklozen en andere kanslozen op de arbeidsmarkt worden geintegreerd.

In de tweede plaats neemt men allerlei maatregelen, om de flexibilisering van de arbeid en de arbeidsmarkt verder te bevorderen. Men heeft daarbij tot doel, flexibele, gemotiveerde arbeidskrachten te creeren, die van de ene baan naar de nadere gaan, en waarbij werkloosheid een tijdelijke zaak is voor het individu, die op een flexibele arbeidsmarkt na korte tijd weer werk heeft, al is het tijdelijk. Men ziet betaalde arbeid als het instrument bij uitstek om enerzijds de mensen weer een perspectief te geven, en mogelijkheden zich te ontplooien, anderzijds moet op deze wijze de toenemende fragmentarisering en het uiteenvallen van sociale verbanden worden tegengegaan. Daarbij zijn allerlei middelen om de werklozen onder druk te zetten geoorloofd. Op deze wijze zou het uiteenvallen van de samenleving en het ontstaan van grote groepen die permanent buiten het arbeidsproces staan kunnen worden voorkomen.

Verder streeft men naar het effienter en effectiever maken van arbeidsbemiddeling en sociale zekerheid door privatisering van de uitvoeringsorganen. Dan zou de dienstverlening verbeteren, omdat er concurrentie is. Sociale zekerheid verschuift daarbij steeds meer van collectieve inning van premies op basis van solidariteit naar partikuliere, individuele verzekering van risico’s. Ook dit is dus in feite een aanpassing aan de bestaande ontwikkeling.

De amenderingen van de nieuwe sociaal-demokratische regeringen verscherpen in mijn ogen de concurrentie tussen arbeidskrachten, de groeiende inkomensongelijkheid en de toenemende ongelijkheid in kansen op het soort arbeid dat verricht wordt.

Debatten

Tijdens de akties van de werklozen werden tegen deze maat- schappelijke achtergrond vele debatten gevoerd. daarbij komen vele strategische en inhoudelijke vragen aan de orde. het uiteenvallen van traditionele sociale verbanden van kerk, gezin, buurt en belangenorganisaties waarvan men lid kan worden, de voortgaande fragmentarisering in verschillende belangengroepen langs de nog steeds bestaande scheidslijnen van de sociale zekerheid, langs etnische scheidslijnen, en in het soort arbeid dat verricht wordt, het gebrek aan materiele en immateriele bronnen van mensen aan de onderkant van de samenleving, maken de organisatie van een emacipatiebeweging bijzonder moeilijk. Daarnaast bestaan er meningsverschillen over de eisen die gesteld moeten worden om de toenemende fragmentarisering en individualisering tegen te gaan en een nieuwe solidariteit op te bouwen. Aan de ene kant van het spectrum is er het standpunt, dat weer volledige werkgelegenheid wil, en in feite een herstel van de oude verzorgingstaten met meer overheidsingrijpen op nationaal nivo. In het kader van de steeds grotere onderlinge afhankelijkheid van de Europese staten en de mondialisering lijkt een terugkeer naar de oude welvaartstaten echter onmogelijk. Wanneer deze eis van betaald werk voor iedereen door een drastische uitbreiding van de overheidsector op nationaal nivo wordt gesteld, blijft men eenzijdig gefixeerd op betaalde arbeid als de oplossing van alle problemen. Dit versterkt onbedoeld het huidige arbeidsethos, waarin een mens pas als volwaardig wordt beschouwd en volwaardige rechten heeft als hij/zij deel uitmaakt van het circuit van de betaalde arbeid. Vanuit dit standpunt wordt het onder druk zetten van werklozen en de bezuinigingen op de sociale zekerheid gemotiveerd.

Aan de andere kant van het spectrum van standpunten wordt gepleit voor een loskoppeling van inkomen en betaalde arbeid in combinatie met een drastische arbeidstijdverkorting met behoud van loon. Ook deze eisen betekenen op zichzelf staand echter een aanpassing aan het onderscheid tussen rijk en arm, een tegenstelling die steeds groter wordt, waarbij de 'onderklasse' de baantjes moet doen, zoals schoonmaken en huishouden, en bewaking, terwijl de bevoorrechten een druk bezette, enerverende baan op nivo hebben. Maar er is in de nieuwe sociale beweging een begin van een antwoord op de geschetste dilemma's. Een voorbeeld daarvan is de Italiaanse 'witte blousen beweging', de 'beweging van de onzichtbaren' die zichzelf zo genoemd heeft om aan te geven, dat de blauwe- boorden arbeidersbeweging, de traditionele arbeidersbeweging, niet meer bestaat. Het gaat om een beweging van onzichtbaren, van vrouwen, illegalen, daklozen, werklozen en ook studenten, die onvoldoende inkomen en kansen in deze maatschappij hebben. Ook deze beweging baseert zich op een analyse van het Fordisme en de veranderingen in het karakter van de arbeid die sindsdien plaatsgevonden hebben. In Italie eist deze beweging niet zozeer specifiek een basisinkomen of alleen hogere uitkeringen, maar burgerrechten, en een burgerinkomen, want in het Fordisme bestond er een relatie tussen burgerrechten, arbeid en inkomen. En in de nieuwe informatiemaatschappij moet die relatie opnieuw worden georganiseerd. Vele groepen zijn nu van fundamentele burgerrechten uitgesloten. In de Postfordistische maatschappij zijn de subjecten gefragmentariseerd en het is belangrijk een raamwerk te hebben, om ze te kunnen mobiliseren. Het gaat niet slechts om inkomen als geld, maar om een rechtssysteem met rechten, dus ook vervoer, wonen, demokratische burgerrechten, toegang tot culturele voorzieningen. Hierbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan de migranten die de super-uitgeslotenen van deze tijd zijn.

Piet van der Lende

donderdag 29 mei 1997

Euromarsen: uniek project met grote uitstraling

Gepubliceerd in Trouw, 29-05-1997
Vanaf 14 april zijn vanuit verschillende Europese steden groepen werklozen te voet op weg gegaan naar Amsterdam. Op 14 juni is daar een slotdemonstratie. Volgens de actievoerders moet een verenigd Europa ook een sociaal Europa zijn, met garantie op werk voor wie dat wil en een leefbaar inkomen voor iedereen. Vaak wordt gezegd dat een sterke organisatie van werklozen onmogelijk is omdat zij niet over voldoende hulpbronnen beschikken. Zijn de 'Euromarsen' een aanzet voor de oplossing van dit probleem? De auteur is betrokken bij de organisatie van de Euromarsen namens de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam.
Buiten de grote vakbonden zijn er vele meestal kleinere werklozengroepen, cliƫntenraden, et cetera. Op landelijk niveau is er het Samenwerkingsverband Mensen zonder betaald werk en het Steunpunt Vrouwen en de bijstand, waar echter niet alle groepen bij aangesloten zijn. In de meeste Europese landen zijn er vele werklozengroepen op lokaal niveau werkzaam, die nauwelijks nationaal, laat staan internationaal zijn georganiseerd. In Italiƫ bijvoorbeeld bestaan in sommige steden zelfs groepen die elkaar beconcurreren.
Bronnentheorie
Als verklaring voor deze situatie wordt meestal de 'bronnentheorie' naar voren gehaald. Werklozen beschikken niet over genoeg interne bronnen, dat wil zeggen het vermogen kennis, vaardigheden en geld in te zetten voor de collectieve verdediging van de eigen belangen. Bijstandsgerechtigden hebben in de maatschappij een negatief imago en verliezen soms hun zelfrespect. Dit biedt geen gunstige basis voor duurzame politieke activiteit. Politici benadrukken dat het verblijf in de bijstand een tijdelijke moet zijn; ook werklozen hopen dit vaak. Wie de situatie als tijdelijk ziet, zal zich dan niet op die situatie organiseren.
Maar werklozen beschikken ook niet over externe bronnen. Hun belangrijkste externe bronnen (rechten op uitkeringen) zijn in handen van (semi) overheidsinstellingen. Mensen in de bijstand zijn vaak bang in de openbaarheid stelling te nemen. Wat zegt de familie? Wat zegt de sociale dienst? Uitkeringsgerechtigden die wel in de openbaarheid treden ervaren vaak, dat de reactie uit de maatschappij veel positiever is dan ze zelf verwacht hadden. Maar in incidentele gevallen komt het ook voor, dat cliƫnten door de sociale dienst worden opgeroepen voor een extra controlegesprek.
Vakbeweging
Zelforganisaties van uitkeringsgerechtigden zijn ontstaan omdat de vakbeweging het in dit opzicht in het verleden liet afweten. Tot 1980 konden werklozen zelfs niet als zodanig lid worden. De zelforganisaties hebben sindsdien hun eigen organisatie en strijdcultuur ontwikkeld, waarbij ze zich vaak afzetten tegen de 'politiek', waartoe ook de gevestigde vakbeweging hoorde. Dit leidde tot een wederzijdse verwijdering.
Deze verwijdering komt ook bij de Euromarsen tot uiting. Het EVV (Europees verbond van vakverenigingen) en in haar voetspoor de meeste aangesloten nationale bonden verwijten de organisatoren van de Euromarsen, dat zij tegen een verenigd Europa zijn en met hun argumenten in nationalistisch vaarwater terechtkomen. Daarom willen de bonden dit initiatief niet steunen. De actievoerders hebben echter naar voren gebracht, dat zij niet tegen een verenigd Europa zijn, maar dat wel kritiek geleverd moet worden op de huidige plannen, omdat de sociale paragraaf in het verdrag van Maastricht veel mooie woorden maar weinig concrete maatregelen bevat en de rigoureuze bezuinigingen in verband met de invoering van de Euro leiden tot een verdere verarming van Europa, waar al 20 miljoen werklozen zijn, terwijl 50 miljoen Europeanen beneden de armoedegrens leven.
De marsen zijn een gigantische logistieke operatie. In verschillende landen van Europa worden wandeltochten gehouden, waarbij om de 30 kilometer een pleisterplaats is, waar de wandelaars kunnen slapen en eten. Er worden voor de ontvangst van de wandelaars lokale comitƩs samengesteld, die demonstraties en manifestaties of een ontvangst door het gemeentebestuur organiseren.
Er zijn nu op de verschillende routes enkele honderden wandelaars op pad, en in ieder land komen er wandelaars bij. De verwachting is, dat bij steden in de buurt van Amsterdam hun aantal zal zijn aangegroeid tot ongeveer 800. De deelname aan de manifestaties in de verschillende steden zijn wisselend. Soms zijn er enkele honderden demonstranten, soms zijn het enkele duizenden.
Uniek project
Waarom is dit project, dat vanuit een internationaal secretariaat in Parijs wordt gecoƶrdineerd en waarvoor het initiatief ook stamt uit Frankrijk, namelijk van de Action Chomage, uniek? Door dit project komen lokale werklozengroepen uit vele verschillende landen met elkaar in contact. Er is een doorbreking van het isolement van werklozen ten opzichte van de werkenden: ze worden ontvangen door lokale overheden en materieel en immaterieel ondersteund door lokale vakbondsgroepen en afdelingen van politieke partijen.
Er ontstaat ook een verbinding tussen het lokale en het Europese niveau, in analyse en actie. Verder wordt een verband gelegd tussen de problematiek van de werkloosheid en andere zaken, zoals het milieu, de positie van migranten en vrouwen, et cetera. In verschillende steden deden de wandelaars mee aan het kraken van huizen voor daklozen, of ze verschenen op manifestaties van kleine boeren, en ze voerden actie voor de positie van migranten.
Bij de marsen wordt weliswaar toegewerkt naar de slotdemonstratie op 14 juni in Amsterdam, maar het is meer dan dat. De marsen zijn een langlopend, twee maanden durend project, waardoor duizenden in diverse landen geactiveerd worden. Alleen door de Euromarsen zal een sterke organisatie van werklozen en andere gemarginaliseerden niet worden bereikt. Maar de marsen zijn een bijdrage aan het tot stand brengen van nieuwe coalities, waarbij verschillende groepen samenwerken. Op de lange duur kan deze samenwerking leiden tot een grotere onderlinge solidariteit en bevorderen, dat de belangenbehartiging beter wordt georganiseerd.
Piet van der Lende

woensdag 9 februari 1994

De organisatie van uitkeringsgerechtigden en haar effecten

Met het oplopen van de werkloosheid en de dump van mensen in de WAO zijn er de afgelopen twintig jaar een veelheid van organisaties ontstaan, die zich bezig hielden met het organiseren van uitkeringsgerechtigden en het behartigen van hun belangen. Aanvankelijk waren het vooral werklozencomitees onder invloed van de CPN, maar omstreeks 1980 doen zich veranderingen voor. Er ontstaan zelfstandige WAO-groepen en komi­tees Vrouwen en de bijstand etc. In eerste instantie namen deze organisaties aan het begin van de jaren tachtig tamelijk radikale standpunten in; ze waren ook open. Er waren demonstraties, bezettingen, piket-lines tot aan akties van de meest radikale groepen, zoals proletarisch winkelen, etc. Zie akties voordeurdelerskortingen. De uitkeringsgerechtigden waren decentraal, georganiseerd, met een grote mate van autyonomie voor lokale groepen, terwijl er geen sprake was van bureaucratische procedures. De comitees en verenigingen hadden weinig leden, dus een kleine achterban in formele zin, maar vaak genoten zij een grote bekendheid bij de potentiele doelgroep, de spreekuren werden druk bezocht. Omstreeks 1983 waren er ook kontakten met andere sociale bewegingen, zoals de kraakbeweging. De soms in enkele dagen of weken georganiseerde spontane akties sloten aan bij de leefwereld van de achterban. Mensen werklozen, etc. reageren vaak pas op het moment dat een probleem zich voordoet, en eisen dan onmiddelijke aktie, met voorbijzien aan bureaucratische procedures en besluitvormingsprocessen. De invloed van deze vele kleine groepen moet niet worden overschat maar ook niet onderschat.

En dit laatste gebeurde wel, ook door kaderleden van de beweging zelf. Dit blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit de reakties van Jaap Koopman, bestuurslid van het samenwerkingsver­band, tijdens een radio-interview op 20-7. Hij benadrukte, dat uitkeringsgerechtigden er niet in slaagden om voldoende macht te mobiliseren, die verslechteringen ongedaan konden maken en strukturele veranderingen in de maatschappij bewerkstelligen.[i] De groepen bleven klein, verbrokkeld en verdeeld. Het voeren van akties zoals bezettingen werd door hem overwegend negatief beoordeeld. Hij deed het af als incidenten. In een opzicht heeft Koopman gelijk: het is waar, dat uitkeringsgerechtigden in de afgelopen twin­tig jaar er niet in geslaagd zijn, een grote autonome sociale beweging op gang te brengen. Ook is het waar, dat demonstraties, bezettingen en stakingen de bezuinigingspolitiek niet hebben kunnen tegenhouden. Maar het is wel zo, dat uitkgerechtigdengroepen ism met andere sociale bewegingen er in geslaagd zijn, door kleine akties de publieke opinie te beinvloeden en hun eisen in te brengen in die andere bewegingen. Dit heeft de diskussie over een basisinkomen op gang gebracht en invloed uitgeoefend op de opvattingen van ambtenaren van uitvoerende instanties en binnen de vakbonden de positie van uitkeringsgerechtigden verbeterd.

Wanneer men wil bepalen, wat de invloed is van organisaties van uitkeringsgerechtigden in de maatschappij, is het onderscheid van belang dat Habermas maakt tussen de verschillende besluitvormingsniveau's in de maatschappij. Hij maakt dit onderscheid in navolging van Offe. (Habermas, de nieuwe onoverzichtelijkheid, blz 51). Op het eerste niveau neemt de politieke elite in de verzorgingsstaat beslissingen. Dit gebeurt voor een groot gedeelte in openbare debatten in de besluitvormingsorganen, zoals de Tweede Kamer waar de voors en tegens van bepaalde maatregelen door vertegenwoordigers van verschillende stromingen worden uitgewisseld. Daaronder ligt een tweede niveau waar een groot aantal anonieme groepen en collectieve actoren elkaar beinvloeden, coalities aangaan, de toegang tot produktie- en communica­tiemiddelen controleren en al minder duidelijk zichtbaar- met behulp van sociale macht de speelruimte van voor de thematisering van en de beslissing over politieke kwesties van te voren vastleggen. Daar weer onder ligt tenslotte een derde niveau, waarin moeilijk grijpbare communicatie stromen de gedaante van de politieke cultuur bepalen en met behulp van werkelijkheidsdefinities wedijveren om datgene wat Gramsci culturele hegomonie heeft genoemd. Hier vinden de trenbreuken in de tijdgeest plaats.

De wisselwerking tussen de verschillende arena's is moeilijk in kaart te brengen. Habermas zegt. dat de onderste arena tegen de beide andere moet worden gemobiliseerd. In de onderste arena wordt niet direct om geld en macht gestreden, maar om definities. Het gaat om de ongeschondenheid en autonomie van levensstijlen, bijvoorbeeld om de verdediging van trasditioneel ingeburgerde sub-culturen of om de "grammatica" van overgeleverde levensvormen. Regionalistische bewegingen vormen voor de een, feministische of ecologische bewegingen vormen voor de ander voorbeelden. Deze vorm van strijd blijft meestal latent. Hij beweegt zich binnen het micro-bereik van de alledaagse communikatie en verdicht zich slechts nu en dan tot openbare diskussies en intersub­jectiviteitsvormen van een hoger niveau. Daarna volgt een betoog over organisaties die op basis van het bovenstaande kunnen ontstaan en wordt een verbinding gelegd met de noodzaak van macht en intelligente zelfbeperking die de basis zou moeten vormen van de beinvloeding van de andere sturingsmechanismen staat en ekonomie. Ook Andre Gorz wijst op het hiervoor genoemde derde niveau, wanneer hij zegt: " elke maatschappij-verandering veronderstelt aanvankelijk het buiten-institutionele werk van de culturele en ethische verandering. Er kan geen enkele nieuwe vrijheid van bovenaf, door de instititutionele macht worden verleend, die niet al door de burgers zelf genomen en in praktijk gebracht is. In de wordingsfase van de beweging weerspiegeld het wantrouwen van de burgers ten opzichte van de gevestigde instellingen en partijen in wezen haar weigering de problemen in de gebruikelijke vormen te stellen". (Gorz, afscheid van het proletariaat, inleiding.)

Gesteld kan worden, dat de uitkeringsgerechtigden en hun organisaties al of niet in samenwerking met anderen, invloed hebben uitgeoefend op het derde niveau. Er zijn binnen en buiten de vakbonden vele kleine groepen ontstaan, die aktief zijn geweest, zonder dat dit noemenswaardig, afgezien van wat sensationele akties, doordrong in de media en de politiek. Voorlopige inventarisaties tonen aan, dat in sommige jaren iedere dag wel ergens in het land door uitkeringsgerechtigden aktie werd gevoerd. Dit heeft zich echter niet verdicht tot een duurzame autonome beweging op de andere niveau's en heeft niet geleid tot een fundamen­tele invloed op de politieke besluitvormingsprocessen, die tot een ander sociaal-zekerheidstelsel zouden kunnen leiden. Voorzover invloed werd uitgeoefend op de politieke besluitvormingsprocessen en veel akties met een massaler of duurzamer karakter gebeurde dit op een indirecte manier: in het kader van organisaties/belangengroepen met een bredere doelstelling; vakbonden, politieke partijen, zoals de CPN, vrouwenorganisaties, kerken, de kraakbeweging die in het begin van de tachtiger jaren sterk was. Een autonome sociale beweging van uitkeringsgerechtigden heeft zich de afgelopen twintig jaar niet ontwikkeld.

De vraag is, of dit ooit zal gebeuren. Daarbij zijn verschillende faktoren van belang. In de eerste plaats de beperkingen/mogelijkheden van uitkeringsgerechtigden zelf, maar niet in het minst ook de mate, waarin gevestigde belangenorganisaties van het tweede niveau en de staat/politci op het eerste niveau erin zullen slagen de aktiviteiten van uitkeringsgerechtigden binnen hun organisatie te integreren. Maar zoals gezegd, de akties werden overwegend negatief beoordeeld, en gefrustreerd door de onmogelijkheid de alsmaar voortgaande bezuinigingen te stoppen werd gezocht naar andere mogelijkheden om het overheidsbeleid te beinvloeden. alternatieve voorhoedeteorie Met name zou ik willen ingaan op de alternatieve "voorhoedeteorie" die momenteel door verschillende wetenschappers naar voren wordt gebracht.[ii] Kort gezegd houdt deze teorie in, dat "objectieve" faktoren, zoals die worden genoemd in het boek, een massaal en gezamenlijk verzet van uitkeringsgerechtigden tegen de bezuinigingspolitiek van de overheid en voor een werkelijk alternatief blokkeren. Daarom zullen kritische uitkeringsgerechtigden altijd opereren in kleine groepjes, die alternatieven formuleren. Hun ideen zullen door alweer "objectieve" faktoren, zoals het vastlopen van het milieu en de verzorgingsstaat, uiteindelijk worden geaccepteerd door de leidende beleidsmakers, die het in beleid zullen omzetten. Dit getuigt van een ongefundeerd vertrouwen in de politiek en de redelijkheid van de beleidsmakers. Hoewel de verzorgingsstaat vastloopt, is het helemaal niet zeker dat de argumenten van een in politiek opzicht machteloze "voorhoede" in bredere kring zullen worden aanvaard. Er is een ander scenario mogelijk. Een politiek onderdrukkingssysteem, waarbij de milieuvervuiling gewoon doorgaat, met aan de ene kant sloppenwijken waar de armen wonen en aan de andere kant wijken voor de rijke elite met hoge muren eromheen en particuliere bewakingsdiensten. Op zich is het m.i. juist, steeds alternatieve ideen voor de verzorgingsstaat naar voren te brengen, en dit te doen in samenwerking met andere sociale bewegingen. De grote zwakte van de alternatieve voor hoedeteorie is echter, dat niet wordt geanalyseerd, hoe die coalitiepolitiek van uitkeringsgerechtigden er uit moet zien, en in hoeverre uitkeringsgerechtigden moesten ingaan op voorstellen vanuit de overheid en de uitvoeringsorganen voor het ontwikkelen van overlegstructuren, die erop gericht waren de uitke­ringsgerechtigden binnen het systeem van de verzorgingsstaat te integreren. Daarover zijn de afgelopen acht jaar nauwelijks principiele diskussies in de openbaarheid uitgekristalliseerd. Er wordt afgezien van de aktieve rol die politici, vakbondsbestuurders en hoge ambtenaren en wetenschappers zoals ekonomen hebben gespeeld. Het is mijn stelling, dat de onmacht van uitkeringsgerechtigden om te komen tot massale organisa­tievormen niet alleen te verklaren is vanuit "objectieve" faktoren, en vanuit hun eigen tekortkomingen, hoe groot die ook zijn, en hoezeer die ook een rol spelen, maar ook vanuit de effectieve manier waarop de poli­tieke en bureacratische elite die in onze verzorgingsstaat aan de touwtjes trekt erin geslaagd is, eventuele verzet van uitkeringsgerechtigden te neutraliseren binnen clientenraden, en middels haar subsidiebeleid. Uitkeringsgerechtigden kunnen bij het opereren in kleine groepen niet vertrouwen op de "objectieve" faktoren, die de beleidsmakers zullen dwingen naar hen te luisteren, zij zullen ook aktief moeten werken aan het inbrengen van hun analyses en eisen bij andere sociale bewegingen en het voeren van akties-gericht op de langere termijn, om de publieke opinie te beinvloeden. Met name in het Landelijk Beraad Uitkeringsgerechtigden (LBU) maar ook op plaatselijk niveau werden pogingen ondernomen, de belangenorganisaties op een lijn te krijgen, en gezamenlijk argumenten te ontwikkelen, waarbij men niet meer alleen zou ingaan op de incidentele bezuinigingsmaatregelen van de over­heid, maar waarbij men een eigen alternatief zou ontwikkelen. Het LBU mislukte echter.

Velen wendden zich teleurgesteld af van de beweging; onder invloed van het welzijnswerk en subsidiering door de overheid ontstonden nieuwe initiatieven, zoals het samenwerkingsverband van WAO-platforms, die een minder radikale weg opgingen. De weg van het aktievoeren werd verlaten. Elementen uit de alternatieve voorhoede-teorie werden overgenomen. Wanneer je dan nu zoals Jaap Koopman zegt en wat het beleid van het Samenwerkingsverband is, als kleine organisatie vier keer per jaar met SOZA om de tafel zit, en met kracht van argumenten probeert verande­ringen te bewerkstelligen, dan is dat een illusie. Je kunt een bezetting niet afdoen met te zeggen, dat het een incident is. Het heeft wel degelijk invloed in het kader van andere sociale bewegingen. Nogmaals, uitkeringsgerechtigden moeten zich erop richten, door dat soort akties de publieke opinie over werklozen bij te sturen en samen met andere sociale bewegingen op deze wijze streven naar fundamentele veranderingen in de maatschappij op langere termijn. Daarbij is machtsvorming in samenwerking met anderen onontbeerlijk.[iii] In feite werd na het ineenstorten van de aktiegroepen karakter twee wegen gekozen: ten eerste de individuele hulpverlening, en ten tweede de weg van het overleg middels clientenraden, gehandicaptenraden, etc. Veel kaderleden verlieten daarbij het uitgangspunt, dat ze "ervaringsdeskundige" waren, dat ze een persoonlijk verhaal hadden, van zichzelf en anderen, waarin de onrechtvaardigheid van regels en de uitzichtloosheid van het huidige beleid in individuele situaties duidelijk tot uiting kwamen. Dit werkte vooral ook goed voor mensen met betrekkelijk weinig opleiding, die toch helder hun visie konden uiteenzetten. In clientenraden moesten procedures worden afgesproken, die een aanzienlijke beperking van de bewegingsvrij­heid van uitkeringsgerechtigden inhielden; men mocht niet meer praten over individuele gevallen, over het landelijk beleid en over het verband tussen de sociale zekerheid en andere zaken. Deze opzet sloot aan bij de werkwijze van grote bureaucratische belangenorganisaties, zoals de ANBo en de FNv en CNV, waar afdelingen, gewesten, werkgroepen, zelf moeten werken binnen demokratisch, dat wel, vastgestelde procedures, die de zelfstandigheid van de kaderleden in afdelingen inperken.

Tegenstelling dilemma.

Bij kleine lokale organisaties, die geheel autonoom opereren, zoals de komitees Vrouwen en de bijstand, bestonden deze beperkingen minder. De grote kracht van dergelijke kleine organisaties van achtergestelde groepen ten opzichte van de grote belangenorganisaties is nu juist, dat zij laagdrempelig zijn, iemand kan er terecht met zijn/haar verhaal zonder meteen gekonfronteerd tw worden met bureaucratische procedures terwijl toch een alternative visie werd ontwikkeld op de verzorgingsstaat. Vertegenwoordigers van dergelijke organisaties doorbreken maar al te dikwijls de opsplitsing in de maatschappij van besluitvormingskaders waarbinnen compromissen worden afgesloten, maar waar de mensen waar het om gaat afwezig zijn. Of om het anders te zeggen: de vertegenwoordigers van dergelijke organisaties vertolken de gevoelens van hun achterban potentiele doelgroep tegenover de directeur, de wethouder of de minister op de manier, waarop hun lotgenoten zich opstellen tegenover de individuele ambtenaar van de dienst. Daarvoor in de plaats werden echter in clientenraden diskussies gevoerd over ellenlange procedures, en proberen de beleidstaal van de ambtenaren over te nemen. Men dook in de juridische details van allerlei regelingen, en probeerde die regelingen op onderdelen door intensief gelobby in Den Haag of bij de gemeente gewijzigd te krijgen. Men probeerde daarbij de taal van de ambtenaren en de juristen te spreken. Daarbij keek men voor wat er op de agenda zou komen ahw naar de dient, wat die aan stukken produceerde. Daarover werd gediskussieerd. Vertegenwoordigers van belangenorganisaties waren nauwelijks in staat, vanuit hun eigen visie stukken te produceren. Wanneer hiertoe pogingen werden gedaan, zei of de GSD dat het prematuur was om het op de agenda te plaatsen, of in de clientenraad zelf werden procedurele argumenten naar voren gebracht, waardoor de voorstellen doodbloeden. Het is natuurlijk een subjectieve waarneming, maar ik ben van mening, dat veel kaderleden van uitkeringsgerechtigden organisaties en bijvoor­beeld clientenraden niet over de kennis- en vaardigheden beschikken om in dit opzicht effectief tegenspel te bieden aan ambtenaren die funktioneren in een professionele organisatie. Betekent dat dat de visie van de uitkeringsgerechtigden organisaties minder waardevol of juist is? allerminst. Maar de mensen moeten terugkeren naar zichzelf, naar hun eigen verhaal, en naar de visie op de toekomst, naar de grote lijnen, die in de dorre ambtenarentaal juist geheel achterwege blijft, zodat de "visie" van de ambtenaren vaak heel wat minder visie heeft dan van mensen, die de gevolgen van bezuinigingsmaatregelen aan den lijve voelen, en die vandaaruit de bureacratische domheid en tegenstrijdigheden heel wat beter onder woorden kunnen brengen dan de ambtenaren zelf. Knelpunt is ook, dat in veel organisaties enkele personen de dienst uitmaken. Zij beschouwen de organisatie eigelijk als hun persoonlijk bezit, het is hun levensvulling en hun werk geworden, en ze laten niemand anders toe.

De nadelen van vrijwilligersorganisaties.

De administratieve systemen zijn niet goed, zoals de boekhouding en de postverwerking, etc. Er is sprake van veel persoonlijke konflikten, en persoonlijke tegenstellingen. Sommigen gebruiken de organisatie als een middel om hun inkomen aan te vullen. De communicatie van de landelijke organisatioes met hun achterban is slecht. Maar ook lokale organisaties functioneren in dit opzicht niet naar behoren. Toch had de kombinatie van individuele hulpverlening en lobby/overleg middels clientenraden wel enig resultaat kunnen opleveren, wanneer de gegevens van de spreekuren op intensieve wijze zouden zijn gebruikt om bijvoorbeeld de uitvoeringsorganen onder druk te zetten en om de werkelijke uitwerking van regelingen aan te tonen. Hoe het in andere plaatsen is, weet ik niet, maar in Amsterdam kwam dit niet van de grond. spreekuurgegevens waren schaars, of gebrekkig geregistreerd, of bureaucratische procedures verhinderden een overzicht. Ik denk dat het een illusie is, te denken, dat alleen door argumenten van kleine groepjes daadwerkelijk veranderingen kunnen worden bewerkstelligd, of dat de vakbeweging doet wat Bosman schrijft. In die zin zal de voorhoedeteorie niet werken. Dit getuigd van een ongefundeerd vertrouwen in de redelijkheid van de leidende figuren in onze samenleving. Het blijft wel degelijk de vraag, hoe verzet kan worden opgebouwd, al of niet in het kielzog van andere sociale bewegingen. Anders zullen die nieuwe ideen nooit doordringen in de media etc.[iv] Het gaat er niet om, alle politici en vakbondsbestuurders af te schilderen als misdadigers, wel gaat het erom, te beseffen dat bij voorbaat afzien van het ontwikkelen van een zelfstandige politieke macht en het als kleine groepjes zonder kontakt met een wat grotere achterban om de tafel gaan zitten in clientenraden of overleggen met ministeries en lobbywerk zoals de "Corona groep" op zichzelf geen garantie is dat er iets veranderd.[v]

Vaak wordt als tegenargument aangevoerd, dat er geen andere oplossing is, en dat we nu eenmaal vuile handen moeten maken, willen we iets kunnen veranderen. "Je moet er zelf bij zijn, dan heb je ook invloed". "Als er een compromis moet worden afgesloten, zijn we er zelf bij. Je kunt toch onderhandelen?". Mensen die zich onttrekken aan bijvoorbeeld RWW-commissies of andere vertegenwoordigende organen, maken het zichzelf gemakkelijk, willen geen verantwoordelijkheid dragen. Zij kiezen de gemakkelijkste weg. De vraag wel of niet deelnemen aan (parlementaire) organen is in de geschiedenis van links altijd een splijtzwam geweest; Diskussies over aktiepartij, etc. Het gaat er m.i. niet om, of ten allen tijde moet worden afgezien van onderhandelen/samenwerken met de staat. Wel is de vraag, vanuit welke positie je dat doet, en op basis van welke uitgangspunten. Met even veel recht kan worden gezegd, dat menige bestuurder/commissielid die namens een belangenorganisatie in een vertegenwoordigend, door de overheid ingesteld overleg zit, zich onttrekt aan zijn/haar verantwoordelijkheden, omdat bijvoorbeeld in de sociaal-demokratie, die wel degelijk de macht heeft om de mensen te mobiliseren, daaraan niets doet. Met open ogen tegenover de mensen staan, alleen met hen samen onder hun invloed en hen mobiliseren werken aan daadwerkelijke veranderingen is niet de gemakkelijkste weg maar de moeilijkste. Het is moeilijk om de mensen te organiseren. In links is de verhouding tussen onderhandelen/mobiliseren druk uitoefenen geheel zoek. Ook wordt wel het argument aangevoerd, dat werkelijke beslissingen nooit in officiele, openbare vergaderingen worden genomen. En dat lobby-werk vooral ook iets is, wat zich in de informele circuits afspeelt. Natuurlijk doen mensen niet alles in officiele vergaderingen, maar zoals het nu gaat vind ik dat vanuit het oogpunt van demokratie een gevaarlijke ontwikkeling. Sluit aan bij de tendens van uitkeringsorganen. Demokratie staat of valt bij een bepaalde mate van openbaarheid; wanneer alle beslissingen en alle informatie die van belang kan zijn "off the record tot stand komt, is dit laakbaar. kansen Het gaat niet om: wel of niet onderhandelen, maar om: in welke situatie verkeren de belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden op dit moment en welke prioriteiten stellen we in de huidige situatie. Uitkeringsgerechtigden hebben noch binnen noch buiten de politieke partijen en vakbonden veel invloed. Zij moeten trachten, deze invloed te ontwikkelen, door coalities met andere sociale bewegingen en door het voeren van kleine akties, niet door nu deel te nemen aan overleg structuren zoals clientenraden, waarin de manouvreerruimte bij voorbaat wordt ingeperkt zonder dat er iets tegenover staat.

De belangenorganisaties moeten er weer naar streven door lokale organisaties met een betrekkelijk grote autonomie en weinig bureaucratische regels opnieuw een verbinding tot stand te brengen tussen de dagelijkse leefwereld van de potentiele doelgroep en de visie voor de ontwikkeling van de verzorgingsstaat op langere termijn. Zij moeten trachten, de publieke opinie te beinvloeden, en samenwerken met andere sociale bewegingen, maar ook met progressieve delen van bijvoorbeeld kerken en vakbonden. De huidige situatie biedt kansen, die de kaderle­den van uitkeringsgerechtigdenorganisaties nu lijken te vergeten. Hiervoor heb ik gewezen op de toenemende kloof tussen de aspiraties en wensen van de bevolking en de maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij men zich organiseert in belangengroepen (een veelheid van) en steeds meer tegenover de overheid en de politieke partijen komt te staan. De maatschappelijke ontwikkelingen en problemen, die uitkeringsgerechtigden in moeilijkheden brengen zijn in toenemende mate ook de problemen van andere groepen in de maatschappij, of van uitkeringsgerechtigden die zich niet als zodanig profileren, maar die wel aktief zijn in andere sociale bewegingen. Hoewel pessimisten anders willen doen geloven, zijn veel mensen aktief in pogingen, vanuit verschillende invalshoeken veranderingen tot stand te brengen. Uitkeringsgerechtigden kunnen hun visie op noodzakelijke veranderingen naar voren brengen. Bij het organiseren van aktiviteiten is het noodzakelijk, dat ook een konfrontatie optreedt met de standpunten van neo-conservatieve politici. Dit moet echter gebeuren door het organiseren van openbare debatten, en niet in achterafkamertjes op het ministerie. De huidige situatie biedt kansen, maar ook gevaren. Hiervoor heb ik erop gewezen, dat gepriviligeerde midden en hogere inkomensgroepen zich defensief kunnen gaan opstellen tegen over gemarginaliseerden; [vi] Daarnaast is er geen garantie, dat de toenemende armoede en uitzichtloosheid van gemarginaliseerden zich zullen vertalen in rationeel politiek verzet. Daarbij kan het zoeken van die uitweg zich ook uiten in indi­viduele oplossingen waarbij men het professionele criminele circuit binnentreedt of in spontane opstanden, die tot niets leiden en worden afgedaan als een openbare orde probleem, waar men meer politieagenten en stadswachten voor aanstelt.[vii] [viii]

samenwerking en organisatie van solidariteit.

Hiervoor hebben we gezien, dat in de verzorgingsstaat de sociaal-demokratie erin berustte, dat een complexe marktekonomie als de onze niet meer met eenvoudige recepten van arbeiderszelfbestuur opgeblazen en demokratisch hervormd kon worden. Het streven naar een indirecte beinvloeding van het ekonomisch systeem van investeringsbeslissingen van buitenaf vergde echter wel degelijk de organisatie van macht in de staat en zelfbeperking van burgers, dwz solidariteit of bereidheid, door middel van sociale premies een deel van het inkomen af te staan voor anderen. Men veronderstelde daarbij, dat de samenleving invloed op zichzelf zou kunnen uitoefenen met het op zichzelf neutrale middel van politiek bestuurlijke macht. We hebben echter in de eerste plaats gezien, dat er een gekompliceerde wisselwerking is tussen de bureacratische systemen en de politiek, waarbij pogingen vanuit de politiek compromissen af te sluiten die recht doen aan de claims van verschillende belangengroepeeringen worden vertaald in gekompliceerde regelgeving. Daarnaast gaan bureaucratien een eigen leven leiden, waarbij pogingen worden ondernomen middels allerlei regelgeving en controles de leefwereld van de individuele burger te koloniseren. Wanneer de politiek-bestuurlijke macht gevaren inhoudt en allerminst neutraal is, en zelf beteugeld dient te worden ontstaat een complex probleem. Wanneer de iegendynamiek van het bestuurlijke systeem aan banden gelegd dient te worden, moet de organisatie van de solidariteit en een sturingsvermogen op basis daarvan elders gezocht worden, nl in een volledig veranderde verhouding tussen autonome, op eigen kracht georganiseerde openbaarheden enerzijds en de via geld en bestuurlijke macht gestuurde handelingsdomeinen anderzijds. Daarmee moet de demokratische beoordeling van maatschappelijke belangen en de onderlingen afstemming op andere belangen en een universalistische rechtvaardiging van normen reeds mogelijk gemaakt worden onder het niveau van de partij-apparaten, die zich als organisatie hebben verzelfstandigd en als het ware in het politieke systeem zijn getrokken. Daarbij moet er niet een natuurlijk pluralisme ontstaan van afwerende subculturen, die zich in spiegelbeeld verhouden tot het neo-korporatistische overgangsgebied. Sociale bewegingen dienen dus op basis van solidariteit tot gemeenschappelijke uitgangspunten te komen. Er kan een onder­scheid worden gemaakt tussen drie levenssferen; De sociale bewegingen zullen zich moeten richten op de onderste sfeer. [i].

Wat was in dezen de positie van de vakbeweging?

[ii]. In de MUG van februari staat een artikel van Jan Bosman over het boek "uitkeringsgerechtigden in beweging" van oa Rik van Berkel. [iii]. Discriminatie van werklozen vloeit niet alleen voort uit de hoogte van de uitkering, maar ook, dat politici die ug aan de schandpaal nagelen in de openbaarheid terecht worden geroepen en dat ug daarvoor steun zoeken bij andere sociale bewegingen, die maar maar al te vaak ook of vooral door ug worden gedra­gen. Kleine veranderingen bewerkstelligen middels clientenraden e.d moet geen prioriteit hebben. [iv]. Hoe moet dat verzet dan wel worden georganiseerd? Dat is een vraag waarop in teorie nooit een antwoord kan worden gegeven. dat antwoord ontstaat -misschien_ in de praktijk wanneer uitkeringsgerechtigden, aktief als vrijwillister bij allerlei (uitkeringsgerechtigden) organisatie met elkaar open diskussieren over wat er de afgelopen decennia fout gegaan is, en hoe die fouten in de toekomst vermeden kunnen worden. Daarvoor is in de eerste plaats nodig een nauwkeurige historische konkrete analyse van de ontwikkelingen in de afgelopen twintig jaar. Het antwoord is niet eenvoudig. Wij moeten ons echter niet blind staren op de stelling van wetenschappers, dat er teveel faktoren zijn die de massa-organisatie van uitkerings­gerechtigden in een organisatie onmogelijk maken en dat alleen een kleine voorhoede kan probren, haar argumenten aanvaard te krijgen. Dan zie je bij voorbaat af van werkelijke invloed. Ik heb een hekel aan voorhoedeteorien.) Dat verzet komt er niet van vandaag op morgen. We kunnen echter beginnen met het besef, dat het ontbreken van werkelijk langdurig, massaal verzet tegen de uitzichtloze bezuinigingspolitiek van de staat een gevolg is van een effectieve neutralisatie van mogelijke aanzetten tot verzet. Dit kan bij de opbouw van belangenorganisaties belangrijke inzichten verschaffen over keuzen die zo'n organisatie wel en niet moet maken. Wel of geen banenpoolers in dienst nemen? In hoeverre mag een organisatie afhankelijk zijn van subsidie van de overheid? Welke (materiele) bronnen kunnen worden aangeboord indien men de overheidssubsidie wenst in te perken? Moet je wel of niet deelnemen aan clientenraden, en wat zijn de gevol­gen hiervan? In hoeverre moet je samenwerken met-cq konfronterend optreden tov de erkende vakbeweging? Welke coialities met andere sociale bewegingen zijn mogelijk, die de eigen belangen aan de orde stellen? Moeten verschillende organisaties samengaan? Ik heb het idee, dat een werkelijk fundamentele diskussie over deze vragen door de effectieve neutralisatiepolitiek van de overheid tot nu toe in de uitkeringsgerechtigdenbeweging niet van de grond is gekomen. Mensen lopen achter de feiten aan, creatie van een middenkader, dat geintegreerd is in het machtsapparaat van de overheid. Nauwkeurige historische analyse. Voorbeeld WBVA, die haar subsidie kwijtraakte. Deze (machtsaspecten van de strijd die uitkeringsgerechtigden voeren blijven in de analyses van Janssen en van Berkel buiten beschouwing. Geen analyse van de konkrete historische ontwikkeling van de machtsverhoudingen. [v]. Mijn visie is, dat uitkeringsgerechtigden/armen kontakten moeten zoeken met andere bewegingen, voorzover die nog bestaan en proberen gezamenlijk standpunten te ontwikkelen. Maar daarbij is het vraagstuk van de mobilisatie wel degelijk aan de orde; veranderingen ontstaan niet aan de overlegtafel met mensen, die alles willen laten zoals het is, en ook niet door individuele hulpverlening. Hoewel geen tegenstrijdigheid. [vi]. Of zoals een aanwezige op een bijeenkomst van armoede raakt je het formuleerde: de minima komen in toenemende mate voor de keuze te staan, binnen de wet blijven en langzaam ten onder gaan of zeggen: deze rechtsorde is de onze niet, en andere uitwegen zoeken. Maar zoals de "alternatieve voorhoede-teorie" niet werkt, [vii]. Komt dat laatste er? Tijdens de WAO-maatregelen toen die werden aangekondigd, was ik nog optimistisch. Ik dacht: dit gaat toch echt te ver, maar na wat akties van de vakbonden die als hoogtepunt een door duizenden uitkeringsgerechtigden bijgewoonde demonstratie in Den Haag werd het akelig stil; de vakbonden hebben vervolgens geprobeerd, via de cao-onderhandelingen hier en daar de WAO-maatregelen enigzins te repareren, wel door het zelf te betalen. Ook de vakbonden bleven binnen de rechtsorde; geen politieke staking tegen de meerderheidsbesluiten van het parlement. [viii]. Akties in de afgelopen twintig jaar binnen en buiten de grote massa-organisaties hebben de steeds maar voortgaande bezuinigingen niet kunnen tegenhouden. Massale akties van uitkeringsgerechtigden buiten de kaders van de erkende vakbonden zijn uitgebleven. Nogmaals. geen "oplossing' maar prioriteiten stellen in de huidige situatie.

Piet van der Lende

dinsdag 21 september 1993

Bijten op een Houtje of blaffen naar een ambtenaar

Bijten op een Houtje of blaffen naar een ambtenaar

De Werklozen Belangen Vereniging en de Bijstandsbond hebben een
brochure uitgebracht over hoe bijstandstrekkers met creatieve
oplossingen kunnen proberen het hoofd financieel boven water te
houden. De brochure heet: Bijten op een Houtje of Blaffen naar
eem Abtenaar. De brochure werd gepresenteerd op Prinsjesdag, met
een galgenmaal bij het afscheid van de verzorgingsstaat.
Het galgenmaal werd gehouden tijdesn een bezetting van het
rayonkantoor van de sociale dienst op de Herengracht.

De afgelopen twintig jaar is de werkgelegenheid uitgedrukt in
arbeidsjaren, niet toegenomen. We leven al decennia lang in een
land met een permanente massa-werkloosheid. Voortdurende bezuini-
gingen op de uitkeringen hebben het tij niet kunnen keren; meer
werkgelegenheid is er over een langere periode gezien niet
gekomen. De bezuinigingen op de uitkeringen hebben bij de mensen
op het minimum geleid tot een forse achteruitgang in koopkracht.
Bovendien is de armoede toegenomen omdat de groep mensen met een
minimaal inkomen steeds meer toeneemt. Voorzichtige schattingen
spreken over een achteruitgang in koopkracht van vijftien procent
in 10 jaar; Konsumentenkontakt concludeert in een onderzoek, dat
de minima er alleen al vorig jaar 5,5% op achteruit zijn gegaan.
Politici falen in het uitdenken van oplossingen, hoewel die
voortdurend vanuit de samenleving worden aangedragen. Bezuinigin-
gen van 20% nominaal op de laagste uitkeringen wordt door steeds
meer partijen en adviescommissies als een reele optie gezien. En
ondertussen worden de inkomensverschillen steeds groter. De
rijken worden rijker, de armen armer. Veel mensen kunnen bij het
huidige bijstandsniveau het hoofd financieel al niet boven water
houden, uitzicht op werk is er voor velen niet. Daarom zoeken
mensen naar creatieve oplossingen, om er wat geld bij te krijgen
om rond te kunnen komen en door zinvol vrijwilligerswerk te gaan
doen zonder toestemming van en buiten het woud van regels van de
sociale dienst om. Of door een scholing te volgen, zonder toe-
stemming van de sociale dienst. (iemand die ons kan uitleggen
welke scholing volgens de sociale dienst wel mag, en welke
niet?). Voorbeelden van creatieve oplossingen.
De WBVA en de VBA hebben een brochure uitgebracht, waarin deze en
andere creatieve oplossingen aan de orde komen. We hebben dat in
de eerste plaats gedaan, om de uitkeringsgerechtigden die steeds
meer in moeilijkheden komen adviezen te geven over hoe ze die
kunnen oplossen, over hoe ze hun krappe uitkering kunnen aanvul-
len en hoe ze zich tegenover de bureaucratische belemmeringen om
zinvol bezig te zijn kunnen opstellen. (Het gaat er dus niet
alleen om, uitkering aanvullen, maar ook om belemmeringen zinvol
bezig te zijn.)

Tegelijkertijd heeft het uitbrengen van de brochure een demon-
stratief karakter; we willen ermee laten zien, dat de uitkeringen
te laag zijn, en dat een heleboel mensen niet meer wachten tot ze
verhoogd worden, maar hun recht nemen. We willen ook laten zien,
dat het principe van de bijstandswet, dat je alle aktiviteiten en
inkomsten die er eventueel naast je uitkering nog zijn moet
inleveren, op zich een belemmering zijn voor mensen om zich te
ontplooien; het akkoord tussen de VNG en Wallage, waarbij je je
hele doopceel moet lichten voor de ambtenaar en alleen met
zijn/haar toestemming dingen mag doen zal die bureaucratische
belemmeringen alleen maar versterken.
We zien de creatieve oplossingen niet alleen als een directe
oplossing voor je problemen, doordat de uitkering iets ruimer
wordt; zij zijn ook bedoeld om te ontkomen aan de perspectief-
looshied die nu voor individueen en voor de maatschappij bestaat,
een perspectiefloosheid die door de bijstandswet in stand wordt
gehouden.

De creatieve oplossingen die wij in de brochure aandragen zijn
onderdeel van een bredere strijd; dat er (langdurig) werklozen
zijn, die hun bijstandsuitkering als een soort basisinkomen zijn
gaan beschouwen vinden wij geen probleem, maar een oplossing,
zoals kraken geen probleem is maar een oplossing. Wij zijn
voorstander van de ontkoppeling van arbeid en inkomen, dat is
voor ons niet alleen een doel veraf, we willen daar heel konkreet
nu al in ons leven een begin mee maken, door vrijwilligerswerk te
doen, kleine bedrijfjes te starten en ander voor ons en voor de
maatschappij zinvol werk te doen onder acceptabele arbeidsvoor-
waarden. In feite is er doordat veel mensen zonder enig perspec-
tief op werk een uitkering hebben al een loskoppeling van arbeid
en inkomen. Hoe je leeft en wat je ermee doet wordt dan niet meer
bepaald door het geld wat je ermee verdient, maar door hoe zinnig
nodig, leuk en leerzaam je het vindt. Daarom staat deze brochure
voor ons in het teken van de strijd voor de realisering van
allerlei andere doelen:
- tegen de sollicitatieplicht
- tegen het arbeidsethos; de moraal dat een mens slechts respect
verdient om wat hij/zij doet, waarbij alleen betaalde arbeid
telt.
- voor gelijke verdeling van verzorgend en huishoudelijk werk
over mannen en vrouwen
- voor een gelijke deelname van vrouwen en zwarte mensen in alle
maatschappelijke sektoren.
- tegen milieuvervuiling en uitbuiting van de derde wereld.
- voor een gegarandeerd individueel leefbaar inkomen.


Brochure bestellen?
Maak fl 5,- over op giro 2146793 van de Werklozen belangen
Vereniging te Amsterdam ovv 'bestelling bijten op een houtje.'

woensdag 16 juni 1993

Slothoofdstuk van het boek "Werklozen in Aktie" de geschiedenis van de Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam

Slothoofdstuk van het boek "Werklozen in Aktie" de geschiedenis
van de Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam.
Het boek kan worden besteld door fl 10,- over te maken op giro
2146793 tnv WBVA Amsterdam ovv bestelling werklozen in aktie.

Hoofdstuk 18

Conclusies

In de afgelopen periode heeft de overheid gestreefd naar algehele
loonmatiging. Dit komt tot uiting in de loonmaatregelen die de
diverse kabinetten hebben genomen. Verder was er bevriezing van
de uitkeringen, en zelfs een korting in 1983. Daarnaast kan het
beleid worden ingedeeld in twee fasen. In de eerste fase, die
afliep met de parlementaire enquete over het Rijn Schelde/
Verolme concern, was er een vergroting of handhaving van het
financieringstekort en bij Den Uyl zelfs pogingen tot een gerich-
te stimulering van de investeringen. Verder was er in de zeventi-
ger jaren zowel bij het kabinet Den Uyl als bij het kabinet van
Agt I een gerichte steunverlening aan individuele bedrijven. Dit
laatste betekende een grootscheepse overheveling van kapitaal
naar het bedrijfsleven. In deze periode trokken ondernemers hun
kapitaal terug uit verliesgevende bedrijfstakken. Juist die
steunverlening van de overheid maakte dit mogelijk. In de tweede
fase streefde de overheid naar steunverlening aan bedrijven die
winstgevend waren en technologisch vernieuwend. De individuele
steunverlening van verliesgevende bedrijven werd stopgezet
Daarnaast streefde men naar een algehele lastenverlichting voor
de bedrijven en een in ere herstellen van het marktmechanisme.
Het overheidstekort werd teruggedrongen, evenals de collectieve
lastendruk. Bezuinigingen op bepaalde overheidsuitgaven waren in
deze periode het sleutelwoord. De gehele periode overziende kan
worden gesteld, dat de overheid heeft gestreefd naar een beleid,
waarbij het terugtrekken van kapitaal uit bepaald bedrijfstakken
en de herinvestering in andere sociaal acceptabel werd gemaakt
door de scherpste kantjes van de sociale gevolgen wat af te
slijpen. Dit heeft echter wel geleid tot een grote armoede in de
maatschappij. Honderdduizenden arbeidskrachten werden afgedankt
en in de bijstand of de WAO geschoven. Voor hen was er geen
perspectief meer in de moderne dienstverleningsmaatschappij, die
sinds het begin van de jaren tachtig was ontstaan.
Kapitaal moest de afgelopen twintig jaar in beide perioden
beschikbaar komen voor de grote ondernemingen om hun beleid te
kunnen uitvoeren. Het overschot op de arbeidsmarkt heeft een
neerwaartse invloed gehad op de lonen in het algemeen. Het
overschot aan arbeidskrachten was in Nederland relatief groot
omdat de daling van de vraag naar arbeid samenviel met een
versnelling van de groei van het arbeidsaanbod als gevolg van de
"Babyboom" en de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. De
arbeidersgroepen, die in de traditionele industri‰le sector een
goed stelsel van arbeidsvoorwaarden hadden opgebouwd, werden
afgedankt en in de dienstensector vervangen door goedkopere
jongeren en vrouwen met (flexibele) deeltijdkontrakten. Verschil-
lende onderzoekers, zoals Elfring en Kloosterman, bevestigen deze
ontwikkeling. "Deze specifieke kombinatie van enerzijds een
herstrukturering van de Nederlandse ekonomie en anderzijds de
komst van een grote groep nieuwkomers heeft een snelle vervanging
van hoger-door lagerbetaalden mogelijk gemaakt. Jongeren en
vrouwen waren in het algemeen goedkopere arbeidskrachten". Met
andere woorden: Hiermee kon de onmogelijkheid van een algehele
loonsverlaging worden omzeild. Overigens deel ik verschillende
opvattingen van Kloosterman en Elfring niet. Zij zijn optimis-
tisch over de werkgelegenheid die de post-industri‰le samenleving
tot stand zou brengen. Ik vind dat niet. Het meest schokkende is,
dat het arbeidsvolume van de bedrijven in 1970 3.400.000 mensja-
ren bedroeg, en dat dit in 1988 nog steeds zo was. Met andere
woorden: in de afgelopen twintig jaar is de werkgelegenheid niet
toegenomen. Daar staat tegenover, dat het aantal werkzoekenden oa
door de groei van de bevolking sterk is gestegen. Met andere
woorden; volledige werkgelegenheid door ekonomische groei en
daling van de lonen is een illusie, tenzij de beroepsbevolking
kleiner wordt.

werklozengroepen

In de inleiding heb ik enkele vragen gesteld over de opvattingen
en de strategie van de werklozengroepen. In dit laatste hoofdstuk
wil ik die vragen nog eens langs lopen en trachten te beantwoor-
den. De eerste vraag was: in welk theoretisch kader plaatsten de
aktivisten van de WBVA de werkloosheid, en welke veranderingen
zijn er in hun zienswijze opgetreden?. De werklozengroepen die de
afgelopen twintig jaar aktief waren, hebben vanuit verschillende
ideologie‰n kritiek geleverd op het overheidsbeleid. Centraal
stond daarbij de kritiek op de uitgangspunten van het ekonomisch
model, dat door den Hartog en Tsjan in 1974 was ontwikkeld: de
voortdurende loonmatiging zou niet leiden tot meer werkgelegen-
heid, er waren geen garanties dat het ook maar iets zou opleveren
voor de vele werklozen.
De aktiecomit‚'s van werklozen gingen in eerste instantie uit van
de marxistische onderbestedingsteorie: om de werkloosheid te
bestrijden zou zowel een verhoging van de lonen als de uitkerin-
gen noodzakelijk zijn; verlaging ervan zou leiden tot verminde-
ring van de consumptie en onderbesteding, zodat de werkloosheid
zou toenemen en de ekonomie terecht zou komen in een spiraal naar
beneden. De opvatting overheerste, dat volledige werkgelegenheid
nog bereikbaar was. Een aantal van 200.000 werklozen vonden de
wbv's en werklozen actiecomit‚'s al schandelijk, zij konden zich
niet voorstellen, dat de werkloosheid nog veel desastreuzer
vormen zou aannemen. Protesten tegen de toenemende armoede in de
maatschappij en akties voor verhoging van de uitkeringen bleven
ook in de jaren tachtig bestaan. Naarmate de werkloosheid struc-
tureler en massaler werd, raakten de werklozengroepen echter
steeds meer overtuigd van de onmogelijkheid, ooit nog weer
volledige werkgelegenheid te bereiken; er kwam kritiek op het
arbeidsethos, waarbij betaalde arbeid als het alleen zalig
makende werd beschouwd. Ook vrijwilligerswerk kon zinvol zijn.
Mede onder invloed van de vrouwenbeweging en de comit‚'s Vrouwen
in de Bijstand werd meer de nadruk gelegd op de herverdeling van
betaalde en onbetaalde arbeid en een opwaardering van het vrij-
willigerswerk. En bovendien, waarom zou je strijden voor het
openhouden van fabrieken, die milieuvervuilende produkten maakten
terwijl de arbeidsvoorwaarden in die fabrieken zeer slecht waren?
Dat leidde tot kritiek op het produktiestelsel, waarbij werklozen
zeiden: we gaan zelf wel zinvol werk zoeken en op basis van eigen
uitgangspunten samenwerken met anderen. De werklozengroepen in de
zeventiger jaren voerden aktie tegen de uitholling van het begrip
passende arbeid en het opleggen van strafkortingen. Dit gebeurde
vanuit het idee, dat het werklozenleger een loondrukkende werking
had, en dat het in het belang van werklozen en werkenden was, te
voorkomen dat werklozen gedwongen zouden worden werk beneden de
geldende arbeidsvoorwaarden aan te nemen. De sollicitatieplicht
als zodanig werd niet ter diskussie gesteld. Pas in de tachtiger
jaren kwam in de uitkeringsgerechtigdenbeweging de diskussie over
een drastische hervorming van het sociale zekerheidsstelsel,
waarbij werd nagedacht over de invoering van een basisinkomen.
Ook vanuit de WBVA werd de sollicitatieplicht ter diskussie
gesteld. Er werd echter niet expliciet gekozen voor een basisin-
komen.

organisatievormen

De tweede vraag die ik in de inleiding stelde heeft betrekking op
de organisatievorm die men koos om de grote groep van werklozen
en andere uitkeringsgerechtigden te bereiken. In eerste instantie
werd gekozen voor de vorm van het actiecomit‚, dat geen op
schrift gestelde formele besluitvormingsprocedures kende en
waarbij snel kon worden gereageerd op politieke ontwikkelingen
via gerichte, kort durende acties. De actiecomit‚'s waren bedoeld
om zowel de overheid als de vakbonden onder druk te zetten
middels piket-lines, manifestaties en demonstraties. De aktivis-
ten van de comit‚'s probeerden daarbij de solidariteit tussen
werkenden en werklozen te organiseren en als intermediair op te
treden tussen georganiseerden en ongeorganiseerden. De laatste
groep wilden de comitees ook lid maken van een vakbond. De
comit‚'s waren echter niet bedoeld als een duurzame organisatie
naast de vakbonden; veel aktivisten van de comit‚'s waren lid van
beide. Er werd gestreefd naar een coalitie met werkenden omdat
werklozen en werkenden uiteindelijk dezelfde belangen zouden
hebben. Er werden vooral offensieve eisen gesteld voor een
verbetering van de materi‰le positie van werklozen, zoals de
akties voor een duurtetoeslag lieten zien. Daarnaast werd aktie
gevoerd om de werklozen uit de bijstand te houden.
In 1977 werden overal Werklozen Belangen Verenigingen opgericht.
Vanaf 1977 komt een ontwikkeling op gang, waarbij de werklozen-
groepen steeds losser kwamen te staan ten opzichte van de vakbe-
weging. De verenigingsvorm had de bedoeling, duurzamer organisa-
tievormen buiten de vakbeweging tot stand te brengen, zodat
middels geformaliseerde, demokratische besluitvormingsprocedures
en grote ledenbestanden ook op de langere termijn vanuit een
onafhankelijke positie aktie gevoerd kon worden voor de belangen
van uitkeringsgerechtigden. De banden met de vakbeweging werden
echter niet geheel verbroken; nog steeds bleven de verenigingen
streven naar een grote coalitie tussen werkenden en uitkeringsge-
rechtigden. De eisen werden echter defensiever: van "geen werklo-
zen naar de bijstand" naar: "handen af van de sociale verworven-
heden". De WBVA had in de beginperiode ongeveer 1500 leden.
Landelijk waren zo'n 6000 uitkeringsgerechtigden bij een WBV
aangesloten. Het in stand houden of zelfs uitbreiden van een
dergelijke onafhankelijke beweging is echter mislukt. Naarmate de
bezuinigingen op de overheidsuitgaven en de uitkeringen voortgin-
gen, werden steeds meer mensen uit het arbeidsproces gestoten.
Deze mensen waren verdeeld over verschillende sociale verzeke-
ringswetten en de groepen hadden een verschillende historische
achtergrond en specifieke belangen, die steeds meer naar voren
kwamen en hebben geleid tot een veelheid aan organisaties. De
landelijke WBV stortte geheel ineen en ook bij de WBVA was er een
teruggang in aktiviteiten. Er ontstonden meningsverschillen met
bijvoorbeeld het werkgelegenheidscomit‚ dat nog steeds streefde
naar het openhouden van bedrijven, die ten dode waren opgeschre-
ven. Aan het begin van de jaren tachtig ontstonden naast lande-
lijke organisaties van WAO-ers, vrouwen in de bijstand en werklo-
zen, actief in de Projecten Mensen Zonder Werk een veelheid van
lokale organisaties, die geen deel uitmaakten van een structureel
landelijk overleg. Ook de WBVA werd een meer lokale organisatie
die slechts incidentele kontakten onderhield met landelijke
organisaties. In die zin was er sprake van een lokale organisa-
tie, maar er kam m.i. niet worden gesteld, dat ook de eisen een
meer lokaal karakter droegen dan in de zeventiger jaren. In beide
decennia werd enerzijds gestreden tegen misstanden bij het
arbeidsbureau en de sociale dienst, terwijl ook werd geprotes-
teerd tegen landelijke ontwikkelingen. Alleen in de zeventiger
jaren gebeurde dat in min of meer duurzame landelijke samenwer-
kingsverbanden terwijl er in de tachtiger jaren slechts sprake
was van kortstondige samenwerking op landelijk niveau. Er trad
zoals reeds gezegd wel een verandering in eisen op, in de zin,
dat meer de nadruk werd gelegd op afschaffing van de sollicita-
tieplicht en een drastische herverdeling van betaald en onbetaald
werk, en een kritiek op het arbeidsethos. De WBVA beschouwde
zichzelf daarbij niet meer als een soort voorhoedeorganisatie in
verenigingsvorm, die probeerde zoveel mogelijk leden te werven en
aktie te voeren voor de belangen van de werklozen in het alge-
meen. Men ging de weg op, waarbij de WBVA werd gezien als een
voorziening met faciliteiten en betaalde krachten, en waarbij de
organisatie zich zou kunnen inzetten voor specifieke groepen
uitkeringsgerechtigden, die aktie wilden voeren voor hun speci-
fieke belangen. Daarbij benaderde men de werklozen niet meer als
een groep als geheel, maar schonk men aandacht aan specifieke
groepen, met name vrouwen en jongeren, en -via het Uitkerings-
front ook de belangen van mensen op het absolute minimum. Men
bleef zoeken naar mogelijkheden, om al die verschillende groepen
met elkaar te verenigen, zowel in WBVA verband als middels
"Platforms" en "Fronten". Eventuele coalities met werkenden in de
erkende vakbonden verdwenen geheel uit het zicht. Er werd meer
kontakt gezocht met andere min of meer autonome sociale bewegin-
gen, zoals vrouwenorganisaties, krakers, anti-militarisme groe-
pen. Deze coalities leidden tot kortstondige oplevingen van
akties van uitkeringsgerechtigden. De akties werden daarbij
radikaler, niet alleen maar manifestaties en demonstraties, maar
ook betaalstaken, bezettingen, en boycotacties. Pogingen, om
zelfstandig een duurzame samenwerking tot stand te brengen tussen
de verschillende groepen uitkeringsgerechtigden zijn zowel op
Amsterdams als landelijk niveau mislukt.
In de tachtiger jaren was er ook op Amsterdams niveau echter
sprake van verschillende organisatievormen. Toen de subsidie werd
stopgezet poogde de WBVA zich weer te ontwikkelen tot een belan-
genvereniging voor uitkeringsgerechtigden; de ledenwerving werd
weer ter hand genomen, en er werden weer meer algemene politieke
eisen gesteld. Wel bleef men zich richten op de specifieke
positie van vrouwen, jongeren en langdurig werklozen in de
bijstand, die allen op het minimum zaten. In de praktijk heeft de
WBVA in haar advieswerk vooral te maken met mensen in de bijstand
en dus met de sociale dienst. Er komen vrij weinig vragen binnen
van WW-ers en dus mensen die met bedrijfsverenigingen te maken
hebben.
Ondanks spraakmakende akties, is de WBVA er in de tweede helft
van de tachtiger jaren niet in geslaagd een wat grotere aanhang
te verwerven, zoals de WBVA die in haar beginperiode had. Toen in
1986 duidelijk werd, dat de gemeente twijfelde over verdere
subsidiering van de vereniging, was men niet in staat een effec-
tieve strategie op te zetten en aanhang te mobiliseren om te
voorkomen, dat men zou worden wegbezuinigd. Enerzijds wilde men
radikale akties tegen de heersende trend in het overheidsbeleid,
anderzijds wilde men de WBVA zien als een gesubsidieerde voorzie-
ning, waar uitkeringsgerechtigden terecht konden om aktie te gaan
voeren. In het kader van de bezuinigingen bij de overheid en de
door haar geformuleerde prioriteiten was voor zo'n vereniging
geen plaats meer, en het lukte niet, werklozen te mobiliseren
tegen het wegbezuinigen van (sociaal culturele) voorzieningen
voor deze groep. Ook de Projecten Mensen Zonder Werk werden
grotendeels wegbezuinigd.
Naast de WBVA waren er echter in de tachtiger jaren ook pogingen
tot andere organisatievormen. Het Krisis Komitee Oost zag zich-
zelf als een komitee van buurtbewoners, waarbij niet alleen
uitkeringsgerechtigden waren aangesloten. Alle mensen op een
minimum-dus ook een groot gedeelte van de werkenden en bijvoor-
beeld bejaarden- moesten vanuit een basisorganisatie op buurtni-
veau samen strijden om de bezuinigingen tegen te houden. Een
veelheid van eisen kon daarbij naar voren worden gebracht: op het
gebied van de sociale zekerheid en de sociale dienst, de gezond-
heidszorg, de bezuinigingen op buurtinstellingen, de legitimatie-
plicht, de hoge huren en gasprijzen.
Het KKO probeerde op die manier een bijdrage te leveren "aan het
verzet tegen onderdrukking, racisme, seksisme en milieuvernieti-
ging vanuit een onafhankelijke en demokratische basisbeweging".
Het KKO wees voorhoedeteori‰n daarbij van de hand. De verschil-
lende belangenorganisaties op buurtniveau moesten samen, ondanks
misschien verschillende uitgangspunten, werken aan bewustwording
van buurtbewoners en het opbouwen van een eigen alternatief. Het
KKO heeft zoals we zagen in 1986 geprobeerd de Prinsjesdag-
aktiedag beweging weer van de grond te krijgen, waarbij in
verschillende steden en buurten aktie werd gevoerd door samen-
werkingsverbanden van belangenorganisaties.

Het belang van coalities

Uitkeringsgerechtigden hebben de afgelopen twintig jaar geen
krachtige, massale sociale beweging in gang kunnen zetten.
Voorzover uitkeringsgerechtigdengroepen akties voerden waarbij
meer dan enkele tientallen tot enkele honderden mensen aanwezig
waren, gebeurde dit steeds in het kielzog van en gebruik makend
van de kracht van andere sociale bewegingen. In de zeventiger
jaren was er een coalitie met vakbonden en de CPN, die de werklo-
zencomit‚'s en later de WBV's enige invloed gaf. Daarna waren het
de samenwerking met de vrouwenbeweging en de kraakbeweging die
van belang waren. In de tweede helft van de tachtiger jaren vond
vooral een diskussie plaats over de toenemende armoede in de
maatschappij, omdat de kerken zich daarvoor gingen inzetten.
Tenslotte wil ik nog iets zeggen over de resultaten van de vele
akties die zijn gevoerd. Wanneer het gaat om het overheidsbeleid
lijken die resultaten gering; de achtereenvolgende regeringen
gingen gestaag voort op de weg van de afbraak van de sociale
zekerheid. Bovendien lijken de resultaten van de verschillende
akties moeilijk te meten. Het is slechts zelden zo, dat uitke-
ringsgerechtigden aktie voerden voor een bepaalde eis, en dat
deze dan ook enige tijd daarna geheel of gedeeltelijk werd
ingewilligd. Alleen in de eerste helft van de zeventiger jaren
lijkt die relatie enigzins te bestaan. Toch hebben de verschil-
lende groepen naar mijn mening wel invloed uitgeoefend op de
overheid en de uitvoerende instanties. Het vele advieswerk dat
men heeft gedaan, akties zoals bezettingen, piket-lines e.d
hadden wel hun effekt op het beleid van de gemeenten, de uitvoe-
rende instanties en de opvattingen van ambtenaren. Een uitgebrei-
der onderzoek dan ik heb gedaan zou echter noodzakelijk zijn om
deze invloed nauwkeuriger vast te stellen. Een apart vraagstuk
daarbij is de invloed van kritische uitkeringsgerechtigden binnen
en buiten de erkende vakbonden op het beleid van die organisa-
ties.

Open monumentendag in woon werk pand Tetterode in Amsterdam

 Beste mensen, Dit weekend is woon werk pand Tetterode in Amsterdam geopend in het kader van Open Monumentendag. Ook de Bijstandsbond, geves...