maandag 26 september 2005

Fraude (of legale praktijken?) bij de bemiddeling en begeleiding van werkzoekenden.

Op 5 september werden oa met betrokkenheid van de clientenraad in Leiden de malversaties in de reintegratie-industrie voor werklozen aan de orde gesteld. (Zie http://www2.trosradar.nl/)

In Amsterdam komen wij zo af en toe ook het nodige tegen, oa van een middelgroot reintegratiebedrijf, dat behoort tot een grotere groep van bedrijven en tot de groep behoren ook een uitzendbureau en een beveiligingsbedrijf. Ik heb eens bij de Kamer van Koophandel gekeken, maar het is werkelijk een woud van BV's. Zij zijn dus gespecialiseerd in chauffeurs uitzenden en beveiliging. Van de week was er een man op ons spreekuur die met een contract kwam waarvan hij zich afvroeg of hij dat moest tekenen. Hij wordt eerst voor twee maanden met behoud van uitkering tewerk gesteld, (dus de sociale dienst betaalt de uitkering door), dat kan tegenwoordig. En dan moet hij chauffeurswerkzaamheden via het uitzendbureau gaan doen. Het bedrijf adverteert graag met 'flexwerk' voor chauffeurs. Wilt u als werkgever niet de rompslomp van de loonadministratie? Wilt u alleen betalen voor de daadwerkelijk gewerkte uren? Hebt u losse klussen? Neem dan contact op met ons uitzendbureau. Dus dat is de eerste winst, twee maanden een gratis arbeidskracht terwijl de opdrachtgever van het uitzendbureau wel betaalt, naar wij aannemen. Dan hebben ze tegen hem gezegd dat het reintegratie bedrijf een contract heeft afgesloten met de sociale dienst 'no cure no pay'. Dus als iemand geen werkgever vindt, betaalt de sociale dienst de premie, de kosten van de 'bemiddeling' niet. De betrokkenen stromen niet echt uit. Maar nu dus wel, want betrokkene heeft een baas gevonden in de vorm van het uitzendbureau van dezelfde groep als het reintegratiebureau. De sociale dienst betaalt de premie voor uitstroom.. Dat is twee keer verdienen. Nu krijgen die mensen die van de sociale dienst komen eerst een stagecontract voor die twee maanden. Dus de mensen die niet echt voor de volle honderd procent kunnen produceren gooien ze er dan al uit, en daar krijgen ze dan natuurlijk ook geen geld voor in de vorm van een premie. Maar dat geeft niet, want de sociale dienst betaalde immers de loonkosten. Vaak zal er, veronderstel ik, een negatieve rapportage over deze mensen naar de sociale dienst gaan dat ze zich onvoldoende cooperatief opgesteld hebben, en dat het reintegratiebedrijf helaas niet verder met hen kan werken, met alle consequenties van dien. Wee de individuele werkloze, die iets zegt over de gang van zaken! De mensen die overblijven krijgen dan een contract voor een half jaar (of vier maanden?) , en daar zullen ook wel weer uitvallers tussen zitten, en die moeten ze dan een half jaar loon betalen, maar dan krijgen ze dus die premie en......En dan na twee maanden zullen er nog wel allerlei subsidies en loonkostenkortingen zijn voor langdurig werklozen die ze dan op de loonlijst hebben staan. Ondertussen betalen de opdrachtgevers die chauffeursdiensten laten verrichten gewoon door. Een deel zal goed produceren, dat is drie keer verdienen. En dan heeft het bedrijf ook contracten met een vervoerbedrijf voor de opleiding van buschauffeurs. Dus dat contract, dat gold voor een half jaar. En ze kunnen dus de krenten uit de pap vissen en die een opleiding geven tot buschauffeur. Dat betaalt het vervoerbedrijf dus dat is vier keer verdienen. En de mensen die na een half jaar niet uitgeselecteerd zijn voor buschauffeur of een andere vaste baan? Wij weten het nog even niet maar ik denk dat ze ontslagen worden. Zo zit het volgens mij in elkaar. Een half jaar vindt Gerda Verburg van het CDA wat kort, zei ze in de uitzending, maar ze zei verder dat onder 'duurzaam aan het werk helpen' van werklozen moet worden verstaan dat ze een jaarcontract krijgen, dus voor een jaar aan werk geholpen. In de praktijk is een half jaar duurzaam aan het werk helpen.

Piet van der Lende

Dit is de weblog van de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam

vrijdag 24 september 2004

Geen onaangekondigde huiszoekingen, weg met het opjaagbeleid van de gemeente Amsterdam












Onderstaande oproep was de start van een campagne in 2004 tegen de onaangekondigde huisbezoeken van sociale dienst ambtenaren bij bijstandsgerechtigden thuis. De campagne liep een jaar. Van deze campagne is een website gemaakt, http://stophuisbezoeken.nl  die nog wel op internet te vinden is maar niet meer wordt bijgehouden. Actuele informatie over de huisbezoeken vindt u op deze weblog en de site www.bijstandsbond.org

Protestbijeenkomst Dijktheater 24 september om 14.00 uur


Hebben de onaangekondigde huiszoekingen van de sociale dienst in Amsterdam, de afschaffing van VUT,  prepensioen en de WAO en de sterke inperking van de WW iets met elkaar te maken? Het gaat om een opjaag beleid dat bewust bedoeld is om zoveel mogelijk, ook arbeidsongeschikte en oudere mensen ertoe te brengen welk flexibel rot baantje dan ook waar dan ook snel mogelijk te aanvaarden. Dit beleid kent zo langzamerhand geen grenzen meer. Als u dit een wat sterke uitspraak vindt, willen wij u de ervaringen van mensen in de bijstand in Amsterdam niet onthouden.
Koppeling van computerbestanden, strenge controles op de sollicitatieplicht, uitbreiding van de sociale recherche, invoering van een klantmanager die mensen in de bijstand van dag tot dag moet volgen, het is allemaal niet genoeg. De staat gaat steeds verder in haar criminalisering van bijstandsgerechtigden. Daarom de invoering van een onaangekondigd huiszoekingen. Zoveel mogelijk cliĆ«nten die al een uitkering hebben krijgen in  het kader van het project ‘klant in beeld’ te maken met een onaangekondigde huiszoeking. Bij iedere persoon die een uitkering komt aanvragen wordt standaard een huiszoeking uitgevoerd, ook als je nergens van wordt verdacht. Het bezoek wordt afgelegd door twee medewerkers, een gewone sociale dienst medewerker en een medewerker van de afdeling Handhaving.  Met deze onaangekondigde huiszoekingen heb je geen privacy meer. Je wordt aan zeer strenge controles onderworpen. Criminelen en corrupte bestuurders en ambtenaren krijgen een minder strenge behandeling of gaan in dit land geheel vrijuit. Tijdens de onaangekondigde huiszoeking wordt je het hemd van het lijf gevraagd. In de concept werkvoorschriften voor de ambtenaren staat dat de maat van de kleding in de wasmand in een rapport genoteerd moet worden om te controleren of dit wel overeenstemt met het postuur van degene die in het huis zegt te wonen. Rommelen in wasmanden, laden en kasten opentrekken, na in het voorbijgaan vluchtig gezegd te hebben: ‘ik mag zeker wel even kijken’?, opmerkingen maken als: ‘in die la ligt een gouden ring, dat kost een paar duiten’.  In de concept werkvoorschriften staat dat ‘omsingelingstechnieken’ toegepast dienen te worden bij het vragen stellen. In sommige gevallen komen de ambtenaren met een fotocamera om foto’s en een plattegrond te maken van je huis, wat tezamen met een uitgebreide beschrijving van de huisraad (aantallen stoelen, tafels en bedden, aanwezige planten, wel of niet verzorgd, etc.) wordt opgenomen in een rapport dat je moet tekenen. Als de bezoekende ambtenaren ter plaatse denken dat er iets niet klopt wordt mondeling onmiddellijk meegedeeld dat de aanvraag van de uitkering of de voortzetting ervan wordt afgewezen. Het regiem van de bijstand wordt onleefbaar.  Er wordt totaal geen rekening meer gehouden met persoonlijke omstandigheden, ondanks de retoriek die daarover steeds naar voren wordt gebracht. Een uitkering van de sociale dienst betekent voor iedereen iedere dag leven in angst dat er ambtenaren aan de deur staan, om je te controleren. En iedere dag leven in angst dat er misschien administratief iets fout is gegaan, door welke oorzaak dan ook, en je uitkering wordt stopgezet als gevolg van het zeer strenge opschortingsbeleid zonder aanzien des persoons.
Het wordt tijd dat de bestuurders gaan beseffen dat de regelgeving van de bijstandswet onuitvoerbaar en oncontroleerbaar is. Men probeert het toch door steeds verdere opvoering van steeds strengere controles, waarbij mensen op onaanvaardbare wijze in hun persoonlijke integriteit worden aangetast. Ook als je niet voor de radicale oplossing van een basisinkomen bent zijn er oplossingen denkbaar die al deze onmenselijke controles overbodig maken, zoals een beleid gericht op individualisering van de bijstand of invoering van een volksverzekering tegen werkloosheid, waarvoor de vakbonden tien jaar geleden al een plan hebben gemaakt dat geheel paste binnen de toen geldende budgettaire kaders. Bezuinigingsargumenten kunnen er dus niet zijn. Maar zoals in het begin al gezegd, het afbraak en controle beleid, dat zo langzamerhand geen grenzen meer kent, heeft andere bedoelingen.

Geen onaangekondigde huiszoekingen


Bijstandsbond
Werklozen Belangen Vereniging
Komitee Vrouwen en de Bijstand
bijstbnd@xs4all.nl
020-6898806

Protestbijeenkomst Dijktheater, 24 september, Da Costakade 160 Amsterdam Oud West. Aanvang 14.00 uur. Tramlijnen 7,17,10,3.

zaterdag 21 juni 2003

Het kan socialer, beter!


De FNV is een campagne gestart tegen de plannen van het kabinet Balkenende onder het motto: het kan socialer. Beter! De FNV wil dat het Nederlandse volk zich uitspreekt over de bezuinigingsplannen van het kabinet Balkenende. Daarom onderzoekt Nederlands grootste vakcentrale de mogelijkheden van een referendum. Dat maakte actieleider Agnes Jongerius in juni bekend bij de start van een grootscheepse en naar verwachting langdurige FNV-campagne. De FNV wil de zomerperiode tot aan Prinsjesdag vooral benutten om de achterban en het Nederlandse publiek te informeren over de voornemens van het kabinet. Daarna willen vakcentrale en FNV-bonden de druk via gecoƶrdineerde activiteiten opvoeren. De FNV wil  iedereen in dit land laten zien welke dramatische gevolgen de plannen – en vooral de opeenstapeling ervan – straks hebben voor een groot deel van onze samenleving. Dit kabinet kent een ongekende bezuinigingsdrift waarbij de verdeling zeer oneerlijk uitpakt. Centraal in het informatiemateriaal pamfletten en een speciale actiekrant – staat het Nederlandse doorsneegezin ‘ De familie Balk’. Het bestaat uit een echtpaar met vijf kinderen en zes kleinkinderen. Bijna alle familieleden – van pater familias Jan Peter, oudste zoon Hans, dochter Sybilla tot aan kleinzoon Aart-Jan - worden op de een of andere manier getroffen door maatregelen van het kabinet. Via tal van activiteiten kan Nederland deze zomer kennis maken met de familie en haar belevenissen. De familie Balk zal ook te volgen zijn op internet. (www.fnv.nl)

acties

Bij het inleveren van de kopij voor dit ledenbulletin was oa het volgende bekend:

  • 3 t/m 6 juli Vlootdagen Den Helder.
    Er worden bij dit evenement  300.000 bezoekers verwacht. Op het terrein heeft de AFMP een stand. Buiten het terrein zal gefolderd worden tussen de parkeerplaatsen/station in de ingang door medewrkers en kaderleden van AFMP, AbvaKabo en Kiem. Men hoopt 25000 folders, 1000 actiekranten en 10.00 balonnen (waarvan een deel gevuld met helium) uit te delen.
  • Op 10 juli zijn er door FNV Bondgenoten acties gepland op 12 verschillende plaatsen bij CWI-kantoren. Acties zijn gericht tegen de sollicitatieplicht.
  • 10 t/m 14 juli DELFSAIL te Delfzijl.
    Verwacht worden 800.000 bezoekers. Een Actiebus, ruim voorzien van het actielogo is er bij. Men hoopt 15.000 folders en 10.000 actiekranten aan de man/vrouw te brengen. Er wordt rondgelopen met sandwichborden.
  • 15 t/m 18 juli Wandel 4-daagse Nijmegen.
    Inmiddels meer dan 40.000 deelnemers zijn hiervoor aangemeld. Regio Oost zal naast de pamfletten en actiekrant 5000 pleisterdoosjes (uiteraard met actielogo) laten uitdelen door een aantal werkstudenten. FNV-wandelaars kunnen ook in actie-shirt wandelen.
  • De verschillende dagen (12 en 13 juli, 26 en 27 juli, 9 en 10 augustus) van het Kwakoefestival in Amsterdam ZO worden door FNV Amsterdam befolderd vanuit de FNV kraam. De FNV Amsterdam is overigens al verscheidene jaren op het Kwakoefestival aanwezig. Ga eens langs om een praatje te maken of informatie op te halen!

donderdag 12 juni 2003

'Wet Werk & Bijstand is gedrocht'


"Het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WBB) is een gedrocht en een aanslag op de verzorgingsstaat". Dat zegt Jan Schrauwen, beleidsmedewerker van de FNV, in het FNV e-Magazine van 11 juni. 
In totaal wil de regering via de WWB zo'n 1,15 miljard euro bezuinigen op de sociale zekerheid, rekent Schrauwen voor. "680 Miljoen op reĆÆntegratiemaatregelen, 250 miljoen op de gewone bijstand, 70 miljoen op de bijzondere bijstand plus de 150 miljoen die in het regeerakkoord is afgesproken. "De gemeenten krijgen volgens het nieuwe voorstel een pot geld en de volledige verantwoordelijkheid over het aantal bijstandsgerechtigden."

Als het aan de regering ligt, gaat de nieuwe wet al op 1 januari 2004 in. "Dat moet zo snel, want anders halen ze hun bezuinigingsdoelstelstellingen niet", zegt Schrauwen. Volgens de WWB worden ook mensen die nu op de WW of WAO rekenen, afhankelijk van de bijstand. De Sociale Alliantie, waarvan de FNV deel uitmaakt, gaat actie ondernemen om zoveel mogelijk mensen wakker te schudden en op te roepen tot protest. De FNV wil ook de effecten voor de minima van de nieuwe wet in kaart brengen.

FNV doet voorstellen voor Nieuwe Bijstandswet

Woensdag 18 juni heeft een delegatie van bondsbestuurders, beleidsmedewerkers en kaderleden van de vakcentrale FNV, FNV Bondgenoten, FNV Bouw en de Vrouwenbond een bezoek gebracht aan staatssecretaris Rutte. Eind augustus beslist de Tweede Kamer over dit wetsvoorstel. De FNV is voorstander van een nieuwe wet, de huidige bijstandswet is hard aan vernieuwing toe. Aan de nieuwe wet kleven echter nogal wat bezwaren, vandaar dat de FNV met eigen voorstellen komt.

Net als bij onderhandelingen over een nieuwe CAO presenteren de bonden Rutte hun voorstellenbrief. Zo'n 500 uitkeringsgerechtigde vakbondsleden hebben meegedacht en gepraat over deze voorstellen.
In de voorstellenbrief doet de FNV de staatssecretaris 21 concrete voorstellen. Voorstellen om te komen tot een betere reĆÆntegratie.Voorstellen om het inkomen van de bijstandsgerechtigden te waarborgen. En voorstellen om de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor bijstandsgerechtigden zeker te stellen.
FNV Bondgenoten hecht veel belang aan 'het hebben van werk', dit kan zowel de financiƫle als sociale positie van mensen enorm verbeteren.

Helaas zal dat in de huidige economische situatie niet voor iedereen mogelijk zijn.
FNV Bondgenoten stelt voor de werkgevers bij de reĆÆntegratie van bijstandsgerechtigden naar betaalde arbeid medeverantwoordelijk te maken door middel van een meldingsplicht van alle vacatures. Er zou een inspanningsverplichting voor werkgevers moeten komen wat betreft het aannemen van uitkeringsgerechtigden.

De FNV en aangesloten bonden willen hier hun verantwoordelijkheid in nemen, door via hun vertegenwoordigers in bedrijfs- en sectorale scholingsfondsen voorstellen te doen om geld in te zetten waarmee uitkeringsgerechtigden door scholing een echte kans op betaalde arbeid wordt geboden.
De FNV is er voorstander van dat de hoogte van het sociaal minimum en de daaraan gerelateerde bedragen voor de verschillende categorieƫn in de Wet Werk en Bijstand landelijk vastgesteld worden. Het mag niet zo zijn dat de hoogte van de uitkering afhankelijk wordt van de plaats waar men woont.
Ook is de FNV er voor dat mensen na drie jaar op het sociaal minimum te hebben gezeten een langdurigheidstoeslag ontvangen en niet pas na vijf jaar. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat deze groep na verloop van drie jaar schulden gaat maken.

Naast deze voorstellen vinden de FNV-bonden het belangrijk dat het ministerie een minima-effectrapportage laat uitvoeren voor de bespreking in de Tweede Kamer van de nieuwe wet. Het is van belang te weten wat de effecten zijn voor de minima van de voorgestelde wet.

De FNV vindt dat de gemeenten de verplichting moeten krijgen om met organisaties van cliƫnten een cliƫntenraad in te stellen die het gemeentelijke sociaal minimabeleid bespreekt en beoordeelt. De bonden vinden dat de wijze van medezeggenschap centraal moet worden vastgesteld zodat alle cliƫntenraden op een vergelijkbare wijze werken en dezelfde rechten hebben.

dinsdag 26 februari 2002

Een oude vraag in een nieuwe economie


In de geschiedenis van het socialisme is veel gediscussieerd over de vraag, of het mogelijk is het kapitalisme aan te passen aan principes van rechtvaardigheid en welvaart voor iedereen of dat de interne tegenstellingen in het systeem op den duur het kapitalisme met een sociaal gezicht onmogelijk maken en dat een totaal andere maatschappij noodzakelijk is. Aanpassingen aan het kapitalisme worden verschillend beoordeeld en krijgen een verschillende plaats in de sociale strijd.
In de welvaartsgroei van na de tweede wereldoorlog is deze discussie behoudens een korte periode in de zeventiger en tachtiger jaren op de achtergrond geraakt, maar zij lijkt in de nieuwe ekonomie die aan het ontstaan is in nieuwe vormen een hernieuwde actualiteit te krijgen.

Dilemma van de sociaal-democratie

Het lijkt mij, dat het fanatisme waarmee wethouder van der Aa en anderen de Megabanenmarkt verdedigen, en het fanatisme waarmee met voorbijzien aan fundamentele rechten mensen gepresst worden ieder baantje te aanvaarden als het maar betaald is niet alleen of niet in de eerste plaats voortkomt uit een traditioneel arbeidsethos. Het is niet alleen ideologisch bepaald, er is meer. De toekomst van de sociaal-democratie lijkt op het spel te staan, in Amsterdam, en misschien wel in Nederland. Sociaal-democratie dan breed op te vatten als aanhangers van de Partij van de Arbeid, maar ook stromingen in D’66, het CDA en meer sociaal denkende liberalen. Voor deze machthebbers is de disciplinering van de beroepsbevolking een existentiele vraag: hun positie hangt af van het welslagen van hun beleid. Maar bij de discussies op de armoedeconferentie en bij de gebeurtenissen van de afgelopen jaren in Amsterdam lijkt het klassieke dilemma van de sociaal democratie weer op te doemen: het kapitalisme, dat autonoom is in haar ontwikkeling en nauwelijks kan worden beinvloed, vereist lage lonen, flexibilisering, opvoering van de arbeidsproductiviteit en creert banen zonder dat er vooraf rekening wordt gehouden met de vraag, of  er wel mensen zijn die dit werk kunnen en/of willen doen. En men gaat uit van het model:  wanneer het minimumloon omhoog zou gaan, willen de werkgevers veel arbeidskrachten helemaal niet meer aannemen, tenzij de subsidieregelingen voor hen worden uitgebreid, omdat het rendement van wat de arbeidskrachten qua productiviteit opbrengen te laag is. Gevolg: nog grotere werkloosheid.  Men geeft dit model een grote realiteitswaarde, hoewel er wel wat op af te dingen valt. Het is een model dat gebaseerd is op prijsconcurrentie op de arbeidsmarkt. De hoogte van de lonen bepaaalt, of mensen wel of niet worden aangenomen. Er zijn echter nog vele andere factoren die een rol spelen.
Anderzijds zegt de sociaal-democratie kapitalisme met een sociaal gezicht te willen: iedereen in dit land moet voldoende te eten hebben, goede betaalbare huisvesting, goed onderwijs en gezondheidszorg, etc. En de mensen zouden de sociaal-democratie in de steek laten wanneer dit onvoldoende wordt gerealiseerd.
Zonder overheidsingrijpen in een economie die uit zichzelf sociale ongelijkheid produceert is dit niet realiseerbaar. Al is in het nabije verleden die sociale dimensie heel betrekkelijk geweest, de meerderheid van de bevolking leeft in redelijke welvaart.
Nu doet zich de vraag voor, of op de lange duur de groei van het kapitalisme en de sociale dimensie wel te verenigen zijn.
Er kan worden gesteld, dat in tijden waarin er een belangrijke organisatorische en structurele omslag plaatsvindt in de organisatie van de productie de tegenstelling tussen de vereisten van de economie en de doelstellingen van een sociale beleid scherper worden. En we lijken volgens mij aan de vooravond van een nieuwe omslag te staan. En de grote vraag is, of de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking deze omslag kan ‘meemaken’ cq accepteert, of dat deze omslag de fysieke en psychische grenzen van veel individuen te boven gaan. 

De tachtiger jaren

De vorige omslag vond plaats in de eerste helft van de tachtiger jaren. Eind jaren zeventig begon zich af te tekenen, dat de traditionele industrie in Nederland, zoals de scheepsbouw, andere metaalbedrijven, de schoenindustrie, de textielindustrie en de mijn bouw weinig betekenis meer zouden hebben voor de toekomst. Productie werd verplaatst naar lage lonen landen, gedeeltelijk werd de productie voortgezet in sterk geautomatiseerde prodctieprocessen in de rijke industrielanden. De Nederlandse textieindustrie bijvoorbeeld is slechts gedeeltelijk verplaatst naar lage lonen landen. Een groot deel van de productie werd voortgezet in moderne fabrieken in Duitsland.
Tegelijkertijd kwam er een nieuwe dienstensector op: toerisme, horeca, administratiekantoren, banken, beheersmaatschappijen van fabrieken elders in de wereld. Voor deze nieuwe productie wilde men flexibele arbeidskrachten, met lage lonen. De traditionele industrie-arbeiders, met een hoge organisatiegraad in de vakbonden en goede collectieve voorzieningen werden ontslagen en zij wilden dat  nieuwe werk waarschijnlijk niet accepteren. Via sociale plannen en afvloeiingsregelingen kwamen zij in de VUT of de WAO. Hun plaats op de arbeidsmarkt werd ingenomen door jongeren en herintredende vrouwen, die wel akkoord gingen met de arbeidsvoorwaarden in de nieuwe sectoren. Zo heeft in de tachtiger jaren een complete generatiewisseling plaatsgevonden op de arbeidsmarkt. Zonder dat de voortdurende afbraak van de sociale zekerheid, en de verslechtering van arbeidsvoorwaarden in veel sectoren tot echt veel sociale protesten heeft geleid. Vakbonden, werkgevers en overheid onder leiding van Wim Kok sloten in 1982 het ‘akkoord van Wassenaar’ waarin het nieuwe beleid vorm werd gegeven en dat wel de grondslag van het poldermodel, de overlegekonomie wordt genoemd.
Dat er zoveel mensen in de bijstand en de Wao zijn terechtgekomen en dat in de tachtiger jaren deze mensen tot op zekere hoogte ‘met rust’ werden gelaten is dan ook geen fout geweest, die nu hersteld moet worden door activere benadering van baanlozen, zoals de politici en vakbondsbestuurders ons willen doen geloven. Het was in mijn ogen een bewuste politiek, om de omslag in de economie van deels nog agrarische natie en industrie-natie naar de nieuwe flexibele diensten-ekonomie mogelijk te maken zonder dat dit zou leiden tot massale sociale protesten.

De nieuwe ekonomie

Staan we aan de vooravond van een nieuwe omslag? Velen spreken tegenwoordig over de ‘netwerkekonomie’ of ‘nieuwe’ ekonomie. Daarmee wordt bedoeld, dat er een productiesysteem aan het ontstaan is, waarin voortdurend wisselende ketens van bedrijven en instellingen worden gevormd. De schakels in de keten besteden werk aan elkaar uit, en hebben losse samenwerkingsverbanden die zo weer kunnen verdwijnen. De massa-productie heeft deels plaatsgemaakt voor flexibele productie, waarbij alles waar ook ter wereld gemaakt kan worden. Netwerken zijn in de huidige tijd wat fabrieken vroeger waren. We zien nu de desintegratie van grote verticaal georganiseerde organisaties tot flexibele netwerken van individuen en bedrijfjes die veranderlijk zijn en zich aanpassen aan steeds veraderende marktsituaties. Voor een verdere beschrijving van de nieuwe economie verwijs ik naar Kwerk jaargang 6 nummer 1, lente 2000. Overigens noemde men ook wel als kenmerk van de nieuwe ekonomie dat laagconjunctuur, dus recessies met inkrimpende productie tot het verleden zouden behoren. Dat lijkt op dit moment niet zo te zijn.
In deze nieuwe netwerk ekonomie zijn ‘nieuwe’ arbeidskrachten nodig: terwijl vroeger de industrie-arbeider een langlopend contract had met zijn baas, waarin onder druk van de vakbonden waarin deze industrie-arbeider georganiseerd was een scala aan collectieve afspraken was vastgelegd, zoals hoogte van het loon, arbeidsomstandigheden, aantal uren dat men per dag werkte, etc. heeft de ‘nieuwe’ arbeider vaak niet zo’n contract. Bij de nieuwe flexibele organisatie van de productie passen geen langlopende contractuele afspraken tussen werkgever en werknemer. En daarom wordt de werknemer van vroeger zelf ondernemer: hij is niet meer een ‘loonafhankelijke, maar verkoper, ondernemer. En het product dat hij verkoopt op de markt is zijn arbeidskracht. De ondernemers die eigenaar zijn van de productieorganisaties kopen dat product arbeidskracht tijdelijk in. De nieuwe ondernemer die zijn arbeidskracht verkoopt moet zorgen dat zijn product op de markt kan concurreren met anderen: hij moet zijn product vers en up to date houden. Dat betekent ‘levenslang leren’, steeds nieuwe ervaringen aan zijn cv toevoegen, proberen steeds nieuwe en meer kennis en vaardigheden te verwerven, die in korte tijd voor de eigenaren van de flexibele productie-organisaties veel rendement opleveren. Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn de ZZP-ers, Zelfstandigen Zonder Personeel, in de bouw en andere sectoren.
Maar…deze ontwikkeling is nog in volle gang. Wanneer je naar het geheel van de beroepsbevolking kijkt, werkt het overgrote deel weliswaar soms onder flexibele voorwaarden als variabele werktijden, maar zij zijn nog traditioneel ‘loonslaaf’; zij hebben een wat langer durend contract of een vaste aanstelling bij een bepaalde werkgever. De bovengeschetste situatie breidt zich welswaar uit, maar nog betrekkelijk langzaam en in beperkte mate. Hier nu moet een doorbraak worden geforceerd. Daarbij zullen mensen met bijzondere talenten of veelgevraagde kwaliteiten van de nieuwe situatie prfiteren. Zij kunnen in korte tijd veel geld verdienen. Anderen met een minder goede positie komen in ene situatie van voortdurende bestaansonzekerheid te verkeren.

De oude vraag

In Amsterdam zijn de bovenomschreven ontwikkelingen verder voortgeschreden dan in de rest van het land, vandaar ook dat de oude dilemm’as van de sociaal-democratie in Amsterdam eerder en scherper naar voren komen. De verarming in Amsterdam neemt toe of blijft op een hoog niveau, er is de Amsterdamse paradox, veel vacatures en toch een grote baanloosheid, en er is als reactie de Megabanenmarkt.  In de nieuwe ekonomie is geen plaats meer voor uitgebreide ‘collectieve arrangementen’ in de zin van collectieve verzekeringen waarvoor werkgevers en werknemers premies betalen. De nieuwe ondernemer die zijn arbeidskracht verkoopt moet maar een particuliere verzekering afsluiten. Wanneer grote delen van de beroepsbevolking een beroep doen op de collectieve arrangementen zoals de Wao en de bijstand  brengt dit voor alle ondernemers- zowel de eigenaren van de productieorganisaties als voor de verkopers van arbeidskrachten hoge kosten met zich mee. Dan kunnen ze niet concurreren met bedrijven en arbeidskrachten uit andere landen en vermindert de productie, is de redenering.  Bovendien zal de migratie naar Nederland van goedkope arbeidskrachten toenemen. Er ontstaat een ontwikkeling, waarbij steden als Amsterdam ‘derde wereld steden’ worden zoals er veel zijn: wijken met een bevolking die in grote armoede leeft en wijken voor de rijken. En de sociaal-democratie wil een kapitalisme met een menselijk gezicht, een sociaal kapitalisme, waarin de hele bevolking in redelijk welvaart harmonieus samenleeft. Spontane opstanden, criminaliteit, een uitgebreide corrupte en criminele sector met zwart geld, en misschien uitgebreid rationeel sociaal verzet moeten worden voorkomen. En dat kan in het licht van de autonome ontwikkeling van het kapitalisme alleen, als de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking, zeker zo’n 90%, bereid en in staat is, de ‘nieuwe’ ondernemer te worden: de verkoper van een produkt arbeidskracht op de markt, want alleen zo kan gegarandeerd worden, dat de mensen een redelijk inkomen blijven houden. Daarom moeten de collectieve arrangementen grotendeels worden afgeschaft en moeten er zo weinig mogelijk mensen in deze regelingen zitten. (Het volumebeleid) Alles wordt op alles gezet om de beroepsbevolking in het algemeen en de bijstandsgerechtigden in het bijzonder te disciplineren en om te vormen tot de nieuwe ondernemer. Levenslang leren wat de markt vraagt en voortdurend flexibel omschakelen.

Fysieke en psychische grenzen

De grote vraag is, of-net als bij de vorige omslag- in de nieuwe situatie een kapitalisme met een menselijk gezicht kan worden gerealiseerd, of de mensen die omslag kunnen maken, of dat nu toch een situatie gaat ontstaan, waarin de nieuwe vereisten van de ekonomie de fysieke en psychische grenzen van een groot deel van de beroepsbevolking te boven gaan. Is dat laatste het geval, dan staat de toekomst van de sociaal-demokratie en daarmee de machtspositie van hen, die deze stroming vertegenwoordigen op het spel. Dan zal er een breed sociaal verzet ontstaan op basis van nieuwe uitgangspunten. Hoewel het er nu op lijkt dat er geen ruimte is voor een discussie–in Amsterdam vooral, maar ook daarbuiten-  over een fundamentele herziening van de sociale zekerheid waarbij een soort basisinkomen hoort  zal die mogelijkheid bij het onbruikbaar worden van de oude antwoorden nieuwe impulsen krijgen.

Piet van der Lende

maandag 27 november 2000

De spelende mens en de overheid

Op 14 september verscheen in het kader van de ontwikkeling van het Sociale Structuur Plan (SSP) een nota over sociale activering: ' Van sociale activering naar nieuwe kansen beleid' . Het SSP is een poging, armoede, sociaal isolement en achterstanden op het gebied van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs tegen te gaan door een gecoordineerde anapak van die achterstanden. Dit was afgesproken in het programakkoord, dat de huidige coalitiepartners in het Amsterdamse gemeentebestuur hadden afgesproken.

De directeur van een begeleidend organisatiebureau deelde op een van de bijeenkomsten over het SSP echter mee: ' iedere vorm van planning is stalinisme' . Zo zijn er een rijtje ' aandachtspunten' overgebleven, en een van die aandachtspunten is de sociale activering. De kern van de nota die daarover verscheen is het volgende. Als definitie van sociale activering wordt gegeven: ' sociale activering is een aanvullend aanbod voor mensen die (vooralsnog) niet in aanmerking komen voor toeleiding naar werk, en richt zich op het tegengaan van sociaal isolement en het bevorderen van maatschappelijke participatie' . Met ' werk' wordt als vanzelfsprekend en stilzwijgend ' betaald werk' bedoeld; reproductie van de arbeidskracht, dus van de mensen die betaald werk verrichten, is zelf geen werk, zoals huishoudelijke arbeid.

Daarmee liggen de uitgangspunten van de nota voor de hand. Ten eerste is sociale activering sterk gekoppeld aan de toeleiding naar de arbeidsmarkt en bedoeld om de ' afstand tot de arbeidsmarkt' te verkleinen. Voortdurend dient te worden onderzocht, of een stap in die richting mogelijk is. Daarvoor wordt voor alle clienten bij de sociale dienst een casemanagement ingevoerd. Kort door de bocht: een bepaalde vaste ambtenaar begeleidt een client in vele opzichten, en houdt voortdurend bij welke veranderingen in de leefsituatie van de client zich voordoen. De doelgroep wordt beperkt tot degenen, die wellicht ooit nog kans hebben op betaald werk, en dan vervolgens als onderdeel van die groep alleen de clienten van de sociale dienst. De nota zegt: ' vooralsnog ligt alleen de verantwoordelijkheid voor de reintegratie van de clienten van de sociale dienst bij de gemeente' . Bedoeld wordt waarschijnlijk, dat de gemeente waar het de toeleiding naar de arbeidsmarkt betreft zij alleen verantwoordelijk is voor clienten van de sociale dienst. Andere categorien worden door andere instanties begeleid. Als je ' integratie' wat ruimer interpreteerd, leidt de stilzwijgende gelijkstelling van ' reintegratie' aan: toeleiding naar de arbeidsmarkt echter tot een vreemde formulering, want als je geintegreerd zijn beschouwd als een aspect van iemands welzijn, is de gemeente natuurlijk voor al haar inwoners medeverantwoordelijk. De gemeente is toch ook medeverantwoordleijk voor ' integratie' van een Marokkaanse AOW-er, en niet alleen voor mensen in de bijstand?

De drie uitgangspunten van de nota- koppeling aan toeleiding naar de arbeidsmarkt, case-management en beperking tot clienten van de sociale dienst wordt nader uitgewerkt in twee pilots, dus experimenten, die ' Nieuwe Kansenaanpak' worden genoemd. Enige tijd geleden werd een discussieavond over de nota georganiseerd. Enkele belangenorganisaties van uitkeringsgerechtigden brachten naar aanleiding van de nota over sociale activering en de conferentie een tekst uit, die u hierna kunt lezen.

Amsterdam, 27 november 2000

De spelende mens en de overheid

Onlangs verscheen een nota van de gemeente Amsterdam over sociale activering in het kader van de samenstelling van het Sociale Structuur Plan (SSP).

Wij hebben het volgende commentaar op de nota.

Veel mensen zijn al jarenlang met vrijwilligerswerk en politieke of belangenbehartigingsactiviteiten bezig in vakbonden, organisaties van uitkeringsgerechtigden, en andere comitƩs of projecten*. Een groot deel van het sociale en culturele leven in de stad wordt gedragen door deze vrijwilligers. Daarnaast ondersteunen veel mensen onbetaald familieleden, vrienden, buren en kennissen wanneer zij hulp nodig hebben. En veel mensen, vooral vrouwen, verrichten thuis of voor de familie onbetaalde zorgarbeid. Zonder al deze arbeid op basis van solidariteit tussen mensen onderling zou de samenleving verworden tot een netwerk van kille, onpersoonlijke relaties waar het geld de norm van alles is en hulpverlening alleen nog een marktproduct is dat beschikbaar is voor mensen die het kunnen betalen. Hierdoor dreigen veel mensen met een minimaal inkomen door ontoereikende zorg tussen de wal en het schip te geraken. De onbetaalde arbeid is het cement van de samenleving. Al die mensen die onbetaalde arbeid verrichten doen dat niet, omdat hen dat van bovenaf door de overheid wordt opgelegd, of omdat het verbonden is met de toeleiding naar betaald werk, maar omdat zij er zelf voor gekozen hebben. Men vindt het vanuit zichzelf noodzakelijk dat deze arbeid wordt verricht. Het is een eigen keuze.

Wie verwacht had, dat de gemeente in de nota over sociale activering nu eens een positieve waardering zou uitspreken voor al dit werk en het belang ervan, komt bedrogen uit. De vele positieve dingen die gebeuren worden niet als uitgangspunt gekozen en de vraag hoe de overheid dit verder kan stimuleren wordt niet gesteld. In de nota wordt het negatieve uitgangspunt gekozen, dat veel mensen in een 'sociaal isolement' zitten en dat die 'sociaal geactiveerd' moeten worden. Dit uitgangspunt wordt verbonden met de toeleiding naar betaald werk. Niet wat er allemaal in positieve zin gebeurt, en wat al die mensen voor behoeften hebben is het uitgangspunt, maar een negatieve kwalificatie van een beperkte groep, n.l. mensen in een sociaal isolement in de bijstand. Er worden nu miljoenen uitgegeven om allerlei bureautjes op te zetten waarvan het effect uiteindelijk twijfelachtig is. Nogmaals: geen inventarisatie in de nota van het bestaande en van daaruit wat er moet gebeuren, om dit verder uit te breiden. Vanachter het bureau wordt zonder uit te gaan van het bestaande weer allerlei projecten bedacht, die veel geld kosten en waarvan het nut twijfelachtig is.

Terwijl daar tegenover reeds bestaande projecten, die hun nut al jarenlang bewezen hebben, bedreigd worden in hun voortbestaan. Immers de mensen die deze projecten met hun onbetaalde arbeid dragen worden lastig gevallen met sollicitatieplicht en stopzetting van hun uitkering. De initiatief- en deelnemers worden op geen enkele positieve manier gesteund om met hun werk door te gaan. Naast de nota over sociale activering hebben wij ook de werkgelegenheidsnota 'een tandje hoger' gelezen. Beide nota’s bieden ondergetekende organisaties geen enkele aanknopingspunt. In de nota’s wordt ervan uitgegaan, dat de maatschappelijke organisaties, een sleutelrol gaan vervullen in de sociale activeringsplannen. Maar waarom zouden wij daaraan meewerken? Het levert ons niets op, behalve -in de vorm van verslagen en verantwoordingen naar de sociale dienst toe- meewerken aan het disciplinerings -en controlesysteem van de overheid. Daarom willen wij op deze basis niet meedoen. De overheid formuleert weliswaar plannen, maar rept in het arbeidsbemiddelings- en sociale activeringsysteem, met haar case-management, cliĆ«nt volg systemen etc. niet over de rechten van de cliĆ«nten. De plannen worden eenzijdig beperkt tot de bijstandsgerechtigden, waarbij alle plannen nadrukkelijk verbonden zijn met de toeleiding naar betaald werk. Blijkbaar zijn de bezuinigingen op de bijstand het uitgangspunt, niet de belangen en noden van de stadsbewoners. De wijze waarop met het begrip ' sociale activering' wordt omgegaan in de nota is in feite alleen maar het formuleren van beperkingen opleggen aan de cliĆ«nten, zonder dat een bijdrage wordt geleverd aan het stimuleren van al bestaande projecten. Zoals reeds gezegd moet niet worden uitgegaan van een negatieve benadering (mensen zitten in een sociaal isolement, dat moeten we regelen) maar van een positieve, waarbij de gevoelens van solidariteit tussen mensen het uitgangspunt zijn, in het besef, dat je dit als overheid van bovenaf nooit kunt organiseren c.q. opleggen. Het moet van de mensen zelf uitgaan. In feite baseert de overheid zich bij haar uitgangspunten op een verkeerde filosofie. Wat door de overheid geregeld zou moeten worden, wordt geprivatiseerd, zoals allerlei publieke diensten, wat zij van bovenaf nooit kan reguleren c.q. regelen probeert zij wel op die manier te regelen. In het bestaande en nog te ontwerpen beleid hebben vrijwilligersprojecten en zelforganisaties niet de ruimte om naar buiten te treden met wat ze doen en kunnen zij niet kiezen tussen wel of geen betaald werk. Zou deze ruimte en keuze er wel zijn, dan zouden vele projecten zich ook kunnen presenteren als projecten waar je je bij kunt aansluiten en waarbij deelname aan vrijwilligerswerk op een positieve manier wordt gestimuleerd.

Er is een analogie met de broedplaatsen discussie. Daar wordt door degenen die de stad besturen gezegd: heel Amsterdam bloedt dood wat nieuwe creatieve ideeƫn betreft, we gooien er geld tegenaan, maar dan wel op voorwaarden van de overheid, we gaan het gecontroleerd invoeren. Tegelijkertijd wordt kapot gemaakt wat mensen zelf hebben opgebouwd of aan initiatieven hebben genomen. Daarmee geeft de gemeente er blijk van, niet te weten waar het om gaat. Het gaat helemaal niet om het geld, maar om de ruimte en de vrijheid eigen initiatieven te ontplooien gestimuleerd door een overheid die beseft dat niet alles in regeltjes kan worden vastgelegd. De werk-werk werk ideologie staat voorop, ook bij sociale activering. Betaald werk is de oplossing voor alles! Terwijl daardoor in de maatschappij veel misgaat. Werk en inkomen zijn strak aan elkaar gekoppeld. Mensen gaan werken omdat ze nu eenmaal daarvoor betaald krijgen, terwijl zij zich niet bekommeren om het maatschappelijk effect van hun werk. Het is belangrijk dat er in de maatschappij mensen zijn, die streven naar een loskoppeling van arbeid en inkomen en die kritisch kijken naar de motieven waarom mensen werken en die andere waarden voorop stellen. De overheid streeft in haar beleid er eenzijdig naar dit soort groepen onder controle te brengen en hen de nek om te draaien wanneer ze zich niet voegen in de controlepraktijk van de overheid. Wij willen onder deze omstandigheden niet meewerken aan de uitvoering van de nota over sociale activering.

Moeten de bestuursleden van maatschappelijke organisaties, vakbonden, vrijwilligersprojecten etc. beoordelingsrapportages gaan maken van hun vrijwilligers en kaderleden voor de overheid c.q. de sociale dienst? Het lijkt ons een zekere weg naar een steeds verdere kolonisatie van de leefwereld van de burgers door de overheid. Menselijke relaties worden steeds meer door de markt bepaald en daardoor killer en zakelijker. Veel mensen zijn al -zonder de overheid- hard bezig zichzelf en anderen uit hun sociaal isolement te halen en daar kan de overheid veel van leren. Daar willen wij best over praten, hoe dat werkt en hoe dat verder kan worden uitgebreid, maar niet op basis van de nota’s die er liggen. Sociale activering heeft niets te maken met toeleiding naar betaald werk en met sancties voor uitkeringsgerechtigden.

Werklozen Belangen Vereniging
Bijstandsbond Amsterdam
Komitee Vrouwen en de Bijstand
Kwerk

* Hiervan zijn een groot aantal opgenomen in het 'Linke boekje, een overzicht van projecten en vrijwilligersorganisaties in Amsterdam.

dinsdag 19 september 2000

Reactie op de sociale nota van het Ministerie van Sociale Zaken gepubliceerd op Prinsjesdag.


Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam 
Vereniging Bijstandsbond Amsterdam
Nederlands Komitee Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting
Komitee Vrouwen en de Bijstand Amsterdam

De regering sluit de ogen voor het falen van de marktwerking door internationalisering van de arbeidsmarkt. Er dreigt een sociale dumping waarbij de nieuwe migranten onder slechte en onzekere arbeidsvoorwaarden betaald werk verrichten terwijl de werklozen aan de kant blijven staan. Feitelijk wordt een verlaging van het sociale minimum voor grote groepen ingevoerd. Het kabinet legt onvoldoende relatie tussen het beleid op nationaal niveau en de noodzaak, op Europees niveau minimumnormen vast te stellen voor de kwaliteit van de arbeid, de beloningsverhoudingen en een goed stelsel van sociale zekerheid. Formulering van een Europees sociaal minimum is noodzakelijk.

Het kabinet presenteert in haar sociale nota de al veel geproduceerde analyse, dat er enerzijds veel vacatures zijn terwijl anderzijds nog veel werklozen aan de kant staan. Als oplossing wordt gekozen voor intensievere begeleiding van (langdurig) werklozen door de sluitende aanpak, flexibele pensioenregelingen, verscherping van de toetredingsvoorwaarden tot de Werkloosheidswet en de WAO, bevriezing van de huursubsidie om de armoedeval tegen te gaan,  afschaffing van de renteaftrek voor consumptief krediet, verlaging van de rijksbijdragen voor de gemeenten bij de kosten voor de Algemene Bijstandswet. Kortom: het wordt weer moeilijker bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid een uitkering te krijgen, het sociale minimum gaat voor sommige groepen omlaag, en de werkzoekenden moeten worden gekneed en gevormd om te voldoen aan de nog immer hoge eisen van de werkgevers, die volledig autonoom blijven in hun personeelsbeleid. Aan positieve matregelen denkt het kabinet oa aan extra investeringen in scholing, een leerrekening voor werknemers, extra plaatsen in de sociale werkvoorziening, nieuwe subsidieregelingen voor werkgevers, zoals fiscale tegemoetkomingen voor werkgevers die hun werknemers betaald ouderschapsverlof geven, uitbreiding kinderopvangplaatsen, tegengaan (leeftijds)discriminatie, etc. Dit beleid is echter gedoemd te mislukken omdat een visie op de internationale arbeidsmarktontwikkelingen ontbreekt en de negatieve spiraal naar beneden die daardoor wordt veroorzaakt wordt door de genoemde positieve maatregelen onvoldoende tegengegaan. Het zijn incidentele maatregelen zonder dat de ontwikkelingen werkelijk worden beinvloed. Door voortgaande bezuinigingen op de sociale zekerheid versterkt het kabinet de verarming voor grote groepen eerder dan dat zij die tegengaat.
De oorzaken van een hoog ziekteverzuim, toestroom tot de WAO en een hoge structurele werkloosheid, die het kabinet soms zelf in haar sociale nota noemt  worden niet aangepakt. Het kabinet constateert zelf, dat door de hoge werkdruk en andere stress bevorderende factoren en door de flexibilisering van de arbeid voortdurend arbeidsongeschiktheid of werkloosheid dreigt. Zij trekt hier echter niet de conclusie, dat de marktwerking faalt.

Falen marktwerking

Je zou verwachten, dat door de toename van het aantal moeilijk vervulbare vacatures  werkgevers gedwongen worden  hun eisen  bij te stellen en het werk meer aan te passen aan de leefsituatie en de individuele mogelijkheden van de werknemers, zodat ook de kansen voor langdurig werklozen toenemen. Dit is echter nauwelijks het geval.
In de eerste plaats is het de vraag, of er wel zoveel vacatures zijn. Werkgevers gebruiken het argument, om het bestaande personeel onder druk te zetten, en zich groter voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Anderzijds wordt de potentiele beroepsbevolking op 1,2 miljoen geschat. En kunnen werkgevers uiteindelijk wel aan personeel komen, zonder de eisen die zij stellen bij te stellen. Dit is wat anders dan de juichende bewoordingen in de sociale nota over de dalende werkloosheid en de goed functionerende banenmachine.
In de tweede plaats zijn de budgetten in de collectieve sector (onderwijs en gezondheidzorg) door de jarnelange bezuinigingen onvoldoende om nu ook een aanpassing van het werk aan de mensen in plaats van andersom mogelijk te maken.
In de derde plaats lijken werkgevers erop te gokken, dat wanneer het vervullen van vacatures werkelijk een probleem wordt bij de productie, ze kunnen overgaan tot werving van nieuwe kant en klare arbeidskrachten en vaklieden uit het buitenland. In andere Europese landen is de werkloosheid groter dan in Nederland en er worden ook van buiten de EG weer op grotere schaal arbeidskrachten geworven. De uitbreiding van de EG met Oost-Europese landen zal dit effect nog versterken. De arbeidsbureau's gaan steeds soepeler om met de verstrekking van vergunningen in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen en er worden steeds meer inwoners van naburige europese landen in Nederland tewerk gesteld.

Internationale verdragen

Het zou onjuist zijn, de nieuwe migranten te verketteren en hen als bedreigers van de Nederlandse sociale zekerheid te zien. Zij worden vaak door de omstandigheden gedwongen in Nederland te gaan werken. Zij dienen dezelfde rechten te krijgen als andere werknemers. (Geen tijdelijke werving).  Willen het nederlandse sociale stelsel en redelijke arbeidsomstandigheden en voorwaarden stand houden dan zullen op internationaal niveau normen moeten worden vastgesteld. Momenteel onderhandelen de lidstaten van de EG over de opstelling van een grondrechten-charta dat tijdens de Europese top in Nice op 6 december zal worden vastgesteld. Dit charta dreigt een stelsel van vage formuleringen te worden, waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Onderhandelaars namens de Nederlandse regering en het nationale parlement nemen vage standpunten in. De Euromarsen tegen werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting, een europese beweging voor redelijke sociale rechten in alle europese landen, eist een Europees sociaal minimum is noodzakelijk.
Dit minimum moet voor alle landen in de EG worden vastgesteld op 50% van het bruto-nationaal product per hoofd van de bevolking. De regering gokt echter eenzijdig op het klaarstomen van de arbeidskrachten voor de eisen van de werkgevers zodat de Nederlandse werklozen zouden kunnen concurreren met buitenlandse arbeidskrachten en laat de internationale ontwikkelingen verder op zijn beloop. Hierdoor komen wij in een negatieve spiraal naar beneden terecht, die ertoe leidt dat op den duur voor de nieuwe migranten, werklozen, arbeidsongeschikten en mensen die in Nederland al langer betaald werk hebben de situatie steeds meer zal verslechteren.

onwerkbare plannen

De verdere verslechteringen in de sociale zekerheid en de monomane visie van het kabinet op het onder druk zetten van werknemers en werklozen, door financiele en organisatorische maatregelen hoe dan ook betaald werk te aanvaarden of te behouden gecombineerd met onvoldoende positieve maatregelen leidt tot sociaal isolement, lagere uitkeringen en slechte arbeidsvoorwaarden.
De scheiding tussen publieke uitvoering van de uitkeringsverstrekking en privatisering van de arbeidsbemiddeling is in de praktijk onwerkbaar. De werkzoekende die in de spreekkamer met een functionaris wordt geconfronteerd, en onder druk wordt gezet een traject te accepteren weet vaak niet of hij met een commerciele arbeidsbemiddelaar of een ambtenaar van de publieke organisatie te maken heeft en in verschillende projecten wordt dit onderscheid door de betrokkenen met opzet vaag gehouden. Werkzoekenden krijgen over hun rechten dingen op de mouw gespeld, die in beroepsprocedures meestal geen stand houden en worden onder druk gezet mee te doen aan het gesjoemel van declaraties bij de subsidiegever door commerciele bemiddelaars. Ervaringen op het spreekuur van bovengenoemde organisaties bevestigen de bevindingen van de Rekenkamer dat er op vrij grote schaal fraude in de arbeidsbemiddeling wordt gepleegd.
Afgezien van het regelrechte gesjoemel en de fraude worden miljoenen besteed aan peperdure cursussen (er zijn eenvoudige cursussen van drie maanden die bijvoorbeeld per persoon fl 15.000,-kosten) waarvan de effectiviteit uiterst twijfelachtig is. Er bestaan op lokaal niveau vaak geen procedures en obkjectieve evaluaties van de resulten van projecten. Aan het beleid van  'case-managment', de individuele begeleiding, en andere trajecten wordt veel geld besteed, lijkt het wel. Zo trekt het kabinet in 2001 308 miljoen gulden uit voor begeleiding van 40.000 werklozen in het kader van de sluitende aanpak. Op het niveau van de individuele werkloze gaat het echter om beperkte bedragen, waarmee niet of nauwelijks de problemen van de doelgroep kunnen worden opgelost door de commerciele bemiddelaars, met hun peperdure cursussen.  Privatisering van de arbeidsbemiddeling leidt op lokaal niveau  tot een onsamenhangend beleid en een lappendeken van projecten en projectjes, waarbij de werkzoekende door de bomen het bos niet meer ziet en de bureacratisering eerder toeneemt dan afneemt. Er moeten ter controle van de commerciele bemiddelaars immers weer allerlei ingewikkelde aanbestedingsvoorwaarden en contracten worden bedacht, waarop door de overheid aangestelde controleurs moeten toezien. Maar het kabinet gaat weer veel (interdepartementale) onderzoekscommssies instellen, kondigt zij aan.

Sociale activering

De sociale activering is een doodgeboren kindje. Door de strakke koppeling van vrijstelling van de sollicitatieplicht  aan het volgen van een traject richting arbeidsmarkt, ook voor degenen, waarvan duidelijk is dat ze nooit meer betaald werk kunnen verrichten en de koppeling aan 'case-management' waarbij een ambtenaar het leven van de uitkeringsgerechtigde intensief moet volgen ontstaat veel wantrouwen bij de doelgroep om van de sociale activering gebruik te maken. Eigen initiatieven bloeden dood. Sociale activering en trajectbemiddeling naar (vrijwilligers) werk kennen een sterke bureaucratisering en betutteling, waarbij van bovenaf incidentele vaak tijdelijke projecten worden bedacht door ambtenaren vanachter hun bureau, zonder dat men zich afvraagt wat de betrokkenen nu zelf willen en kunnen. Uitkeringsgerechtigden moeten beloond worden voor hun eigen initiatieven en gestimuleerd worden deze te ontplooien door vrijstelling van de sollcitatieplicht en bijvoorbeeld onkostenvergoedingen.

Piet van der Lende
  


zondag 17 september 2000

Fraude in de arbeidsbemiddeling

In mei 1999 werd bekend, dat de Europese Commissie fraude had geconstateerd bij de besteding van gelden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF). De minister van Sociale zaken zei, geschrokken te zijn van de bevindingen. Een beetje een hypocriete reactie, want al in januari 1998 verscheen een wetenschappelijk onderzoek bij de Erasmusuniversiteit over de grootscheepse fraude met Europese subsidies. De regering heeft een reactie op dit onderzoek gegeven, dus ze wisten het allang. 

In mei 1999 werden Kamervragen gesteld, en de minister gaf opdracht aan de Algemene Rekenkamer, een onderzoek in te stellen. De uitkomsten van het onderzoek toonden fraude en oneigenlijk gebruik op grote schaal aan. Er waren ook vier Amsterdamse bedrijven bij betrokken.

De bevindingen van de Rekenkamer waren dat er flink gesjoemeld wordt met declaraties en de procedures daaromheen. Dit wordt bevestigd door ervaringen die wij hebben. Zo zijn ons verschillende gevallen bekend, waarbij een client werd opgeroepen voor een intake gesprek door een commerciele arbeidsbemiddelaar of een toeleidingscentrum waarbij gesjoemeld wordt met declaratieformulieren. Een maal belde een hoofd van een een-oudergezin die zijn naam niet wilde noemen en die om advies vroeg. Hij volgde een cursus  bij een bekende grote commerciele arbeidsbemiddelaar waarmee de sociale dienst contracten afsluit en hij zei dat hij bang was. Er werden zonder toestemming van de betrokkenen video-opnamen gemaakt van de cursisten, waarna de video in het bijzijn van de cursisten werd afgedraaid. Bezwaren tegen video-opnamen werden weggewuifd met de opmerking, dat de cursisten de banden na afloop van de cursus mee naar huis zouden kunnen nemen en vernietigen. 

De man aan de telefoon was zeer angstig. Hij werd geintimideerd door de cursusbegeleiders, en als hoofd van een een-ouder gezin (hij had twee kleine kinderen) durfde hij niet tegen de cursusleiders in te gaan, omdat hij bedreigd werd met verlies van zijn uitkering. Als hij klachten had, moest hij maar naar de ombudsman van het bedrijf gaan. Het aantal deelnemers aan de cursus was inmiddels gezakt van een stuk of twintig tot een stuk of zes. De cursisten kregen regelmatig een blanco declaratieformulier onder hun neus geduwd, dat ze moesten tekenen. Daarop stond, hoeveel uren cursus ze hadden gevolgd, hoeveel uren begeleidingsgesprekken, etc. Deze formulieren werden daarna ingevuld zonder dat de cursist erbij was en dan buiten de clienten om ingediend bij de subsidiegever. De cursisten tekenden allemaal. Bij hetzelfde bureau is het in een ander stadsdeel met een vergelijkbare cursus ook voorgekomen, dat alle cursisten (daar ook ongeveer twintig, waarvan de meesten de cursus wel afgemaakt hebben) een blanco declaratieformulier moesten ondertekenen. In deze cursus was in de ruimte waar de cursus werd gehouden ook een grote videocamera aanwezig, maar deze is tijdens de cursus nooit gebruikt. Een van de cursisten had de indruk, dat men ervan af zag, omdat er blijkbaar toch meerdere protesten bij het bureau waren geweest tegen het gebruik van de camera.

Een andere ervaring is van iemand, die een intakegesprek had met een inmiddels failliet gegaan bemiddelingsbureau, waar de betrokkene bij aanvang van het gesprek een blanco declaratieformulier onder de neus kreeg, dat hij moest tekenen. In dit geval heeft betrokkene dat geweigerd. Het is ook voorgekomen bij een toeleidingscentrum.  Uit deze voorbeelden- bij verschillende (semi) commerciele bemiddelaars blijkt wel, dat het invullen van blanco formulieren regelmatig voorkomt bij verschillende instituten. Hoewel - het wordt niet altijd zo gedaan, soms wordt alles keurig in overleg met de client en de regels geregistreerd. Bij het hiervoor genoemde grote commerciele bureau volgde iemand een cursus, die ook groepsgewijs gegeven werd, waarbij alles volgens de regels verliep. De formulieren werden in het bijzijn van de cursisten ingevuld, en getekend.

Gesjoemel met formulieren lijkt een veel voorkomend verschijnsel te zijn. Een ander voorbeeld. Een commercieel bemiddelingsbureau bureau geeft 22 mensen een opleiding met baangarantie. Deze opleiding werd gefinancierd met gelden van de ESF. Men zou 5 dagen per week les krijgen, maar in werkelijkheid was dit maar 1 dag. Clienten moesten weekbriefjes tekenen, dat ze vijf dagen per week de cursus gevolgd hadden. De cursus startte officieel in januari, maar een van de cursisten werd pas in maart opgeroepen. Hij kreeg toen een briefje onder z'n neus geduwd, waar op stond dat hij de cursus in januari en februari ook gevolgd had. De baangarantie zou alleen gelden, als men het examen aan het eind van de cursus met succes afrondde. Het hoeft geen verwondering te wekken, dat cursisten die maar 1 dag in de week les kregen terwijl dit vijf dagen moest zijn zakten voor hun examen. Dit was met 18 van de 22 cursisten het geval. Zij kregen dus geen baan na afloop van de cursus. Ook zijn er verschillen tussen de weekbriefjes die de cursisten in handen kregen en de weekbriefjes die bij de subsidiegever werden ingeleverd: op de laatste weekbriefjes werden na ondertekening door de cursist achteraf extra activiteiten ingevuld….

Bemiddelings- en reintegratiebedrijven passen een scala aan middelen toe, om clienten ertoe te brengen de in feite onjuiste weergave van verrichte activiteiten te accepteren. Enerzijds is er daarbij sprake van onder druk zetten met bedreigingen over stopzetting van uitkeringen e.d. anderzijds wordt de clienten een schone toekomst voorgespiegeld: als ze hun mond houden is er na afloop van de cursus een mooie baan. En soms zal dit ook wel het geval zijn. In het bovenstaande voorbeeld kwamen de cursisten van een koude kermis thuis, wat dat betreft. Een voorbeeld waarbij iemand gouden bergen worden beloofd als hij de situatie accepteert, is het volgende.

A. krijgt via een  doorstroompool een baan bij het verladen van vracht. Hij zit in de Id-regeling, en verdient het minimumloon. Hij doet hetzelfde werk als bij het bedrijf werkzame uitzendkrachten, die volgens de uitzend -cao betaald worden, en die fl 1000,- in de maand netto meer verdienen… Tegen A. wordt gezegd: als je de situatie accepteert, is er na een jaar voor jou een mooie vaste baan bij de verlader. A accepteert daarom de situatie. Na een jaar blijkt die baan er niet te zijn. A. wordt ontslagen. Op de weekbriefjes staan studie uren ingevuld, dat is bij deze bemiddelaar voor ID-banen noodzakelijk. A. heeft op die studie uren echter gewoon gewerkt, hij heeft nooit een opleiding ontvangen. Volgens enkele betrokkenen zou het bij dit commercieel bureau vaker voorkomen, dat er gesjoemeld wordt met studie uren, die er in werkelijkheid niet geweest zijn.

De reacties van het College van Burgemeester en wethouders en de minister op de fraude met ESF subsidies zijn onbegrijpelijk. Het gesjoemel wordt vergoeilijkt met een beroep op de gecompliceerdheid van de regels en het feit, dat in veel gevallen het doel wordt bereikt, nl uitstroom uit de uitkering. Deze vergoeilijking staat in schril contrast met hun beoordeling van fraude van uitkeringsgerechtigden, die zonder meer sterk wordt veroordeeld. Daar geen vergoeilijkende opmerkingen over de gecompliceerdheid van de regels en het feit, dat het doel wordt bereikt, nl een welkome vaak beperkte inkomens aanvulling voor mensen met een te krappe uitkering. Dat heet: meten met twee maten.

Piet van der Lende


maandag 4 september 2000

Fraude in de arbeidsbemiddeling

In augustus 2000 kreeg de Bijstandsbond twee teksten uit het interne netwerk van het Arbeidsbureau, BRAINS genaamd, waaruit bleek dat er problemen waren met de verantwoording van ESF subsidies tussen het Arbeidsbureau en de gemeente Amsterdam. Hieronder volgt een van de twee teksten. Zie voor de andere tekst 28 augustus 2000.

Tussenrapportage Amsterdam

Zoals eerder via Brains vermeld wordt momenteel langs drie wegen gewerkt om met de gemeente Amsterdam on speaking terms te komen voor een nieuwe contractrelatie:

1. Arbeidsvoorziening dient voor het terug te betalen bedrag aan Amsterdam over de jaren 1997, 1998 en 1999 een vrijwaring te geven,
2. De declaratie 1999 wordt voor 13 september 2000, voorzien van een verklaring van de accountant, afgerond.                                                                      
3. Met gebruikmaking van andere financieringsbronnen zoals prestatiebudget Minister, KVA, BBSW, Sluitende Aanpak en commerciƫle opdrachten dient Arbeidsvoorziening zodanige resultaten te boeken dat Amsterdam niet om Arbeidsvoorziening (c.q. KLIQ) heen kan als belangrijke partner in business.

1. Afgelopen woensdag is op het eerste punt een belangrijke stap gezet. Met steun van de Algemene Directie in Zoetermeer en met instemming van het RBA is een vrijwaring verzonden voor dat deel van de door Amsterdam te derven inkomsten, waarvoor Arbeidsvoorziening geen goedkeurende accountantsverklaring kon overleggen. Hoe groot dat bedrag uiteindelijk wordt is nu nog niet te zeggen; het Ministerie van SoZaWe zal de einddeclaratie van Amsterdam pas over enige tijd vaststellen. Vanuit Arbeidsvoorziening Zoetermeer wordt over deze zaak ook rechtstreeks met het ministerie gesproken.

2. Ten aanzien van het tweede punt wordt momenteel met man (/vrouw) en macht gewerkt om tot een tijdige afronding te komen. Vanaf afgelopen maandag zijn zo'n twintig collega's in wisselende samenstelling bezig 2000 dossiers te controleren op inhoud en juistheid. Tot nu toe blijkt 50 % van de in PGI vastgelegde activiteiten niet aan de afgesproken contractspecificaties te voldoen! Deze activiteiten kunnen derhalve niet in de op te stellen declaratie worden
meegenomen. Bob Bergkamp heeft projectleiders Rob Anink en Joop Schijf gevraagd om na afloop samen met de bij de reparatiewerkzaamheden betrokken collega's een evaluatie op te stellen. Daaruit moet input komen voor het antwoord op de cruciale vraag: hoe zorgen we ervoor dat dergelijke problemen zich in de toekomst niet meer zullen voordoen?

3. Voor het derde punt heeft de directie Henri van Hensbergen inmiddels gevraagd de komende maanden extra ondersteuning te bieden. Henri zal, in overleg met de contractmanagers, sectorhoofden en teamleiders bezien in hoeverre werkzaamheden (en kosten) in Amsterdam declarabel gemaakt kunnen worden op andere contracten. Dit omdat het nieuwe inkoopcontract door de gemeente, hangende de geschetste problematiek, nog niet is ondertekend. Henri is gemandateerd om namens de directie in Amsterdam maatregelen te nemen, gericht op het inzetten van medewerkers op declarabele werkzaamheden, c.q. voorstellen te doen niet
rendabele activiteiten te beƫindigen en de betrokken medewerkers voor andere werkzaamheden in te zetten.

Omtrent de resultaten van de genomen maatregelen en eventuele vervolgwerkzaamheden zal via Brains gerapporteerd worden zodra er inhoudelijk iets te melden is.


4 september 2000

Open monumentendag in woon werk pand Tetterode in Amsterdam

 Beste mensen, Dit weekend is woon werk pand Tetterode in Amsterdam geopend in het kader van Open Monumentendag. Ook de Bijstandsbond, geves...