De kostendelersnorm heeft als doel, -naar de regering zegt – stapeling van uitkeringen te voorkomen en een lagere uitkering te geven wanneer de kosten van het huishouden met iemand anders kunnen worden gedeeld. Wanneer je een bijstandsuitkering hebt, en je hebt iemand anders bij je inwonen, die ouder is dan 21 jaar, dan wordt -als je verder alleenstaande bent- je uitkering gekort van 70% WML tot 50% WML of lager. Dit geldt ook voor bloedverwanten in de eerste of tweede graad. Dus ouders en een kind die samenwonen, of twee broers. Het doet er niet toe of degene, die inwoont, een inkomen heeft of niet. Kinderen of andere inwonenden die studiefinanciering hebben, vallen erbuiten. Ook geldt de norm niet voor AOW-ers. De kostendelersnorm is van toepassing op alle mensen, die bij elkaar inwonen en die een bijstandsuitkering hebben. De kostendelersnorm geldt niet als er sprake is van commerciele onderhuur. Dus als een bijstandsgerechtigde een kamer huurt voor een commerciele prijs bij iemand anders, is de kostendelersnorm niet van toepassing.
Gevolgen
Op het spreekuur waar ik werk – de kostendelersnorm voor mensen die al een uitkering hadden, gaat per 1 juli in- krijgen wij nu al de schrijnende gevallen van mensen die straks niet of nauwelijks meer kunnen overleven. Bijvoorbeeld een vader met zijn inwonende zoon die er straks minstens 240 euro op achteruit gaat. Hoe moet die man straks leven? Of een mevrouw met een Franse vriend die geen werk heeft en geen inkomen. Zij zakken ver beneden het bestaansminimum. Per 1 juli wordt tegen die mensen gezegd: er woont iemand bij u in dus u wordt gekort. Mensen die mantelzorg doen- voor hun ouder, die nog geen 65 is, of voor iemand anders en die mensen wonen bij hen in- zullen worden gekort. De kostendelersnorm wordt daarom ook wel de 'mantelzorgboete' genoemd.
De kostendelersnorm is ingevoerd na agressieve propaganda van de VVD met in haar kielzog rechtse media: die kwamen met zegge en schrijve 1 voorbeeld van vijf mensen die in dezelfde woning woonden, die allemaal een bijstandsuitkering voor een alleenstaande hadden en die daardoor met z'n vijven wel 5000 euro opstreken. Schande! Een VVD-kamerlid stelde vragen aan de minister, en kreeg veel publiciteit. Tegenargumenten, waaruit bleek dat er in heel Nederland slechts enkele van dergelijke gevallen te vinden waren, mochten niet baten. Bij deze en andere argumenten in de ideologische discussie waren (linkse) belangenorganisaties en vakbonden in het defensief en zij werden op een effectieve wijze uit elkaar gespeeld. De hetze tegen bijstandsgerechtigden, die af en toe opduikt wanneer weer nieuwe destructieve maatregelen worden genomen, deed haar werk. Daarvan een voorbeeld.
ANBO
Tijdens de discussie over de norm riep de ANBO de Eerste Kamer op de kostendelersnorm helemaal uit de AOW te laten verdwijnen indien er sprake is van een mantelzorgsituatie. Uit hun verklaring: 'We zien schrijnende gevallen: ouders die al jaren zorgen voor een kind met een handicap of ziekte bijvoorbeeld. Deze mensen hebben geen keuze, maar worden als het aan de politiek ligt wél gestraft voor hun zorgen met een inkomenskorting. Dat kan echt niet meer. Je kunt wel een participatiesamenleving ambiëren, maar dan moet regelgeving dat stimuleren in plaats van tegenwerken. Het kabinet moet zelf ook eens gaan rekenen en bedenken wat op de lange termijn voordeliger is: voor elkaar zorgen of, uit angst voor inkomensdaling, extern zorg en hulp inroepen'.
De ANBO gebruikt goede argumenten maar… beperkt het verzet tot mensen die mantelzorg verlenen en tot die gevallen waarin een van de inwonenden AOW heeft. En dan komt het. 'ANBO vindt dat er een fundamenteel verschil is tussen bijvoorbeeld een bijstandsuitkering en de AOW-uitkering, hoewel de kostendelersnorm ook in de bijstand volgens ANBO niet de meest voor de hand liggende manier is om de mensen uit een gezin te stimuleren om te gaan werken. Maar waar er bij meerdere bijstandsuitkeringen nog sprake kan zijn van schaalvoordeel, is dat in de AOW zelden het geval. Kinderen die voor hun ouders zorgen of andersom hebben een flinke zorgtaak. Die wordt niet gecompenseerd met een volledige AOW, laat staan met een korting van ruim 300 euro'.
Verdeeldheid en compromispolitiek
Ja maar ANBO: zijn jullie argumenten dus niet meer geldig bij kinderen die hun ouders verzorgen die nog geen 65 zijn? Kortom: links in het defensief, verdeelde belangenorganisaties, compromispolitiek waarbij alleen opgekomen wordt voor de eigen specifieke doelgroep, een rechtse hetze die niet werd beantwoord, en een vakbond die in die tijd een akkoord sloot met de werkgevers en de regering over de uitvoering van de Participatiewet. Over de inhoud waarvan in het sociaal akkoord niets wordt gezegd. Overigens ook met instemming van de oppositie in de vakbonden, die zagen aankomen dat afspraken van de vakbonden met de regering en de werkgevers over die Participatiewet wel eens desastreus zouden kunnen zijn, en die hoopten dat vanuit een zekere bewegingsvrijheid voor de vakbonden verzet van de grond zou komen.
Huishoudinkomenstoets
Hoe anders ging het bij de invoering van de huishoudinkomenstoets! De huishoudinkomenstoets was in veel opzichten vergelijkbaar met de kostendelersnorm. De huishoudinkomenstoets is een per 1 januari 2012 ingevoerde aanscherping van de gezinsbijstand. De regels vloeiden voort uit het regeerakkoord VVD-CDA van 2010 van het kabinet Rutte I. Het kreeg de stemmen van VVD, CDA, PVV en SGP. Naast gehuwden golden als gezin onder meer de volgende groepen volwassenen die hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden: gehuwden met hun meerderjarige kinderen en een alleenstaande met een of meer meerderjarige kinderen. Er werd getoetst op het inkomen en het vermogen van de hele groep samen.
Het totale norminkomen en vrijgelaten vermogen voor drie of meer personen was gelijk aan die voor twee personen. Als bijvoorbeeld iemand met een voltijdse baan nog bij zijn ouders woonde, kregen die geen bijstand, en als iemands bejaarde ouders bij hem inwoonden, kreeg hij in het algemeen geen bijstand omdat die ouders AOW kregen. De huishoudinkomenstoets was dus wel veel strenger dan de kostendelersnorm, die ook uitgaat van het 'kunnen delen van de kosten' en niet van het gezinsinkomen. Bovendien verliezen bij de kostendelersnorm de bijstandsgerechtigden hun uitkering niet volledig. Maar toch. In beide gevallen een aanzienlijke achteruitgang in inkomen voor velen.
Protesten
De huishoudinkomenstoets deed veel stof opwaaien. In de aanloop naar de invoering van de toets was er veel publiciteit over mensen die erdoor in grote moeilijkheden kwamen. Gemeenten trokken aan de bel dat ze dit niet konden uitvoeren. Fracties van sociaal-democratische partijen en andere partijen zoals de Partij van de Arbeid, Groen Links en SP protesteerden en haalden minstens de lokale pers. Belangenorganisaties van uitvoerders, zoals DIVOSA trokken aan de bel. Er verschenen uitgebreide interviews in kranten met slachtoffers. Na invoering van de norm was het niet afgelopen.
Vaak wordt gezegd door gematigde oppositiegroeperingen: de Tweede Kamer heeft gesproken, verzet heeft nu geen zin meer, we kunnen het besluit toch niet meer veranderen. Maar dat gebeurde nu niet. De publiciteit over de slechte maatregel ging door. En de politieke verhoudingen veranderden. VVD en CDA die de regering vormden, verloren de steun van de PVV en sloten een akkoord met D66, GroenLinks en ChristenUnie. En onderdeel van dat akkoord was de afschaffing van de huishoudinkomenstoets. Er werd een nieuwe wet aangenomen, die de huishoudinkomenstoets met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 deed vervallen. De huishoudinkomenstoets stierf een stille dood, evenals overigens de meer omvattende Wet Werken naar Vermogen, die na jaren slepende onderhandelingen tussen de dwars liggende lokale overheden en maatschappelijke organisaties van tafel verdween.
Nu is het anders
Nu is de situatie heel anders. Van protesten horen we nauwelijks iets. Gemeenten voeren de maatregel in de aanloop naar 1 juli gewoon uit. Sterker nog, een gemeente als Amsterdam voert de maatregel strenger uit dan het Rijk voorschrijft, terwijl er toch een SP wethouder zit. Zoals hierboven al aangegeven, is er geen sprake van de kostendelersnorm als er sprake is van commerciele onderhuur. Er zijn twee wettelijke voorwaarden om dat te beoordelen: er moet een schriftelijke overeenkomst zijn en er moet sprake zijn van een 'commerciele huur'.
De gemeente Amsterdam verbindt op eigen houtje allerlei extra strenge voorwaarden aan de beoordeling of sprake is van onderhuur. Er moet sprake zijn van indexering (jaarlijkse verhoging van de huur overeenkomstig de prijsontwikkeling). De huur moet per bank betaald worden. En er moet een zeer uitgebreide en absurde omschrijving zijn van het gehuurde en de rechten en plichten die eraan verbonden zijn, zoals een bepaling van het gebruik van gemeenschappelijke ruimten en douche en toilet, of bezoek en loges zijn toegestaan, etc. Op het spreekuur waar ik werk, komen wekelijks mensen die juridische procedures moeten beginnen omdat ze onmogelijk aan de strenge voorwaarden van de gemeente kunnen voldoen. En waarbij dan wordt gezegd: de kostendelersnorm is op u van toepassing. Geen indexering van de huur de afgelopen jaren? Kostendelersnorm. Terwijl die mensen gewoon een kamer huren en toch onderhuurder zijn.
Neem het voorbeeld van mevrouw E.F, alleenstaande moeder met twee jonge kinderen, die een grote kamer huurt bij derden. De huurovereenkomst voldoet niet aan de voorwaarden van de gemeente Amsterdam en de verhuurder wil niet meewerken aan een nieuw huurcontract. De kostendelersnorm is van toepassing, immers zij zou de kosten met nog twee anderen, de verhuurder en zijn vrouw kunnen delen. In de praktijk betaalt zij 350 euro huur, van het kunnen delen van kosten is geen sprake, maar omdat de huurovereenkomst volgens de gemeente niet aan de voorwaarden voldoet, zal zij met twee jonge kinderen moeten leven van 594,80 euro per maand.
Het grote verschil
Uit de vergelijking van de gang van zaken bij de huishoudinkomenstoets en de kostendelersnorm blijkt de nog steeds zeer grote invloed van de top van de sociaal-democratie in het algemeen en van de Partij van de Arbeid in het bijzonder. Terwijl bij de huishoudinkomenstoets en de voorbereidingen van de Wet Werken naar Vermogen de fracties van de lokale Partij van de Arbeid in de gemeenteraden samen met op de Partij van de Arbeid georienteerde onderhandelaars van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) mede leiding gaven aan het verzet, is het nu doodstil bij die partijgroepen. Want de Partij van de Arbeid zit nu in de regering. En de invloed van die partij in de vakbonden is ook nog steeds zeer groot.
Daarbij valt op hoe gemakkelijk lokale bestuurders en uitvoerende organisaties op lokaal niveau, waarbij de Partij van de Arbeid onder de ambtenaren veel invloed heeft, zich voegen naar de opportunistische politiek van de leiding, hoewel ze het er vaak nog steeds niet mee eens zijn. Het lijkt nog steeds zo - hoewel er analyses zijn die dat bestrijden en die uitgaan van de steeds grotere mondigheid van de burger- dat als de top spreekt iedereen in de lagere regionen in zijn werk en activiteiten braaf de maatregelen uitvoert. Een brede coalitie van effectief verzet tegen het liberalisme en haar neo-liberale politiek, al is het maar op onderdelen, is zonder de Partij van de Arbeid blijkbaar nog steeds niet mogelijk.
Interne oppositie
Weliswaar zijn er in de partij en de vakbonden oppositiegroeperingen, maar hun invloed naar buiten en de door hen teweeggebrachte koerswijzingen van de organisaties als geheel, zijn gering en weinig effectief. Er wordt van alles intern uitgevochten, maar naar buiten toe is het stil. Ook oppositiegroeperingen buiten de sociaal-democratie kunnen nauwelijks een georganiseerde vuist maken. Wat mij in mijn omgeving daarbij opvalt, is hoe belangenbehartigers zich blind staren op de (lokale) agenda van de heersende politici, gemeenteraden en Tweede Kamer. Ze richten al hun energie op het lezen en becommentarieren van beleidsstukken, waarbij vaak dezelfde kritiek naar voren wordt gebracht als wanneer de Partij van de Arbeid in de oppositie zit, en vervolgens.... gebeurt er niets.
Waarbij het streven naar de opbouw van verzetsstructuren wordt verwaarloosd. In het verlengde daarvan blijkt in de media nauwelijks aandacht te zijn voor de gevolgen van de kostendelersnorm en de Participatiewet, terwijl die toch even schrijnend zijn als bij de huishoudinkomenstoets. Bij de meest positieve interpretatie van dat verschijnsel kun je zeggen dat de leidende media slechts weerspiegelen wat er aan reuring in de maatschappij is, en dat ze geen zelfstandig beleid hebben om structurele misstanden via eigen onderzoek aan de kaak te stellen. Ook hier werkt het neoliberalisme. Journalisten moeten razendsnel en passief werken binnen de financiele grenzen die door de eigenaren van de media worden gesteld en hebben geen ruimte voor al te veel research buiten de uitgangspunten van de machtigen.