Vereniging Bijstandsbond Amsterdam
Werklozen Belangen Vereniging Amsterdam
Op maandag 1 december bij de promotie van Ruud Vlek zullen bovengenoemde organisaties actie voeren in de aula van de universiteit van Amsterdam om 11.00 uur. Het proefschrift van Vlek bevestigt wat wij al vermoedden. De verarming van grote groepen in onze samenleving is volop in discussie. De politici
benadrukken, dat ze er alles aan doen om dit tegen te gaan.
Het proefschrift van Ruud Vlek, 'Inactieven in actie. Belangenstrijd en belangenbehartiging van uitkeringsgerechtigden in de Nederlandse politiek' toont ons wat men in werkelijkheid doet:
de bezuinigingen op de sociale zekerheid gaan voort, er wordt een ministelsel ingevoerd en de koopkracht van mensen met een minimuminkomen is onder het kabinet Kok verder teruggelopen.
Het kabinet heeft meer dan 3 miljard bezuinigd op de sociale voorzieningen, zoals bijstand, Wet Sociale Werkvoorziening (de tewerkstelling van arbeidsongeschikten tegen normale arbeidsvoorwaarden) en de kinderbijslag, die eigenlijk een volksverzekering is. Verdere bezuinigingen op de kinderbijslag staan
op het programma. Geen enkel voorgaand kabinet heeft zo sterk op de sociale voorzieningen bezuinigd.
De reele waarde van de gezinsbijstandsuitkering in prijzen van 1996 is tussen 1980 en 1985 drastisch gedaald (ongeveer 15%). Tussen 1985 en 1992 blijft zij ongeveer gelijk. Na 1993 is er weer sprake van een daling.
De koopkracht van de minima wordt steeds lager, en steeds meer mensen zijn erop aangewezen. Het kabinet voert een ministelsel in. Het percentage minimumuitkeringen in het totale volume van de sociale zekerheid exclusief de AOW zal tussen 1995 en 1998 oplopen van 66% naar 75%.
En de gevolgen worden op het bordje van de gemeenten gelegd zonder dat die daar de financiele middelen voor krijgen.
Tussen 1995 en 1999 lopen de kosten van de kosten van de sociale voorzieningen (voornamelijk bijstand) op van 14 miljard in 1995 tot 17 miljard in 1999. 2 miljard van deze kostenstijging zal opgehoest moeten worden door de gemeenten, zodat de bijdragen van de gemeenten oplopen van 17,7% tot 25,8%.
Nieuws, commentaren en aankondigingen van de Bijstandsbond. Op deze blog vindt u alle informatie over de Bijstandsbond. Telefoon: 020-6898806. Whatt's App, Telegram en Signal 06-20367458. Algemeen spreekuur di en do van 11.00 uur tot 16.00 uur. Advocaat Mark van Hoof aanwezig di en do van 13.00 uur tot 14.00 uur. 06-47816228. info@bijstandsbond.org.
maandag 1 december 1997
donderdag 29 mei 1997
Euromarsen: uniek project met grote uitstraling
Gepubliceerd in Trouw, 29-05-1997
Vanaf 14 april zijn vanuit verschillende Europese steden groepen werklozen te voet op weg gegaan naar Amsterdam. Op 14 juni is daar een slotdemonstratie. Volgens de actievoerders moet een verenigd Europa ook een sociaal Europa zijn, met garantie op werk voor wie dat wil en een leefbaar inkomen voor iedereen. Vaak wordt gezegd dat een sterke organisatie van werklozen onmogelijk is omdat zij niet over voldoende hulpbronnen beschikken. Zijn de 'Euromarsen' een aanzet voor de oplossing van dit probleem? De auteur is betrokken bij de organisatie van de Euromarsen namens de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam.
Buiten de grote vakbonden zijn er vele meestal kleinere werklozengroepen, cliëntenraden, et cetera. Op landelijk niveau is er het Samenwerkingsverband Mensen zonder betaald werk en het Steunpunt Vrouwen en de bijstand, waar echter niet alle groepen bij aangesloten zijn. In de meeste Europese landen zijn er vele werklozengroepen op lokaal niveau werkzaam, die nauwelijks nationaal, laat staan internationaal zijn georganiseerd. In Italië bijvoorbeeld bestaan in sommige steden zelfs groepen die elkaar beconcurreren.
Bronnentheorie
Als verklaring voor deze situatie wordt meestal de 'bronnentheorie' naar voren gehaald. Werklozen beschikken niet over genoeg interne bronnen, dat wil zeggen het vermogen kennis, vaardigheden en geld in te zetten voor de collectieve verdediging van de eigen belangen. Bijstandsgerechtigden hebben in de maatschappij een negatief imago en verliezen soms hun zelfrespect. Dit biedt geen gunstige basis voor duurzame politieke activiteit. Politici benadrukken dat het verblijf in de bijstand een tijdelijke moet zijn; ook werklozen hopen dit vaak. Wie de situatie als tijdelijk ziet, zal zich dan niet op die situatie organiseren.
Maar werklozen beschikken ook niet over externe bronnen. Hun belangrijkste externe bronnen (rechten op uitkeringen) zijn in handen van (semi) overheidsinstellingen. Mensen in de bijstand zijn vaak bang in de openbaarheid stelling te nemen. Wat zegt de familie? Wat zegt de sociale dienst? Uitkeringsgerechtigden die wel in de openbaarheid treden ervaren vaak, dat de reactie uit de maatschappij veel positiever is dan ze zelf verwacht hadden. Maar in incidentele gevallen komt het ook voor, dat cliënten door de sociale dienst worden opgeroepen voor een extra controlegesprek.
Vakbeweging
Zelforganisaties van uitkeringsgerechtigden zijn ontstaan omdat de vakbeweging het in dit opzicht in het verleden liet afweten. Tot 1980 konden werklozen zelfs niet als zodanig lid worden. De zelforganisaties hebben sindsdien hun eigen organisatie en strijdcultuur ontwikkeld, waarbij ze zich vaak afzetten tegen de 'politiek', waartoe ook de gevestigde vakbeweging hoorde. Dit leidde tot een wederzijdse verwijdering.
Deze verwijdering komt ook bij de Euromarsen tot uiting. Het EVV (Europees verbond van vakverenigingen) en in haar voetspoor de meeste aangesloten nationale bonden verwijten de organisatoren van de Euromarsen, dat zij tegen een verenigd Europa zijn en met hun argumenten in nationalistisch vaarwater terechtkomen. Daarom willen de bonden dit initiatief niet steunen. De actievoerders hebben echter naar voren gebracht, dat zij niet tegen een verenigd Europa zijn, maar dat wel kritiek geleverd moet worden op de huidige plannen, omdat de sociale paragraaf in het verdrag van Maastricht veel mooie woorden maar weinig concrete maatregelen bevat en de rigoureuze bezuinigingen in verband met de invoering van de Euro leiden tot een verdere verarming van Europa, waar al 20 miljoen werklozen zijn, terwijl 50 miljoen Europeanen beneden de armoedegrens leven.
De marsen zijn een gigantische logistieke operatie. In verschillende landen van Europa worden wandeltochten gehouden, waarbij om de 30 kilometer een pleisterplaats is, waar de wandelaars kunnen slapen en eten. Er worden voor de ontvangst van de wandelaars lokale comités samengesteld, die demonstraties en manifestaties of een ontvangst door het gemeentebestuur organiseren.
Er zijn nu op de verschillende routes enkele honderden wandelaars op pad, en in ieder land komen er wandelaars bij. De verwachting is, dat bij steden in de buurt van Amsterdam hun aantal zal zijn aangegroeid tot ongeveer 800. De deelname aan de manifestaties in de verschillende steden zijn wisselend. Soms zijn er enkele honderden demonstranten, soms zijn het enkele duizenden.
Uniek project
Waarom is dit project, dat vanuit een internationaal secretariaat in Parijs wordt gecoördineerd en waarvoor het initiatief ook stamt uit Frankrijk, namelijk van de Action Chomage, uniek? Door dit project komen lokale werklozengroepen uit vele verschillende landen met elkaar in contact. Er is een doorbreking van het isolement van werklozen ten opzichte van de werkenden: ze worden ontvangen door lokale overheden en materieel en immaterieel ondersteund door lokale vakbondsgroepen en afdelingen van politieke partijen.
Er ontstaat ook een verbinding tussen het lokale en het Europese niveau, in analyse en actie. Verder wordt een verband gelegd tussen de problematiek van de werkloosheid en andere zaken, zoals het milieu, de positie van migranten en vrouwen, et cetera. In verschillende steden deden de wandelaars mee aan het kraken van huizen voor daklozen, of ze verschenen op manifestaties van kleine boeren, en ze voerden actie voor de positie van migranten.
Bij de marsen wordt weliswaar toegewerkt naar de slotdemonstratie op 14 juni in Amsterdam, maar het is meer dan dat. De marsen zijn een langlopend, twee maanden durend project, waardoor duizenden in diverse landen geactiveerd worden. Alleen door de Euromarsen zal een sterke organisatie van werklozen en andere gemarginaliseerden niet worden bereikt. Maar de marsen zijn een bijdrage aan het tot stand brengen van nieuwe coalities, waarbij verschillende groepen samenwerken. Op de lange duur kan deze samenwerking leiden tot een grotere onderlinge solidariteit en bevorderen, dat de belangenbehartiging beter wordt georganiseerd.
Piet van der Lende
donderdag 10 oktober 1996
Selectieprocedures sociale werkvoorziening
Gepubliceerd in Maandblad
Uitkerings Gerechtigden november 1996
selectieprocedures sociale
werkvoorziening
Onlangs schreven wij een
bezwaarschrift voor iemand, die uit zichzelf had gesolliciteerd bij de sociale
werkvoorziening. In gesprekken voorafgaande aan de in diensttreding werd echter
door een ambtenaar vastgesteld, dat betrokkene niet tot regelmatige arbeid in
staat was. Dit gebeurde niet na een medische keuring, maar op basis van een
formulier, dat door de sollicitant was ingevuld. Ondanks de kwalificatie 'niet
tot regelmatige arbeid in staat' op basis van een ingevuld formulier en beoordeeld
door iemand die niet medisch deskundig was, besloot men het toch met de
sollicitant te proberen. Inderdaad bleek tijdens de proefperiode, dat
betrokkenen moeite had te wennen aan een regelmatig arbeidsritme. Wat wil je
ook, na vele jaren werkloosheid. Men was echter wel erg snel met de conclusie,
dat betrokkene niet geschikt was voor werk in de sociale werkvoorziening. De
eerste werkdag was op 29 januari en al op 31 januari meldde de
plaatsingsambtenaar: "niet tot regelmatige arbeid in staat". Vanaf
dat moment ging de negatieve kwalificatie die hierboven werd genoemd
betrokkene achtervolgen. In de periode van 5 tot 16 februari werd hij op een
andere afdeling geplaatst. Hier werd hij voor bepaalde routine werkzaamheden
achter de computer gezet. Na enige uitleg liet men hem de hele dag aanmodderen,
zonder enigerlei begeleiding of controle. Er was uiteindelijk een lid van de
ondernemingsraad, die zich over betrokkene ontfermde en die hem de gang van
zaken in het bedrijf en op de computer probeerde uit te leggen. Er was geen
mogelijkheid, in eerste instantie met kortere werkdagen te beginnen en dit na
enige tijd uit te bouwen tot volledige werkdagen. Overleg daarover was nauwelijks
mogelijk. Betrokkene moest vanaf het begin acht uur per dag werken en als dat
niet kon, hield het op.
Uit de toelichting op het
bezwaarschrift:
" Ik had gedacht dat
instellingen als de sociale werkvoorziening bedoeld waren voor mensen zoals
ik, die misschien wat minder geschikt zijn voor de reguliere arbeidsmarkt en
dat daarmee extra rekening wordt gehouden in de aard van de werkzaamheden en
de arbeidsvoorwaarden waarbij een geleidelijke opbouw plaats vindt naar een
volledige werkweek. Ik heb echter de indruk, dat de noodzaak om op korte
termijn te voldoen aan bepaalde produktienormen bij instellingen op het gebied
van de sociale werkvoorziening steeds belangrijker worden".
Met dit laatste wordt bedoeld, dat
bedrijven in de sociale werkvoorziening steeds commerciëler moeten gaan draaien
en dat ze een groot gedeelte van de kosten zelf door verkoop van produkten
moeten terug verdienen. In de selectieprocedures lijken kandidaten voor de
sociale werkvoorziening hiervan de dupe te worden. In de bovenstaande situatie
konden we ons niet aan de indruk onttrekken, dat de negatieve beoordeling op
basis van het vragenformulier een soort self full-filling prophecy was. De
beoordeling bleef betrokkene achtervolgen en was voortdurend leidraad voor de
opstelling van het personeel dat hem moest begeleiden.
Piet van der Lende.
woensdag 17 april 1996
Geen bijzondere bijstand en ook geen lening.
Gedeeltelijk gepubliceerd in het maandblad MUG
Onlangs kwam een mevrouw op het spreekuur van de
bijstandsbond, die al meer dan tien jaar een bijstandsuitkering had. In die
tijd had ze als hoofd van een een-ouder gezin haar kinderen opgevoed. Haar
jongste zoon was inmiddels 12 jaar. Door de minimale uitkering was ze al die
tijd niet met vakantie geweest, en ook de inrichting van het huis was in al
die tijd niet vernieuwd. Daar wilde ze wat aan doen. Ze had de voorlichtingscamapgne
van de G.S.D. gevolgd over de mogelijkheden voor bijzondere bijstand. Op de
trams waren leuzen te zien als: "Bijzondere kosten? Vraag bijzondere
bijstand aan!. Ze stapte naar de G.S.D. om bijzondere bijstand aan te vragen
voor het opknappen van haar woning en voor een nieuwe inrichting. De bank was
versleten en een nieuw behangetje was na al die jaren ook wel nodig. De
aanvraag werd afgewezen.
De G.S.D. ambtenaar deelde daarbij mondeling mee, dat
bijzondere bijstand voor inrichtingskosten alleen werd gegeven bij een
verhuizing in bijzondere omstandigheden. Dit was het zoveelste bewijs, dat de
term "bijzondere omstandigheden" door de G.S.D. zeer eng wordt
geinterpreteerd, zodat er in de pot die voor dit doel bestemd is steeds geld
overblijft. Als reden voor het niet gebruiken van bijzondere bijstand wordt
door politci altijd aangevoerd, dat de clienten niet op de hoogte zijn van de
mogelijkheden en dat er dus meer voorlichting moet komen. Het mag waar zijn,
dat er aan de voorlichting het nodige schort, er zijn andere redneen voor het
niet gebruiken van bijzondere bijstand, waaronder de hierboven genoemde enge
interpretatie van de regels, zodat bijna niemand voor bijzondere bijstand in
aanmerking komt.
Op de voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe bijstandswet
die het Komitee Amsterdam Tegen Verarming heeft gehouden werd echter duidelijk,
dat er nog een andere reden is. Veel clienten krijgen angst gevoelens als ze
naar de G.S.D moeten, of ze zijn kwaad over de behandeling door de ambtenaren.
Men wil zo weinig mogelijk met de dienst te maken hebben. Sommige clienten
ervaren het als vernederend, om bijzondere bijstand aan te vragen waarbij weer
allerlei formulieren moeten worden ingevuld, bewijsstukken overlegd, etc.
Wanneer het om niet al te grote bedragen gaat, betalen sommigen het liever uit
de uitkering, ook al is die laag en ook al heeft men recht op bijzondere
bijstand. Dit heeft misschien te maken met opvattingen die in de maatschappij
leven ( bijstand aanvragen is eigenlijk a-sociaal je hand ophouden) maar de
behandeling door sommige ambtenaren is daar ook debet aan.
De mevrouw die ik aan het begin van het stukje
noemde kreeg dus geen bijzondere bijstand. Dan maar een lening. Een oude lening
bij de Kredietbank (tegenwoordig Crediam geheten) liep in augustus af. Ze had
dan rente en aflossing keurig betaald. Ze twijfelde echter, of ze een lening
zou aanvragen voor herinrichtingskosten of om na al die jaren eens met vakantie
te kunnen. Het werd het laatste. Ze was 20 jaar niet naar het land van herkomst
geweest. Dus naar Crediam om een nieuwe lening aan te vragen van fl 3000,-.
Deze lening werd haar geweigerd. Crediam stelde zich op het standpunt, dat een
lening om met vakantie te kunnen gaan geen consumptief krediet betrof, waarvoor
duurzame gebruiksgoederen werden aangaschaft.
Daarom zou de G.S.D. eerst een soort garnatieverklaring moeten afgeven,
waarbij ze zich garant stelde voor afbetaling van de schulden. De G.S.D weigerde
deze verklaring. De motivatie: mevrouw is 20 jaar niet naar het land van
herkomst geweest, en het weerzien met familie en oude bekenden kan bij haar
zoveel emoties losmaken, dat ze besluit daar te blijven. Er zijn dan geen
mogelijkheden om de lening terug te vorderen. Daarom geven wij geen
garantverklaring. Tegenargumenten telden niet.
Er waren verschillende
argumenten voor haar om terug te keren naar Nederland. Haar kinderen woonden in
Nederland en die waren niet van plan naar het land van herkomst te gaan. Wanneer
ze die wilde blijven zien zou ze terug moeten. Ze had in Amsterdam een huis en
ze zou in het land van herkomst helemaal zonder inkomsten komen te zitten,
zodat het niet mogelijk was daar te blijven. Het was allemaal niet van belang.
De garantstelling kwam er niet.
Crediam verstrekt in dit soort situaties alleen
een krediet en de G.S.D geeft alleen een garantstelling als de client naar het
land van herkomst moet in verband met het overl;ijden van een familielid.
"Dan willen wij onze hand nog wel eens over het hart strijken" aldus
een woordvoerder van Crediam.
Ondanks alle fraaie armoederapporten en
intentieverklaringen van politici over maatregelen in het kader van een
minimabeleid die de financiele ruimte van mensen met een laag inkomen wat
moeten vergroten en de noodzaak van een individule beoordeling blijkt in de
praktijk telkens weer, dat allerlei algemeen toegepaste regels ook een
incidentele vergroting van de financiele ruimte in de weg staan.
Piet van der Lende
Voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe bijstandswet.
In de afgelopen maanden hield het comité Amsterdam
Tegen Verarming voorlichtingsbijeenkomsten over de nieuwe bijstandswet in
verschillende buurten. Ik ben bij drie van die bijeenkomsten geweest. De opkomst was
wat wisselend, zo waren er in Osdorp ongeveer 40 mensen, in andere buurten was
de opkomst minder.
Wat mij vooral opviel was, dat sommige cliënten erg
geëmotioneerd waren. Sommigen waren kwaad, omdat ze onredelijk door een
ambtenaar van de sociale dienst behandeld werden, of omdat ze het initiatief
namen om een eigen bedrijfje te beginnen en vervolgens geconfronteerd worden
met zinloze bureaucratische procedures en regels, die ieder initiatief dood
slaan. Bij andere cliënten overheerste de angst. Sommige cliënten zijn bang,
omdat ze niet weten, wat er met hun uitkering gaat gebeuren. Gaat mijn
uitkering omlaag, of blijf ik hetzelfde houden? Hoewel cliënten vaak niet
bekend zijn met de nieuwe regels, begrijpt men wel, dat men steeds afhankelijker
wordt van de goede wil van de behandelend ambtenaar. Bijstand is steeds minder
een recht en steeds meer een gunst.
Daar komen alle verhalen in de pers over
frauderende uitkeringsgerechtigden dan nog bij, waarbij soms de indruk wordt
gewekt, dat de meeste bijstandsgerechtigden eigenlijk maar fraudeurs zijn, die
er met de pet naar gooien. Bestuurders reageren op die verhalen soms met de
formulering van een nieuw flinks beleid; er komen meer sociale rechercheurs,
de sociale dienst krijgt een poortwachtersfunctie waarbij de ambtenaren om
nog meer papieren moeten vragen. En er worden meer strafkortingen uitgedeeld.
(Het aantal strafkortingen verdubbeld momenteel ieder jaar).
Het is steeds meer een beleid, waarbij de
uitkeringsgerechtigde de schuld krijgt van het feit, dat hij/zij afhankelijk
is van een uitkering. Dan had je maar zus of zo moeten doen, voor mensen die
willen, is er wel werk, etc. Een oudere mevrouw zei, dat ze het niet kon
opbrengen om naar de sociale dienst te gaan. Ze had een nieuwe bril aangeschaft,
en had daarvoor eigenlijk recht op bijzondere bijstand, maar ze had het niet
aangevraagd. "ik heb de laatste tijd veel meegemaakt, en ik kan het nu niet
meer opbrengen naar de sociale dienst te gaan. De behandeling van de ambtenaren,
de formulieren die je moet invullen, de lange wachttijden, de emoties die met
het aanvragen van zo'n uitkering gepaard gaan, ik doe het niet".
Wanneer je politici vraagt, waarom ze dat nieuw
flinkse beleid zo formuleren is het antwoord vaak, dat men de solidariteit
tussen de werkenden en de uitkeringsgerechtigden in stand wil houden. Het moet
de werkenden duidelijk zijn, dat alleen mensen die het "echt" nodig
hebben een uitkering krijgen. Dan willen de werkenden nog wel premies betalen.
Dit is een onzinnige redenering, omdat de solidariteit van werkenden met en
het begrip voor uitkeringsgerechtigden veel groter is dan politici ons willen
doen geloven. Dat blijkt telkens weer uit allerlei enquêtes. Bovendien heeft
die medaille een keerzijde: uitkeringsgerechtigden voelen zich daardoor onder
druk gezet, zonder dat ze instrumenten krijgen aangereikt om iets aan hun
situatie te veranderen, en sommigen worden bang. "Mijn uitkering is geen
zekerheid maar een gunst. Ik moet zo weinig mogelijk met die sociale dienst te
maken hebben, want ze kunnen je maken en breken".
Dit plaatst het niet
gebruik van de bijzondere bijstand in een ander daglicht. Meestal zeggen
politici, dat de mensen er geen gebruik van maken, omdat het schort aan een
goede voorlichting, en dat ze die zullen verbeteren. Nu is er met die
voorlichting inderdaad het nodige mis, veel cliënten bleken op de
voorlichtingsbijeenkomsten niet op de hoogte van de nieuwe regels, de sociale
dienst heeft te weinig voorlichting gegeven. Maar de bijeenkomsten maken
duidelijk, dat er ook andere redenen zijn voor het niet gebruiken van de
bijzondere bijstand. Veel cliënten voelen zich onzeker door de verhalen over
strengere controles, de behandeling van de ambtenaren en de steeds grotere
betekenis van de individuele beoordeling. Zij gaan maar liever niet naar de
sociale dienst als het niet perse nodig is.
Het grote belang van de voorlichtingsbijeenkomsten
is m.i. dan ook tweeërlei: in de eerste plaats natuurlijk voorlichting over hoe
de nieuwe bijstandswet feitelijk in elkaar zit. Voor de meeste cliënten
verandert de hoogte van de uitkering niet. In de tweede plaats om duidelijk te
maken, dat de solidariteit van de maatschappij, dus van mensen die geen
uitkering hebben met uitkeringsgerechtigden groter is dan misschien uit de
verhalen in de kranten en van politici lijkt. Het is nog steeds wel degelijk
mogelijk via belangenorganisaties voor je rechten op te komen. Dat kan op politiek
niveau, door te lobbyen voor je standpunten, maar je kunt er ook op individueel
niveau gebruik van maken: als je je ondanks alle emoties probeert weerbaar op
te stellen en steun zoekt bij anderen, is er wel degelijk het een en ander
mogelijk. Als je niet alleen naar de sociale dienst durft, zijn er in veel
buurten solidaire mensen, die daar spreekuren organiseren, die van alles
willen uitzoeken, en die wel met je mee willen naar de sociale dienst.
Ik heb het in dit stukje vooral over de gevoelens
van de clienten gehad. Maar hoe zit het met de ambtenaren? Ze worden
gekonfronteerd met een steeds grotere werkdruk vanwege de bezuinigingen en de
reorganisaties. Op het spreekuur worden ze gekonfronteerd met boze en/of
wanhopige uitkeringsgerechtigden, waarvoor ze dikwijls niets kunnen doen. Uit
de organisatie van de voorlichtingsbijeenkomsten blijkt, dat men op de
rayonkantoren duidelijk niet gewend is, op wat grotere bijeenkomsten in
buurten voorlichting te geven. Op een van de bijeenkomsten draaide de
ambtenaar een verhaal af dat een copie kon zijn van de verhalen, die
bestuurders bijna iedere dag op de televisie en in de kranten vertellen. De
Melkertbanen zijn een godsgeschenk, alles wordt strenger, etc. Op een ander
rayonkantoor wilde eerst niemand komen, men vond het een taak van het
hoofdkantoor. Na veel heen en weer gebel lukte het toch, de toezegging te
krijgen dat er iemand zou komen. De persoon in kwestie belde echter de dag van
te voren af. Er kwam niemand van de sociale dienst. Op de bijeenkomst in Osdorp
liep het beter, omdat de aanwezige ambtenaar meer begrip toonde voor de positie
van de clienten.
Piet van der Lende.
Ik ben op drie bijeenkomsten geweest; in Osdorp,
Oost en de staatsliedenbuurt. Wat kwam op die bijeenkomsten naar voren?
1. Een man, die als kleine zelfstandige wou
beginnen, maar die nergens steun kreeg. De afdeling zelfstandigen van de
sociale dienst doet pas wat, als je een kant en klaar plan inlevert, en de stew
helpt bij het opstellen van het plan. Wat was dan het probleem? De man wou
overleggen met de afdeling zelfstandigen, om te weten, waar hij op moest
letten.
2. Een oudere vrouw, die in aanmerking kwam voor
bijzondere bijstand voor een bril, maar die dit niet wilde aanvragen. Ze kon
het niet opbrengen naar de sociale dienst te gaan.
3. Een vrouw, ide over de buitenlanders begon.
4. Een man, die een korting had gekregen wegens
onvoldoende solliciteren.
5. Veel onduidelijkheid over de nieuwe
bijstandswet. De mensen weten niet, waar ze aan toe zijn. De voorlichting van
de sociale dienst in deze is onvoldoende, of bereikt de mensen niet.
6. Ambtenaren reageren heel verschillend op de
voorlichtingsbijeenkomsten. De ambtenaren van Oost draaiden het bekende werk
werk werk verhaal af; de Melkertbanen is een godsgeschenk, de mensen moeten
zoveel mogelijk gestimuleerd worden betaald werk te aanvaarden, dat is het
hoofddoel. Alles staat in dit teken. De bijstand is bedoeld als een tijdelijke
voorziening. De ambtenaar in Osdorp was was soepeler. De ambtenaar van het
rayonkantoor in de Staatsliedenbhuurt kwam niet opdagen, hoewel toegezegd was
dat er iemand zou komen.
7. De mensen zoeken naar mogelijkheden, om zelf
initiatieven te nemen, maar stuiten op de bureaucratische regels, en op
onwillige ambtenaren, die bureaucratische plannen bedenken. Men wil konkreet
iets doen op buurtniveau. Met name de aanwezige vertegenwoordigers en kaderleden zeiden: wat kunnen wij op buurtniveau nou doen, om de
inkomenspositie van de mensen te verbeteren. In dit verband waren er veel
vragen over de nieuwe premieregelingen, over bijzondere bijstand en over de
onkosten vergoeding voor vrijwilligers. Bood dit misschien perpsectieven?.
8. Dan volgt het verhaal over de redenering van de
politici, die alles in het kader van de werk-werk werk ideologie plaatsen.
Controles worden steeds strebger, alleen de mensen die het echt nodig hebben
komen voor een uitkering in aanmerking, de armen worden geschift. Er staan
berichten in de krant over frauderende bijstandsgerechtigden, over uitbreiding
van het aantal sociale rechercheurs, over dat de regering en de andere politici
er alles aan doen om de mensen aan het werk te helpen, maar dat de werklozen
niet willen, en dat daarom strenge sancties nodig zijn om die werklozen over
een drempel te helpen. Sommige mensen worden gepusht aan trajectbegeleiding mee
te doen, de papierwinkel wordt niet minder, ondanks dat men zegt dat de nieuwe
bijstandswet eenvoudiger is. Je bent afhankelijk van de goedwillendheid van de
ambtenaar, of je wat krijgt of niet, bijstand wordt een gunst in plaats van een
recht. Veel mensen maken geen gebruik van de bijzondere bijstand, er blijft in
die pot veel geld over. De redenering van de bestuurders is dan altijd, dat het
schort aan de voorlichting. De cliënten weten niet, dat ze er een beroep op
kunnen doen. Afgezien van het feit, dat de regels voor bijzondere bijstand
bijzonder streng zijn, is het ook zo, dat veel mensen maar liever zo weinig
mogelijk met de sociale dienst te maken hebben. De mensen zijn bang en kwaad.
woensdag 31 mei 1995
Arbeidsmarktbeleid, vakbonden en allochtonen.
Krant voor Aktieve baanlozen in Amsterdam- augustus 1995.
Op woensdagavond 31 mei organiseerde het HTIB (een turkse
migrantenorganisatie) een discussiebijeenkomst in de Rode
Hoed. Het thema van de bijeenkomst was 'migratie, werk en
toekomst'. De vraag die op de bijeenkomst aan de orde gesteld
kwam was: In hoeverre bestaat er voor allochtonen kans op
betaald werk?. In Amsterdam is sprake van een etnisering van
de werkloosheid. De werkloosheid van migranten is vele malen
hoger dan bij nederlanders. Er werd vooral gediscussieerd over
het overheidsbeleid en de positie van de vakbonden. In het
forum vertegenwoordigers van oa NCB en FNV, onder voorzitter-
schap van N. Demirbas van het HTIB.
Mevrouw Gardeslen van het FNV betoogde, dat het beleid te
eenzijdig gericht is op de onderkant van de arbeidsmarkt. De
regering probeert goedkope lage lonenbanen te scheppen, door
banenpools, Melkertbanen en verlaging van de loonkosten voor
werkgevers. Het effect van deze maatregelen is, dat je een
onderklasse cre‰ert, die langs de kleurlijn loopt. Want het
zijn vooral allochtonen, die in dergelijke baantjes terechtko-
men. Bovendien hebben praktische ervaringen zowel als theore-
tische onderzoekingen aangetoond, dat de effecten op de werk-
gelegenheid miniem zijn.
Bij het arbeidsmarktbeleid zou men zich moeten richten op het
middenniveau. Door daar banen te creeren, komt er ook meer
ruimte voor ongeschoolden, omdat ze dan niet met hoger ge-
schoolden hoeven te concurreren om de banen voor ongeschool-
den. Verder is herverdeling van arbeid noodzakelijk. En ten-
slotte zouden de vakbonden moeten proberen, meer invloed uit
te oefenen op de functie en selectie-eisen van de werkgevers.
De nieuwe wet op de registratie van alochtonen biedt volgens
de FNV-vertegenwoordigster kansen voor de vakbonden, om die
invloed op het wervings- en selectiebeleid te krijgen.
De volgende spreker was R.S. Gowrichan, beleidsmedewerker van
de gemeente Rotterdam. Het huidige overheidsbeleid voor
verlaging van loonkosten aan de onderkant werkt niet, want de
verhouding tussen de waarde van het ingezette kapitaal en de
waarde van de loonkosten is veranderd. Dit betekent zelfs dat
sommige werkgevers iemand niet in dienst nemen, als ie gratis
is. Dit omdat je machines en gebouwen moet hebben om die
werknemer te kunnen laten werken, en dat kost veel geld.
experimenten
Mevrouw M. Utku, medewerkster van het NCB bracht naar voren,
dat het NCB schoon genoeg heeft van telkens weer nieuwe expe-
rimenten, waarbij de oude worden afgeschaft, ook als ze goed
draaien. En waarbij iets nieuws wordt opgezet, zonder het
voorgaande grondig te evalueren. De verschillende experimenten
werken niet. Als voorbeeld noemde ze werkervaringsprojekten in
de gezondheidszorg. In de gezondheidszorg werd een project
opgezet, waarbij gedurende twee jaar een opleiding gericht was
deels op de werkplek, deels op een zogenaamd voorschakeltra-
jekt met scholing. Na twee jaar zou dan de desbetreffende
persoon moeten doorstromen bij dezelfde werkgever. En wat
bleek, terwijl de werkgever invloed heeft op de opleiding en
op de functie-eisen die aan de kandidaat gesteld worden,
bleken de meesten na twee jaar nog niet te voldoen aan de
funktie-eisen van de werkgever. Het experiment is daardoor
mislukt.
Een ander voorbeeld van het zwalkend en onsamenhangend beleid
is het Bureau Topaaz, ook in de gezondheidszorg, die 3000
allochtonen aan werk moest helpen. Tegelijkertijd werden
echter 300 Poolse verpleegkundigen geworven, om het werk in de
gezondheidszorg te doen. Goedkoper voor de werkgevers?. En nu
komt het ministerie weer met een ander plan.
Gorincham betoogde, dat een verlenging van bedrijfstijden op
zich goed is. De werkgevers moeten dan meer ploegen in dienst-
nemen, die in principe misschien wel evenveel produceren als
twee ploegen. Je zou de huishoudens meer gelegenheid moeten
geven tot flexibiliseren. Laat hen de werk en rusttijden
kiezen en laat hen schuiven met de mogelijkheden. Er wordt
bijvoorbeeld bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een
experiment gehouden, met flexibilisering van werktijden, dat
goed werkt. Daar werd tegenin gebracht, dat als iedereen be-
taald werk had, de welvaart zou afnemen, om dat er dan veel
hogere milieu- en energiekosten komen. Economen hebben dit
onderzocht. En toen kwam in de discussie een meer essentiele
vraag aan de orde, waar verder weinig op werd ingegaan. Voor
veel werklozen zal er nooit meer betaald werk zijn. Moeten we
wel krampachtig vasthouden aan het zoeken naar betaald werk?.
Arbeidstijdverkorting is ook geen oplossing; het leidt alleen
maar tot verhoging van de produktiviteit per werknemer. Vooral
de werkgevers hebben hier in het verleden baat bij gehad.
De vakbonden
Wat de positie van de vakbonden betreft: de vakbonden hebben
bij de cao-onderhandelingen ingezet op herverdeling van werk,
met de bedoeling, nieuw werk te cre‰ren. In sommige sectoren
is zelfs een vierdaagse werkweek afgesproken. Dus nieuwe banen
afgesplitst van de al bestaande. Dit beleid is mislukt. Het
heeft wel gewerkt om werk te behouden, bijvoorbeeld wanneer de
werkgever wilde reorganiseren en daarover onderhandelde met de
vakbonden. Maar het is niet gelukt, het aantal banen uit te
breiden op die manier.
De vakbonden hebben nauwelijks greep op de ontwikkeling van de
werkgelegenheid. Zij richten zich op de sectoren en de be-
drijfstakken, om daar afspraken te maken met de werkgevers en
niet op de individuele bedrijven. Juist op dat niveau wreekt
zich, dat mensen in marginale sectoren, vooral allochtonen,
niet georganiseerd zijn en de vakbonden besteden weinig aan-
dacht aan hen. Eigenlijk zou je kunnen zeggen, dat de bonden
zich vooral richten op mensen met een sterke positie. Wat
betreft de banenplannen van Melkert is er bij het voorjaars-
overleg wel een intentieverklaring gemaakt, dat al de tijde-
lijke banen omgezet worden in vaste contracten, maar meer dan
een intentieverklaring is het niet.
kritiek
Op de bijeenkomst werd veel kritiek geleverd op de vakbonden;
zelfs de vertegenwoordigster van de FNV deed dat. De situatie
is zo, dat de werkgevers geen concrete afspraken willen maken
over herverdeling van arbeid en positieve discriminatie, en
dat de leden geen aandacht willen besteden aan de positie van
de allochtonen. Er zijn wel uitzonderingen, bijvoorbeeld bij
Bruna, maar over het algemeen is het daarmee slecht gesteld.
De FNV bestuurders richten zich op de witte middenklasse die
al een goede positie heeft.
Drie jaar geleden is er een onderzoek geweest naar de houding
van bestuurders bij de Industrie-
bond FNV over allochtonen. Dit was een vernietigend rapport,
waaruit bleek, dat het met die houding slecht gesteld was. Ook
het personeel van de arbeidsbureaus probeert vooral haar eigen
positie veilig te stellen. Daarom wordt er niet bezuinigd op
personeel en wel op de arbeidsmarktprojekten. De FNV verte-
genwoordigster deed, alsof de bezuinigingen op de vakbonden
afkwamen. Maar vanuit de zaal werd gezegd, dat de FNV mede-
verantwoordelijk is. De FNV zit immers in de Regionale Bestu-
ren Arbeidsvoorziening, die de bezuinigingen moet uitvoeren.
Geconcludeerd werd, dat in het verleden de allochtonen en hun
organisaties de vakbonden teveel als bondgenoot hebben gezien,
weinig kritiek hebben geleverd. Ze zijn ook "tegenstander' dwz
je moet druk uitoefenen om te zorgen, dat ze ook aandacht
besteden aan achtergestelde groepen.
Piet van der Lende
maandag 14 november 1994
Ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening en investeringsbeleid van de gemeente Amsterdam.
De zeventiger jaren waren op het gebied van de ruimtelijke
ordening in Amsterdam de jaren van Lammers en De Cloe. Zij vonden
dat de gewone amsterdammers de stad uitmoesten om in plaatsen als
Almere en Lelystad te genieten van ruimte en groen. Zaken die tot
dan toe als een voorrecht van welgestelden werden gezien. Op deze
manier zou er in de hoofdstad plaats vrijkomen voor de rijke
mensen, waarmee voorkomen werd dat amsterdam een stad van relatief arme mensen werd, omgeven door groene voorsteden van welgestelden. Amsterdam zou in deze visie ruim van opzet worden. De
Dapperbuurt zou bijvoorbeeld worden afgebroken om plaats te maken
voor ruimer opgezette wijken. Zie Michiel Mastenbroek. Segregatie in Amsterdam, paper
uitgereikt tijdens een debat in de Balie over segregatie in
Amsterdam op 11 november 1993.
1978 is het omslagpunt. Het begrip "compacte stad" (een dichtbebouwde stad, de Dapperbuurt hoeft dus niet afgebroken worden) wordt naar voren gebracht door wethouder van der Vlis. Deze wethouder heeft blijkens het onderzoek "Het stempel van de besluitvorming. Macht, invloed en besluitvorming op twee Amsterdamse beleidsterreinen" door Jaco Berveling een grote invloed uitgeoefend op het beleid in Amsterdam gedurende de tachtiger jaren. Het uitgangspunt van de compacte stad werd aangevuld met Schaeffers "bouwen voor de buurt". De oorspronkelijke bewoners hoefden niet meer te verdwijnen naar de voorsteden, integendeel, er wordt met hun woonwensen rekening gehouden en na de bouw of renovatie keren de bewoners terug naar hun duurdere, dat wel, woning. Het idee van menging van inkomensgroepen wordt daarbij bevorderd. Het idee compacte stad doet tot op de dag van vandaag opgeld. Functiemenging voor de binnenstad, dat houdt in wonen, werken en vermaak gehandhaafd in het centrum van de stad. Dit is een belangrijke richtsnoer.
Het hele idee van een multifunctioneel centrum speelde ook een rol bij de diskussies over de IJ-oevers; tegenover de zich min of meer spontaan ontwikkelende kantoorkolossen aan de Zuid As moest in het centrum een plan worden bedacht, dat het centrum nieuwe ekonomische impulsen zou geven, om het evenwicht op verschillende lokaties tussen wonen, werken en vermaak te handhaven. Ook het thema van de verdichtingsbouw speelde daarbij; hoe hoog mochten de kantoren aan de IJ oevers worden en hoeveel groen komt tussen de huizen? De IJ-oevers zijn echter behalve een handhaven van het concept van de compakte stad ook een uiting van een nieuwe belangrijke beleidswijziging. Scheaffers slogan "bouwen voor de buurt" wordt afgeschaft. In de loop van de jaren tachtig gaat de aandacht meer uit naar "stedelijke vernieuwing" en niet meer naar stadsvernieuwing. De aandacht van de sociaal-demokraten wordt verlegd van van het bouwen van goede en goedkope woningen in de buurten naar een herorientering op het stedelijk vernieuwingsproces. "Bouwen voor de buurt" wordt "bouwen voor de markt". Daarbij worden nieuwe financieringsgrondslagen ontwikkeld, de publiek-private samenwerking. Er moeten financieringsmaatschappaijen worden opgezet, waarin overheid en bedrijfsleven deelnemen. Door die samenwerking kan een geldstroom in de richting van concrete projekten op gang worden gebracht. De financieringsmaatschappij moet zich bezig houden met het aantrekken en uitzetten van gelden voor ontwikkelingsmaatschappijen die concrete projekten ter hand nemen. Bij de IJ-oevers is deze construktie beproefd maar roemloos ten onder gegaan. Allerlei grote projekten staan echter nog steeds op stapel. Allerlei varianten voor de toekomstige inrichting van Amsterdam zijn al in een vergevorderd stadium van besluitvorming. Het gaat daarbij om projekten als een autoluwe binnenstad, Nieuw Oost, de Noord-Zuidlijn van de metro en de Westpoort.
Deze grote herstruktureringen van de "compacte stad" zullen een grote invloed hebben op het stedelijk sociaal leven. Daarbij denken niet alle groepen in de stad hetzelfde en leggen zij verschillende prioriteiten. Op de door de gemeente (Eise kalk) en het Instituut voor Publiek en politiek georganiseerde stadsconferentie op 29 januari 1994 in de Beurs van Berlage discussieerden Vera Dalm van het Milieucentrum (een samenwerkingsverband van milieuorganisaties) en Jacqueline Kuhn van het Amsterdams Steunpunt Wonen met elkaar. Zij waren het niet eens over het tema van de compacte stad en de verdichtingsbouw. Door de alarmerende woningnood wint de gedachte om groene ruimtes op te offeren voor woningbouw terrein, met name in de westelijke tuinsteden wordt er steeds meer voor verdichtingsbouw gekozen. Door deze ontwikkelingen komen milieu (groenvoorzieningen ) en woningbouw (voor met name kansarmen) op gespannen voet met elkaar te staan. De discussianten waren het met elkaar eens dat anders bouwen (niet langer de eengezinswoning met tuin als standaardmodel) de beste oplossing is. Verdichtingsbouw heeft op dit moment niet de voorkeur van de ASW ("Maar als ons het mes op de keel wordt gezet kiezen we uiteindelijk wel voor verdichtingsbouw, het MCA vergeet wel eens dat leefbaarheid niet alleen slaat op de openbare ruimte maar ook op de woningen".)
De stadvizier, een verslag van de stadsconferentie 29 januari 1994 in de Beurs van Berlage, blz 14.
Het concept van de publiek-private samenwerking om in een tijd van toenemende overheidsbezuinigingen op sociale voorzieningen toch voldoende geld voor bepaalde projekten los te krijgen vinden we ook op andere beleidsterreinen, zoals de sociale vernieuwing. Op buurtniveau moeten stadsdeelraden, bewonersgroepen, leefbaarheidsgroepen, en projektontwikkelaars in innige samenwerking de verloedering in de buurt tegengaan en werkgelegenheid in de buurt scheppen. Bij de sociale vernieuwing speelt het "upgraden' van de buurt een grote rol. Niet alleen sociale huurwoningen in de buurt, maar ook koopwoningen, te bouwen door partikuliere maatschappijen, zodat een menging van verschillende bevolkingsgroepen en inkomensgroepen ontstaat. Je zou kunnen zeggen, dat op Amsterdams niveau de pogingen tot publiek-private samenwerking gepaard gaande aan decentralisatie en deregulering, pogingen zijn van sociaal-demokraten op lokaal niveau, investeringen in de stad op peil te houden en daarbij een verbinding te leggen met het tegengaan van verloedering in de stad en de steun aan de armere bevolkingsgroepen. De sociale vernieuwing is, evenals de publiek-private samenwerking bij de IJ-oevers, een roemloze dood gestorven, en heeft vooral gefungeerd als propaganda middel van het kabinet Lubbers/Kok.
Verder blijkt dat het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening is verbonden met het vraagstuk van segregatie en gettovorming en hoe de overheid daartegenaan kijkt. Dit bleek hierboven ook al bij de ideen van Lammers en De Cloe. Hier volgt een opsomming van de notaas waarin bovengenoemde beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd. De eerste nota waarin de ruimtelijke ordening in en om Amsterdam systematisch wordt behandeld is de nota over de uitbreidingsplannen van 1935. Na de oorlog is er een Struktuurplan voor Amsterdam uit 1974. Dit wordt gevolgd door het Struktuurplan uit 1981. Dan is er het Struktuurplan uit 1985 (1986) en het Struktuurplan 1991. Dan is er nog het Ontwerp Struktuurplan 1994 Ten slotte is er het Regio-Struktuurplan van de ROA voor 1994. (Voorontwerp Regionaal Struktuurplan 1995-2005) Deze struktuurplannen gaan gepaard met onderhandelingen met het rijk over investeringen. Deze onderhandelingen werden gevoerd ook op basis van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening en de Vierde Nota Extra (VINEX), waarbij de ROA de verplichting op zich nam om in de periode 1995-2005 tussen de 100.000 en 120.000 woningen te bouwen. Inbreng van de gemeente Amsterdam bij de onderhandelingen van de in 1994 tot stand gekomen VINEX-akkoorden was de nota "Amsterdam op weg naar 2005". Amsterdam is in de vierde nota Ruimtelijke ontwikkeling aangwezen als toplokatie; het stedelijk knooppunt Amsterdam moet worden klaargemaakt voor de concurrentieslag met andere europese steden. Wil de randstad "Gateway" tot Europa blijven, dan zal een toplokatie als de IJ-oevers moeten worden benut. Gebeurt dit niet, zo is de redenering, dan zal de Randstad worden overvleugeld door andere regio's zoals rond Londen, Parijs en Dusseldorf.
De IJ-oevers moeten een groot-stedelijk vestigingsmilieu worden dat zich kan meten met La Defence in Parijs. Berveling blz 93. Hiermee zijn we dus op een ander argument gekomen voor de ontwikkeling van de IJ-oevers; het eerste staat hierboven al genoemd, en was, dat in de compakte stad een evenwicht moet worden gevonden ten opzichte van de Zuid-as. De plannen over de ontwikkeling van de IJ-oevers zijn gepaard gegaan met een stroom van nota's alle genoemd in het boek van Berveling. Ook het milieu krijgt aandacht in de plannen van de gemeente Amsterdam. Met name in het Ontwerp Beleidsnota Ruimtelijke Ordening en Milieu (BROM). Men ontwikkelt daarbij modellen, waarbij een relatie gelegd kan worden tussen de lokatie van bepaalde functies en het milieueffekt ervan. Op die manier wil men komen tot optimale keuzen die zowel voor het milieu als voor de ekonomie het meeste rendement opleveren.
Je kunt je echter afvragen, of al die bovengenoemde notaas wel een reeel beeld geven van wat de overheid in feite doet. Is die planning die door de sociaal-demokraten in de stad wordt nagestreefd, er eigenlijk wel? Op een conferentie over het Zeeburgereiland het afgelopen voorjaar kwam het volgende naar voren. Je kunt de stad beschouwen als een struktuur, waarbij er goederen en personen voortdurend de stad binnengaan, vooral forensen en eindprodukten, en andere goederen en personen de stad uitgaan. Weer forensen en bijvoorbeeld afval. Bij het reguleren van deze stroom van goederen en personen moet met verschillende specten rekening worden gehouden: milieu, be reikbaarheid, afstand wonen werken, leefbaarheid, etc. Er zou eigenlijk voor zo'n stedelijke regio een totaal-plan moeten worden ontwikkeld, op grond waarvan vragen worden beantwoord als: welke industrie of dienstverlening willen we in de stad hebben? Wat kan verderweg? Hoe is de verhouding tussen wonen en werken in de stad en hoe kan dit worden geintegreerd? Welke delen van de stad maken we autoluw of zelfs autovrij, etc. Ten behoeve van welke groepen creeeren we werkgelegenheid in de stad, en hoe wordt die werkgelegenheid in de vorm van bedrij ven opgezet?. En ook: hoe kan er een evenwicht ontstaan tussen woon- en werkfuncties? Nu blijkt het zo te zijn, dat in Am- sterdam een dergelijke totaal-visie geheel ontbreekt. Er is een ambtelijke molen, die doordraait, en waarin deelbeslissingen worden genomen, die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Als voorbeeld werd oa genoemd, dat er bij het Zeeburgereiland nu al een tunnel wordt gebouwd voor een sneltram die daar zou moeten komen voor de bewoners, terwijl de bestemming van het eiland officieel nog moet worden vsstgesteld!. Een van de sprekers gaf aan, dat in Amsterdam in feite visies op deelter- reinen worden ontwikkeld door gespecialiseerde afdelingen van ambtenaren, die geen rekening houden met het totaal. Integratie van die verschillende beleidsterreinen in een visie vindt niet plaats. Professor Lambooy zei het zo: de ontwikkelingen in Amsterdam zijn zodanig dat deze stad in feite niet een structuurplan heeft voor de ekonomie. De ekonomie is onderdeel van de ruimtelijke plannen. Er is geen ruimtelijk ekonomisch plan waarin, uitgaande van ekonomische functies, en de logistieke analyses, een behoeftenlijstje is opgezet.
Vaak wordt ad-hoc per gebied gewerkt of het wordt helemaal afhankelijk gemaakt van woningbouw. Deze eenzijdige gerichtheid van het Amsterdamse beleid op woningbouw versterkt ook effecten in het kader van het marktmechanisme: de woonfunctie in de binnenstad overvleugeld de werkfunctie, en verdringt deze, omdat door de grote vraag naar woningen er voor een vierkante meter wonen inmiddels op sommige plaatsen meer betaald wordt dan voor een vierkante meter kantoor. Daarom worden bedrijven door partikuliere woningen verdrongen. Bedrijven willen echter graag in de binnenstad zitten: aan de rand van Amsterdam, waar veel bedrijven naartoe verhuizen, is kantoorruimte over, in de binnenstad is een groot tekort aan kantoorruimte. Door het Amsterdamse beleid en de werking van het marktmechanisme worden werken en wonen nog steeds sterk gescheiden, hetgeen weer gevolgen heeft voor de vervoersstromen. De lobby van het bedrijfsleven speelt handig op deze situatie in. Bedrijven of groepen van bedrijven proberen met verschillende argumenten erdoor te drukken, dat met hun specifieke bedrijfsbelangen rekening wordt gehouden. Zo zeggen de bedrijven die nu op het Zeeburgereiland zitten en die daar willen blijven: "Nieuw Oost komt er toch, evenals allerlei snelwegen, trams en spoorverbinden en de ontwikkeling van de IJ-oevers, dan is het zeeburgereiland in dit geheel een steeds belangrijker knooppunt, waar bedrijven gevestigd moeten zijn, dichtbij de stad, die afval verwerken, bouwmaterialen aanvoeren en rioolwater zuiveren". Terwijl over al die projekten nog moet worden beslist!. Zo spelen de bedrijven dus handig in op de nauwelijks te beinvloeden ambtelijke doorloop. Maar ook chan-tage wordt niet geschuwd: "als wij moeten verhuizen, dan gaan we ver weg, en dan kost dat 60 miljoen, en dat konden we wel eens gaan verhalen op de gemeente Amsterdam, we eisen in ieder geval schadevergoeding, en als we mogen blijven zitten, inves- teren we veel in nieuwe ontwikkelingen ter plaatse. Zo ontstaat er in mijn ogen een congsi van lobbyende bedrijven, amtenaren en politici, die beslissingen nemen op deelterreinen, waarbij niemand een totaal-overzicht heeft. De conclusie kan luiden, dat de ekonomische ontwikkeling van de regio amsterdam ondergeschikt gemaakt is aan de ruimtelijke ontwikkeling, waarbij een soort ad-hoc beleid wordt gevoerd: we kijken waar bedrijven zich vestigen, en gaan dan nadenken over wat we daarmee doen, of er wordt op grond van niet-ekono mische overwegingen ergens een bedrijfsterrein gepland. (een voorbeeld daarvan is volgens mij ook de IJ-markt).
Vanuit ekonomisch oogpunt gezien zijn de miljardeninvesteringen die amsterdam aan het plannen is slecht onderbouwd en de werkgelegenheid lijkt al helemaal een ondergeschikte rol te spelen, ondanks fraaie woorden in beleidsnota's waar men het tegendeel poogt aan te tonen. Het gemeentebeleid is een rommelig zooitje en met name de Amsterdammers, die op een minimum leven, zijn hiervan de dupe. De verschillende miljardeninvesteringen hebben zo hun gevolgen voor met name mensen met een minimuminkomen. Tegenover de vele investeringen staan forse bezuinigingen op de gemeentebegroting om alles te financieren. Er heerst een grote strukturele werkloosheid, die met al die investeringen niet lijkt te worden opgelost. Daarom wil de gemeente via het plan Scheaffer werkgelegenheid scheppen; daar is echter dan vervolgens weer geen geld voor. De bezuinigingen en de investeringsinspanningen leiden tot hogere lasten voor de burgers, die indirect zijn, dwz iedereen moet bepaalde belastingen betalen ongeacht de hoogte van het inkomen. Voor de sociale woningbouw (stadsverniewuing ) is geen geld meer.
Ik had daar nu nog geen tijd voor, maar het lijkt me, dat we ons moeten afvragen, of er in Amsterdam sprake is van gettovorming, segregatie, tweedeling, onderklasse, sociaal isolement van bepaalde groepen en of dit steeds sterker wordt en wat de effecten zijn van het overheidsbeleid in dit opzicht. Daarvoor is het allerleerst noodzakelijk, de verschillende begrippen goed te definieren. Op Amsterdams niveau zijn mij wat dit betreft geen uitgebreide onderzoeken bekend.
Piet van der Lende
1978 is het omslagpunt. Het begrip "compacte stad" (een dichtbebouwde stad, de Dapperbuurt hoeft dus niet afgebroken worden) wordt naar voren gebracht door wethouder van der Vlis. Deze wethouder heeft blijkens het onderzoek "Het stempel van de besluitvorming. Macht, invloed en besluitvorming op twee Amsterdamse beleidsterreinen" door Jaco Berveling een grote invloed uitgeoefend op het beleid in Amsterdam gedurende de tachtiger jaren. Het uitgangspunt van de compacte stad werd aangevuld met Schaeffers "bouwen voor de buurt". De oorspronkelijke bewoners hoefden niet meer te verdwijnen naar de voorsteden, integendeel, er wordt met hun woonwensen rekening gehouden en na de bouw of renovatie keren de bewoners terug naar hun duurdere, dat wel, woning. Het idee van menging van inkomensgroepen wordt daarbij bevorderd. Het idee compacte stad doet tot op de dag van vandaag opgeld. Functiemenging voor de binnenstad, dat houdt in wonen, werken en vermaak gehandhaafd in het centrum van de stad. Dit is een belangrijke richtsnoer.
Het hele idee van een multifunctioneel centrum speelde ook een rol bij de diskussies over de IJ-oevers; tegenover de zich min of meer spontaan ontwikkelende kantoorkolossen aan de Zuid As moest in het centrum een plan worden bedacht, dat het centrum nieuwe ekonomische impulsen zou geven, om het evenwicht op verschillende lokaties tussen wonen, werken en vermaak te handhaven. Ook het thema van de verdichtingsbouw speelde daarbij; hoe hoog mochten de kantoren aan de IJ oevers worden en hoeveel groen komt tussen de huizen? De IJ-oevers zijn echter behalve een handhaven van het concept van de compakte stad ook een uiting van een nieuwe belangrijke beleidswijziging. Scheaffers slogan "bouwen voor de buurt" wordt afgeschaft. In de loop van de jaren tachtig gaat de aandacht meer uit naar "stedelijke vernieuwing" en niet meer naar stadsvernieuwing. De aandacht van de sociaal-demokraten wordt verlegd van van het bouwen van goede en goedkope woningen in de buurten naar een herorientering op het stedelijk vernieuwingsproces. "Bouwen voor de buurt" wordt "bouwen voor de markt". Daarbij worden nieuwe financieringsgrondslagen ontwikkeld, de publiek-private samenwerking. Er moeten financieringsmaatschappaijen worden opgezet, waarin overheid en bedrijfsleven deelnemen. Door die samenwerking kan een geldstroom in de richting van concrete projekten op gang worden gebracht. De financieringsmaatschappij moet zich bezig houden met het aantrekken en uitzetten van gelden voor ontwikkelingsmaatschappijen die concrete projekten ter hand nemen. Bij de IJ-oevers is deze construktie beproefd maar roemloos ten onder gegaan. Allerlei grote projekten staan echter nog steeds op stapel. Allerlei varianten voor de toekomstige inrichting van Amsterdam zijn al in een vergevorderd stadium van besluitvorming. Het gaat daarbij om projekten als een autoluwe binnenstad, Nieuw Oost, de Noord-Zuidlijn van de metro en de Westpoort.
Deze grote herstruktureringen van de "compacte stad" zullen een grote invloed hebben op het stedelijk sociaal leven. Daarbij denken niet alle groepen in de stad hetzelfde en leggen zij verschillende prioriteiten. Op de door de gemeente (Eise kalk) en het Instituut voor Publiek en politiek georganiseerde stadsconferentie op 29 januari 1994 in de Beurs van Berlage discussieerden Vera Dalm van het Milieucentrum (een samenwerkingsverband van milieuorganisaties) en Jacqueline Kuhn van het Amsterdams Steunpunt Wonen met elkaar. Zij waren het niet eens over het tema van de compacte stad en de verdichtingsbouw. Door de alarmerende woningnood wint de gedachte om groene ruimtes op te offeren voor woningbouw terrein, met name in de westelijke tuinsteden wordt er steeds meer voor verdichtingsbouw gekozen. Door deze ontwikkelingen komen milieu (groenvoorzieningen ) en woningbouw (voor met name kansarmen) op gespannen voet met elkaar te staan. De discussianten waren het met elkaar eens dat anders bouwen (niet langer de eengezinswoning met tuin als standaardmodel) de beste oplossing is. Verdichtingsbouw heeft op dit moment niet de voorkeur van de ASW ("Maar als ons het mes op de keel wordt gezet kiezen we uiteindelijk wel voor verdichtingsbouw, het MCA vergeet wel eens dat leefbaarheid niet alleen slaat op de openbare ruimte maar ook op de woningen".)
De stadvizier, een verslag van de stadsconferentie 29 januari 1994 in de Beurs van Berlage, blz 14.
Het concept van de publiek-private samenwerking om in een tijd van toenemende overheidsbezuinigingen op sociale voorzieningen toch voldoende geld voor bepaalde projekten los te krijgen vinden we ook op andere beleidsterreinen, zoals de sociale vernieuwing. Op buurtniveau moeten stadsdeelraden, bewonersgroepen, leefbaarheidsgroepen, en projektontwikkelaars in innige samenwerking de verloedering in de buurt tegengaan en werkgelegenheid in de buurt scheppen. Bij de sociale vernieuwing speelt het "upgraden' van de buurt een grote rol. Niet alleen sociale huurwoningen in de buurt, maar ook koopwoningen, te bouwen door partikuliere maatschappijen, zodat een menging van verschillende bevolkingsgroepen en inkomensgroepen ontstaat. Je zou kunnen zeggen, dat op Amsterdams niveau de pogingen tot publiek-private samenwerking gepaard gaande aan decentralisatie en deregulering, pogingen zijn van sociaal-demokraten op lokaal niveau, investeringen in de stad op peil te houden en daarbij een verbinding te leggen met het tegengaan van verloedering in de stad en de steun aan de armere bevolkingsgroepen. De sociale vernieuwing is, evenals de publiek-private samenwerking bij de IJ-oevers, een roemloze dood gestorven, en heeft vooral gefungeerd als propaganda middel van het kabinet Lubbers/Kok.
Verder blijkt dat het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening is verbonden met het vraagstuk van segregatie en gettovorming en hoe de overheid daartegenaan kijkt. Dit bleek hierboven ook al bij de ideen van Lammers en De Cloe. Hier volgt een opsomming van de notaas waarin bovengenoemde beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd. De eerste nota waarin de ruimtelijke ordening in en om Amsterdam systematisch wordt behandeld is de nota over de uitbreidingsplannen van 1935. Na de oorlog is er een Struktuurplan voor Amsterdam uit 1974. Dit wordt gevolgd door het Struktuurplan uit 1981. Dan is er het Struktuurplan uit 1985 (1986) en het Struktuurplan 1991. Dan is er nog het Ontwerp Struktuurplan 1994 Ten slotte is er het Regio-Struktuurplan van de ROA voor 1994. (Voorontwerp Regionaal Struktuurplan 1995-2005) Deze struktuurplannen gaan gepaard met onderhandelingen met het rijk over investeringen. Deze onderhandelingen werden gevoerd ook op basis van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening en de Vierde Nota Extra (VINEX), waarbij de ROA de verplichting op zich nam om in de periode 1995-2005 tussen de 100.000 en 120.000 woningen te bouwen. Inbreng van de gemeente Amsterdam bij de onderhandelingen van de in 1994 tot stand gekomen VINEX-akkoorden was de nota "Amsterdam op weg naar 2005". Amsterdam is in de vierde nota Ruimtelijke ontwikkeling aangwezen als toplokatie; het stedelijk knooppunt Amsterdam moet worden klaargemaakt voor de concurrentieslag met andere europese steden. Wil de randstad "Gateway" tot Europa blijven, dan zal een toplokatie als de IJ-oevers moeten worden benut. Gebeurt dit niet, zo is de redenering, dan zal de Randstad worden overvleugeld door andere regio's zoals rond Londen, Parijs en Dusseldorf.
De IJ-oevers moeten een groot-stedelijk vestigingsmilieu worden dat zich kan meten met La Defence in Parijs. Berveling blz 93. Hiermee zijn we dus op een ander argument gekomen voor de ontwikkeling van de IJ-oevers; het eerste staat hierboven al genoemd, en was, dat in de compakte stad een evenwicht moet worden gevonden ten opzichte van de Zuid-as. De plannen over de ontwikkeling van de IJ-oevers zijn gepaard gegaan met een stroom van nota's alle genoemd in het boek van Berveling. Ook het milieu krijgt aandacht in de plannen van de gemeente Amsterdam. Met name in het Ontwerp Beleidsnota Ruimtelijke Ordening en Milieu (BROM). Men ontwikkelt daarbij modellen, waarbij een relatie gelegd kan worden tussen de lokatie van bepaalde functies en het milieueffekt ervan. Op die manier wil men komen tot optimale keuzen die zowel voor het milieu als voor de ekonomie het meeste rendement opleveren.
Je kunt je echter afvragen, of al die bovengenoemde notaas wel een reeel beeld geven van wat de overheid in feite doet. Is die planning die door de sociaal-demokraten in de stad wordt nagestreefd, er eigenlijk wel? Op een conferentie over het Zeeburgereiland het afgelopen voorjaar kwam het volgende naar voren. Je kunt de stad beschouwen als een struktuur, waarbij er goederen en personen voortdurend de stad binnengaan, vooral forensen en eindprodukten, en andere goederen en personen de stad uitgaan. Weer forensen en bijvoorbeeld afval. Bij het reguleren van deze stroom van goederen en personen moet met verschillende specten rekening worden gehouden: milieu, be reikbaarheid, afstand wonen werken, leefbaarheid, etc. Er zou eigenlijk voor zo'n stedelijke regio een totaal-plan moeten worden ontwikkeld, op grond waarvan vragen worden beantwoord als: welke industrie of dienstverlening willen we in de stad hebben? Wat kan verderweg? Hoe is de verhouding tussen wonen en werken in de stad en hoe kan dit worden geintegreerd? Welke delen van de stad maken we autoluw of zelfs autovrij, etc. Ten behoeve van welke groepen creeeren we werkgelegenheid in de stad, en hoe wordt die werkgelegenheid in de vorm van bedrij ven opgezet?. En ook: hoe kan er een evenwicht ontstaan tussen woon- en werkfuncties? Nu blijkt het zo te zijn, dat in Am- sterdam een dergelijke totaal-visie geheel ontbreekt. Er is een ambtelijke molen, die doordraait, en waarin deelbeslissingen worden genomen, die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Als voorbeeld werd oa genoemd, dat er bij het Zeeburgereiland nu al een tunnel wordt gebouwd voor een sneltram die daar zou moeten komen voor de bewoners, terwijl de bestemming van het eiland officieel nog moet worden vsstgesteld!. Een van de sprekers gaf aan, dat in Amsterdam in feite visies op deelter- reinen worden ontwikkeld door gespecialiseerde afdelingen van ambtenaren, die geen rekening houden met het totaal. Integratie van die verschillende beleidsterreinen in een visie vindt niet plaats. Professor Lambooy zei het zo: de ontwikkelingen in Amsterdam zijn zodanig dat deze stad in feite niet een structuurplan heeft voor de ekonomie. De ekonomie is onderdeel van de ruimtelijke plannen. Er is geen ruimtelijk ekonomisch plan waarin, uitgaande van ekonomische functies, en de logistieke analyses, een behoeftenlijstje is opgezet.
Vaak wordt ad-hoc per gebied gewerkt of het wordt helemaal afhankelijk gemaakt van woningbouw. Deze eenzijdige gerichtheid van het Amsterdamse beleid op woningbouw versterkt ook effecten in het kader van het marktmechanisme: de woonfunctie in de binnenstad overvleugeld de werkfunctie, en verdringt deze, omdat door de grote vraag naar woningen er voor een vierkante meter wonen inmiddels op sommige plaatsen meer betaald wordt dan voor een vierkante meter kantoor. Daarom worden bedrijven door partikuliere woningen verdrongen. Bedrijven willen echter graag in de binnenstad zitten: aan de rand van Amsterdam, waar veel bedrijven naartoe verhuizen, is kantoorruimte over, in de binnenstad is een groot tekort aan kantoorruimte. Door het Amsterdamse beleid en de werking van het marktmechanisme worden werken en wonen nog steeds sterk gescheiden, hetgeen weer gevolgen heeft voor de vervoersstromen. De lobby van het bedrijfsleven speelt handig op deze situatie in. Bedrijven of groepen van bedrijven proberen met verschillende argumenten erdoor te drukken, dat met hun specifieke bedrijfsbelangen rekening wordt gehouden. Zo zeggen de bedrijven die nu op het Zeeburgereiland zitten en die daar willen blijven: "Nieuw Oost komt er toch, evenals allerlei snelwegen, trams en spoorverbinden en de ontwikkeling van de IJ-oevers, dan is het zeeburgereiland in dit geheel een steeds belangrijker knooppunt, waar bedrijven gevestigd moeten zijn, dichtbij de stad, die afval verwerken, bouwmaterialen aanvoeren en rioolwater zuiveren". Terwijl over al die projekten nog moet worden beslist!. Zo spelen de bedrijven dus handig in op de nauwelijks te beinvloeden ambtelijke doorloop. Maar ook chan-tage wordt niet geschuwd: "als wij moeten verhuizen, dan gaan we ver weg, en dan kost dat 60 miljoen, en dat konden we wel eens gaan verhalen op de gemeente Amsterdam, we eisen in ieder geval schadevergoeding, en als we mogen blijven zitten, inves- teren we veel in nieuwe ontwikkelingen ter plaatse. Zo ontstaat er in mijn ogen een congsi van lobbyende bedrijven, amtenaren en politici, die beslissingen nemen op deelterreinen, waarbij niemand een totaal-overzicht heeft. De conclusie kan luiden, dat de ekonomische ontwikkeling van de regio amsterdam ondergeschikt gemaakt is aan de ruimtelijke ontwikkeling, waarbij een soort ad-hoc beleid wordt gevoerd: we kijken waar bedrijven zich vestigen, en gaan dan nadenken over wat we daarmee doen, of er wordt op grond van niet-ekono mische overwegingen ergens een bedrijfsterrein gepland. (een voorbeeld daarvan is volgens mij ook de IJ-markt).
Vanuit ekonomisch oogpunt gezien zijn de miljardeninvesteringen die amsterdam aan het plannen is slecht onderbouwd en de werkgelegenheid lijkt al helemaal een ondergeschikte rol te spelen, ondanks fraaie woorden in beleidsnota's waar men het tegendeel poogt aan te tonen. Het gemeentebeleid is een rommelig zooitje en met name de Amsterdammers, die op een minimum leven, zijn hiervan de dupe. De verschillende miljardeninvesteringen hebben zo hun gevolgen voor met name mensen met een minimuminkomen. Tegenover de vele investeringen staan forse bezuinigingen op de gemeentebegroting om alles te financieren. Er heerst een grote strukturele werkloosheid, die met al die investeringen niet lijkt te worden opgelost. Daarom wil de gemeente via het plan Scheaffer werkgelegenheid scheppen; daar is echter dan vervolgens weer geen geld voor. De bezuinigingen en de investeringsinspanningen leiden tot hogere lasten voor de burgers, die indirect zijn, dwz iedereen moet bepaalde belastingen betalen ongeacht de hoogte van het inkomen. Voor de sociale woningbouw (stadsverniewuing ) is geen geld meer.
Ik had daar nu nog geen tijd voor, maar het lijkt me, dat we ons moeten afvragen, of er in Amsterdam sprake is van gettovorming, segregatie, tweedeling, onderklasse, sociaal isolement van bepaalde groepen en of dit steeds sterker wordt en wat de effecten zijn van het overheidsbeleid in dit opzicht. Daarvoor is het allerleerst noodzakelijk, de verschillende begrippen goed te definieren. Op Amsterdams niveau zijn mij wat dit betreft geen uitgebreide onderzoeken bekend.
Piet van der Lende
zondag 7 augustus 1994
Protestmuur op de Dam
Op Prinsjesdag, dinsdag 20 september, bouwt het Komitee Amsterdam Tegen Verarming om elf uur een protestmuur op de Dam.
Het komitee is een samenwerkingsverband van de vakbonden,
organisaties van uitkeringsgerechtigden en kerkelijke organisaties. Amsterdammers kunnen op Prinsjesdag hun mening over
het nieuwe paarse kabinet op de protestmuur schrijven. Het
gaat ons met name om de wijzigingen in de sociale zekerheid,
vooral m.b.t de bijstandswet, die het kabinet heeft voorgesteld.
De protestmuur is tevens bedoeld als start voor een klachtenaktie over de sociale dienst in Amsterdam die het Komitee
Amsterdam Tegen Verarming dit najaar houdt.
De laatste tijd komen er bij de belangenorganisaties veel klachten binnen over de Sociale Dienst in Amsterdam. Bij een enquete van de dienst zelf vulde 25% van de clienten in, dat de dienst bij hen fouten had gemaakt. En dit zijn dan alleen fouten, die de clienten zelf in de gaten hadden. In werkelijkheid ligt het percentage fouten dus nog hoger. Om de ervaringen met de sociale dienst te verzamelen organiseert het komitee drie schrijfdagen onder het motto: "Schrijf het van je af". Mensen kunnen op de schrijfdagen hun klachten komen vertellen op 10 verschillende plaatsen in de stad. Daarnaast nodigen we mensen uit te komen vertellen wat hun ervaringen zijn met vrijwilligerswerk. Zo kan duidelijk worden dat veel mensen, in tegenstelling tot het beeld dat van mensen zonder betaald werk bestaat, veel doen in allerlei vormen van onbetaald werk.
De ervaringen worden opgetekend in een klachtenboek. Daarbij zal het Komitee een aantal eisen formuleren waaraan de nieuwe bijstandswet en een sociaal gemeentelijk beleid moet voldoen. De schrijfdagen worden gehouden op 18 oktober, 15 november en 13 december.
Overwegingen bij de aktie
In verschillende sociale zekerheidswetten zijn grote veranderingen op komst. Er moet bijvoorbeeld 380 miljoen worden bezuinigd op de bijstand. Bovendien zullen de basisuitkeringen omlaag gaan. Daarnaast komt een systeem van toeslagen, waarvoor men in aanmerking komt als men aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het is de bedoeling, dat de bijstandswet wordt geindividualiseerd, dwz minder door het Rijk opgestelde regels en grotere beleidsvrijheid van de gemeenten om wel of geen toeslagen te geven. De gemeenten hebben hier zelf op aangedrongen. Daarnaast is de kans groot dat er strengere eisen gesteld worden aan het aktief naar werk zoeken, het volgen van een scholing of het uitvoeren van maatschappelijk 'nuttige' taken. Het Komitee Amsterdam Tegen Verarming vraagt zich in de eerste plaats af of de sociale dienst in Amsterdam wel in staat is om al de bovengenoemde veranderingen in de bijstandswet, met name de individuele beoordeling, goed te organiseren. Wat zijn de knelpunten en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de dienstverlening van de sociale dienst in Amsterdam te verbeteren, zodat de sociale dienst en de gemeente de grotere beleidsvrijheid die zij krijgen op een goede manier invullen? Wat het landelijk beleid betreft stellen wij de vraag: in welke vorm moet de beleidsvrijheid van de gemeenten in de nieuwe bijstandswet worden vastgelegd? In de tweede plaats vraagt het Komitee zich af waar het verder onder druk zetten van werklozen toe zal leiden gezien het feit, dat de werkloosheid onveranderlijk hoog blijft en dat er knelpunten zijn in de samenwerking tussen arbeidsbureau en sociale dienst.
Er wordt gesproken over de verplichting, vrijwilligerswerk te verrichten in ruil voor een toeslag tot het sociale minimum. De vraag is natuurlijk: wie bepaalt wat maatschappelijk nuttig is? Is dat vrijwilligerswerk dat nu door veel uitkeringsgerechtigden wordt gedaan of zijn dat wegbezuinigde banen in de groenvoorziening, het welzijnswerk, etc.? Wij willen met onze aktie aantonen dat nu al vrijwilligerswerk door duizenden uitkeringsgerechtigden wordt gedaan. Sommigen gebruiken dit als opstapje naar betaald werk, anderen hebben er hun levensvervulling in gevonden. Gezien de grote werkloosheid is het onjuist dat mensen in de bijstand onder druk gezet worden door de overheid vastgesteld vrijwilligerswerk te doen. Dit vergroot de kans op verdringing van betaald werk en leidt niet tot meer werkgelegenheid op de reguliere arbeidsmarkt.
De laatste tijd komen er bij de belangenorganisaties veel klachten binnen over de Sociale Dienst in Amsterdam. Bij een enquete van de dienst zelf vulde 25% van de clienten in, dat de dienst bij hen fouten had gemaakt. En dit zijn dan alleen fouten, die de clienten zelf in de gaten hadden. In werkelijkheid ligt het percentage fouten dus nog hoger. Om de ervaringen met de sociale dienst te verzamelen organiseert het komitee drie schrijfdagen onder het motto: "Schrijf het van je af". Mensen kunnen op de schrijfdagen hun klachten komen vertellen op 10 verschillende plaatsen in de stad. Daarnaast nodigen we mensen uit te komen vertellen wat hun ervaringen zijn met vrijwilligerswerk. Zo kan duidelijk worden dat veel mensen, in tegenstelling tot het beeld dat van mensen zonder betaald werk bestaat, veel doen in allerlei vormen van onbetaald werk.
De ervaringen worden opgetekend in een klachtenboek. Daarbij zal het Komitee een aantal eisen formuleren waaraan de nieuwe bijstandswet en een sociaal gemeentelijk beleid moet voldoen. De schrijfdagen worden gehouden op 18 oktober, 15 november en 13 december.
Overwegingen bij de aktie
In verschillende sociale zekerheidswetten zijn grote veranderingen op komst. Er moet bijvoorbeeld 380 miljoen worden bezuinigd op de bijstand. Bovendien zullen de basisuitkeringen omlaag gaan. Daarnaast komt een systeem van toeslagen, waarvoor men in aanmerking komt als men aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het is de bedoeling, dat de bijstandswet wordt geindividualiseerd, dwz minder door het Rijk opgestelde regels en grotere beleidsvrijheid van de gemeenten om wel of geen toeslagen te geven. De gemeenten hebben hier zelf op aangedrongen. Daarnaast is de kans groot dat er strengere eisen gesteld worden aan het aktief naar werk zoeken, het volgen van een scholing of het uitvoeren van maatschappelijk 'nuttige' taken. Het Komitee Amsterdam Tegen Verarming vraagt zich in de eerste plaats af of de sociale dienst in Amsterdam wel in staat is om al de bovengenoemde veranderingen in de bijstandswet, met name de individuele beoordeling, goed te organiseren. Wat zijn de knelpunten en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de dienstverlening van de sociale dienst in Amsterdam te verbeteren, zodat de sociale dienst en de gemeente de grotere beleidsvrijheid die zij krijgen op een goede manier invullen? Wat het landelijk beleid betreft stellen wij de vraag: in welke vorm moet de beleidsvrijheid van de gemeenten in de nieuwe bijstandswet worden vastgelegd? In de tweede plaats vraagt het Komitee zich af waar het verder onder druk zetten van werklozen toe zal leiden gezien het feit, dat de werkloosheid onveranderlijk hoog blijft en dat er knelpunten zijn in de samenwerking tussen arbeidsbureau en sociale dienst.
Er wordt gesproken over de verplichting, vrijwilligerswerk te verrichten in ruil voor een toeslag tot het sociale minimum. De vraag is natuurlijk: wie bepaalt wat maatschappelijk nuttig is? Is dat vrijwilligerswerk dat nu door veel uitkeringsgerechtigden wordt gedaan of zijn dat wegbezuinigde banen in de groenvoorziening, het welzijnswerk, etc.? Wij willen met onze aktie aantonen dat nu al vrijwilligerswerk door duizenden uitkeringsgerechtigden wordt gedaan. Sommigen gebruiken dit als opstapje naar betaald werk, anderen hebben er hun levensvervulling in gevonden. Gezien de grote werkloosheid is het onjuist dat mensen in de bijstand onder druk gezet worden door de overheid vastgesteld vrijwilligerswerk te doen. Dit vergroot de kans op verdringing van betaald werk en leidt niet tot meer werkgelegenheid op de reguliere arbeidsmarkt.
maandag 6 juni 1994
Donkere wolken
Wanneer deze KABAM bij je in de bus rolt, is er waarschijnlijk
nog geen nieuw kabinet. De onderhandelingen over een paarse
coalitie zijn mislukt. Volgens de onderhandelaars, omdat de
meningsverschillen tussen de Partij van de Arbeid en de VVD te
groot bleken weaar het ging om de mate, waarin ingegrepen zou
kunnen worden in de uitkeringen. De VVD wilde op grond van
haar verkiezingsprogramma verlagen van de minimumuitkeringen
voor de nieuwe gevallen met 10% althans gedeeltelijk in het
regeerakkoord gerealiseerd zien. En dat, terwijl de onderhandelaars al waren overeengekomen, de koppeling tussen lonen en
uitkeringen niet te laten doorgaan, de Algemene Nabestaanden
Wet af te schaffen en toetreding tot de Werkloosheidswet
alleen mogelijk te maken voor een aanzienlijk kleinere groep
werknemers.
De afgelopen 15 jaren werden de uitkeringen verlaagd, maar op een sluipende manier: de koppeling ging niet door, toetredingsvoorwaarden tot verschillende sociale zekerheidswetten werden verscherpt en er werden eigen bijdragen ingevoerd (bijvoorbeeld bij het ziekenfonds). Dit leidde over langere termijn gezien wel tot een aanzienlijk koopkrachtverlies, maar zoals gezegd op een sluipende manier. Het eenvoudigweg in een keer fors verlagen van het nominale bedrag van de uitkeringen bleef tot nu toe uit. De Partij van de Arbeid wilde op deze weg voortgaan. De VVD wilde een forsere, frontale aanval op de minimale uitkeringen. Gewoon over de hele linie 5 of 10% eraf en daarna zien we wel verder. De krachten die dit willen worden steeds sterker, waarbij gezegd kan worden, dat de Vereniging van Nederlandse gemeenten met haar pleidooien voor een verlaging van de bijstandsuitkeringen tot 60% hier fors aan heeft bijgedragen. Onder leiding van een massakrant als de Telegraaf, die de resultaten van de onderhandelingen over paars niet genoeg vond, blijft de VVD zich sterk maken voor een kaalslag in de sociale zekerheid. Maar ook wetenschappers en rapporten.
De Partij van de Arbeid heeft in de onderhandelingen met de VVD haar standpunt al zeer verregaand opgerekt. De weg is nu vrij voor een coalitie van VVD, D'66 en CDA, waarin er nog een schepje bovenop wordt gedaan. Het CDA heeft al aangekondigd, dat ze liever met de VVD dan met de Partij van de Arbeid in zee gaat. D'66 komt met zo'n coalitie in een moeilijk parket, omdat ze op een andere manier wilde ingrijpen in de WAO, en uitgaande van de bezuinigingen, toch minder ver wil gaan dan de VVD. Wij zouden na de periode Lubbers en gezien de verkiezingsuitslag waarbij alleen meerderheidskabinetten van drie partijen mogelijk zijn, wel eens een periode van politieke instabiliteit tegemoet kunnen gaan, waarbij de krachten onder leiding van de VVD die pleiten voor een ministelsel steeds sterker zullen worden door nu nog in de oppositie te blijven en via de massamedia propaganda te maken voor hun standpunt, waarbij de suggestie wordt gewekt, dat wat Partij van de Arbeid en D'66 willen pappen en nathouden is, zonder dat de problemen worden opgelost. Met Bolkestein aan het roer zou dan alles anders gaan.
De Nederlandse politiek staat meer dan ooit op een kruispunt van wegen: zoeken we de "oplossing" van de financieringsproblemen in een bittere armoede voor grote groepen in de maatschappij door forse verlagingen van de uitkeringen, of gaan we een andere humane weg op, waarbij de overheid een fundamenteel andere investeringspolitiek gaat voeren. Daarbij kunnen projekten opgezet worden voor werklozen, die met behoud van uitkering zonder sollicitatieplicht arbeid kunnen verrichten, indien zij dat willen. Dit eventueel als opstapje naar een basisinkomen. De sociaaldemokratie en de vakbeweging als de FNV zullen hun defensieve vertragingstactiek niet kunnen volhouden.
Piet van der Lende.
De afgelopen 15 jaren werden de uitkeringen verlaagd, maar op een sluipende manier: de koppeling ging niet door, toetredingsvoorwaarden tot verschillende sociale zekerheidswetten werden verscherpt en er werden eigen bijdragen ingevoerd (bijvoorbeeld bij het ziekenfonds). Dit leidde over langere termijn gezien wel tot een aanzienlijk koopkrachtverlies, maar zoals gezegd op een sluipende manier. Het eenvoudigweg in een keer fors verlagen van het nominale bedrag van de uitkeringen bleef tot nu toe uit. De Partij van de Arbeid wilde op deze weg voortgaan. De VVD wilde een forsere, frontale aanval op de minimale uitkeringen. Gewoon over de hele linie 5 of 10% eraf en daarna zien we wel verder. De krachten die dit willen worden steeds sterker, waarbij gezegd kan worden, dat de Vereniging van Nederlandse gemeenten met haar pleidooien voor een verlaging van de bijstandsuitkeringen tot 60% hier fors aan heeft bijgedragen. Onder leiding van een massakrant als de Telegraaf, die de resultaten van de onderhandelingen over paars niet genoeg vond, blijft de VVD zich sterk maken voor een kaalslag in de sociale zekerheid. Maar ook wetenschappers en rapporten.
De Partij van de Arbeid heeft in de onderhandelingen met de VVD haar standpunt al zeer verregaand opgerekt. De weg is nu vrij voor een coalitie van VVD, D'66 en CDA, waarin er nog een schepje bovenop wordt gedaan. Het CDA heeft al aangekondigd, dat ze liever met de VVD dan met de Partij van de Arbeid in zee gaat. D'66 komt met zo'n coalitie in een moeilijk parket, omdat ze op een andere manier wilde ingrijpen in de WAO, en uitgaande van de bezuinigingen, toch minder ver wil gaan dan de VVD. Wij zouden na de periode Lubbers en gezien de verkiezingsuitslag waarbij alleen meerderheidskabinetten van drie partijen mogelijk zijn, wel eens een periode van politieke instabiliteit tegemoet kunnen gaan, waarbij de krachten onder leiding van de VVD die pleiten voor een ministelsel steeds sterker zullen worden door nu nog in de oppositie te blijven en via de massamedia propaganda te maken voor hun standpunt, waarbij de suggestie wordt gewekt, dat wat Partij van de Arbeid en D'66 willen pappen en nathouden is, zonder dat de problemen worden opgelost. Met Bolkestein aan het roer zou dan alles anders gaan.
De Nederlandse politiek staat meer dan ooit op een kruispunt van wegen: zoeken we de "oplossing" van de financieringsproblemen in een bittere armoede voor grote groepen in de maatschappij door forse verlagingen van de uitkeringen, of gaan we een andere humane weg op, waarbij de overheid een fundamenteel andere investeringspolitiek gaat voeren. Daarbij kunnen projekten opgezet worden voor werklozen, die met behoud van uitkering zonder sollicitatieplicht arbeid kunnen verrichten, indien zij dat willen. Dit eventueel als opstapje naar een basisinkomen. De sociaaldemokratie en de vakbeweging als de FNV zullen hun defensieve vertragingstactiek niet kunnen volhouden.
Piet van der Lende.
Zeeburgereiland- een onmisbare schakel
Op dinsdag 14 juni werd door
een lobby-groep uit het bedrijfsleven een symposium gehouden over de toekomst
van het Zeeburgereiland. Op dat eiland zijn namelijk verschillende bedrijven
gevestigd, die daar willen blijven, terwijl de gemeente van plan is, er
woningen te bouwen. (althans volgende de voorlopige plannen). Verschillende
deskundigen waren uitgenodigd om hun visie te geven over de ontwikkeling van
Amsterdam in het algemeen en Zeeburgereiland in het bijzonder. Wij gingen maar
eens een kijkje nemen, want het symposium was gratis, dus ook toegankelijk
voor werklozen.
Het symposium werd gehouden in het sjieke hotel
Krasnapolsky. Waarom gingen wij er eigenlijk naar toe?. Amsterdam heeft grootse
plannen. Er komen grootschalige miljardeninvesteringen in de regio, zoals de
noord-zuid lijn van de metro, nieuw oost, uitbreiding schiphol en uitbreding
van de haven in de westpoort. Uit de nota "Amsterdam naar 2005"
blijkt, dat de financieringsgrondslag voor deze investeringen krakkemikkig is.
De bijdragen van het rijk zijn onvoldoende om alles te financieren. De gemeente
moet hiervoor zelf diep in de buidel tasten. In "Amsterdam naar 2005"
wordt aangegeven, dat er daarvoor ook bezuinigingen nodig zijn op de
consumptieve uitgaven. In konreto: minder buurthuizen, bibliotheken, etc, dus
de investeringen gaan ten koste van een grote groep amsterdammers, die nu al
op een minimum leven. Ook de sociale dienst zal miljoenen moeten bezuinigen in
de komende jaren. Blijkbaar wordt bij al die investeringen met de groepen aan
de onderkant geen rekening gehouden. Hoe verlopen besluitvormingsprocessen
over dit soort investeringen eigenlijk, en welke argumenten worden daarbij
gebruikt? Welke rol speelt de bestrijding van de werkloosheid daarin? Daarom
gingen we maar eens naar dit symposium om dit van nabij mee te maken.
struktuur
Je kunt de stad beschouwen als een struktuur,
waarbij er goederen en personen voortdurend de stad binnengaan, vooral forensen
en eindprodukten, en andere goederen en perosnen de stad uitgaan. Weer forensen
en bijvoorbeeld afval. Bij het reguleren van deze stroom van goederen en
personen moet met verschillende specten rekening worden gehouden: milieu, bereikbaarheid,
afstand wonen werken, leefbaarheid, etc. Er zou eigenlijk voor zo'n stedelijke
regio een totaal-plan moeten worden ontwikkeld, op grond waarvan vragen worden
beantwoord als: welke industrie of dienstverlening willen we in de stad hebben?
Wat kan verderweg? Hoe is de verhouding tussen wonen en werken in de stad en
hoe kan dit worden geintegreerd? Welke delen van de stad maken we autoluw of
zelfs autovrij, etc. Ten behoeve van welke groepen creeeren we werkgelegenheid
in de stad, en hoe wordt die werkgelegenheid in de vorm van bedrijven
opgezet?. En ook: hoe kan er een evenwicht ontstaan tussen woon- en
werkfuncties?
Nu blijkt het zo te zijn, dat in Amsterdam een dergelijke
totaal-visie geheel ontbreekt. Er is een ambtelijke molen, die doordraait, en
waarin deelbeslissingen worden genomen, die niet meer kunnen worden
teruggedraaid. Als voorbeeld werd oa genoemd, dat er bij het Zeeburgereiland
nu al een tunnel wordt gebouwd voor een sneltram die daar zou moeten komen voor
de bewoners, terwijl de bestemming van het eiland officieel nog moet worden
vastgesteld!. Een van de sprekers gaf aan, dat in Amsterdam in feite visies op
deelterreinen worden ontwikkeld door gespecialiseerde afdelingen van
ambtenaren, die geen rekening houden met het totaal. Integratie van die
verschillende beleidsterreinen in een visie vindt niet plaats. Professor
lambooy zei het zo: de ontwikkelingen in Amsterdam zijn zodanig dat deze stad
in feite niet een structuurplan heeft voor de ekonomie. De ekonomie is
onderdeel van de ruimtelijke plannen. Er is geen ruimtelijk ekonomisch plan
waarin, uitgaande van ekonomische functies, en de logistieke analyses, een
behoeftenlijstje is opgezet. Vaak wordt ad-hoc per gebied gewerkt of het wordt
helemaal afhankelijk gemaakt van woningbouw. Deze eenzijdige gerichtheid van
het amsterdamse beleid op woningbouw versterkt ook effecten in het kader van
het marktmechanisme: de woonfunctie in de binnenstad overvleugeld de
werkfunctie, en vedringt deze, omdat door de grote vraag naar woningen er voor
een vierkante meter wonen inmiddels op sommige plaatsen meer betaald wordt dan
voor een vierkante meter kantoor. Daarom worden bedrijven door partikuliere
woningen verdrongen. Bedrijven willen echter graag in de binnenstad zitten: aan
de rand van Amsterdam, waar veel bedrijven naartoe verhuizen, is
kantoorruimte over, in de binnenstad is een groot tekort aan kantoorruimte.
Door het amsterdamse beleid en de werking van het marktmechanisme worden
werken en wonen nog steeds sterk gescheiden, hetgeen weer gevolgen heeft voor
de vervoersstromen.
De lobby van het bedrijfsleven speelt handig op
deze situatie in. Bedrijven of groepen van bedrijven proberen met verschillende
argumenten erdoor te drukken, dat met hun specifieke bedrijfsbelangen rekening
wordt gehouden. Zo zeggen de bedrijven die nu op het Zeeburgereiland zitten en
die daar willen blijven: "Nieuw Oost komt er toch, evenals allerlei
snelwegen, trams en spoorverbinden en de ontwikkeling van de IJ-oevers, dan is
het zeeburgereiland in dit geheel een steeds belangrijker knooppunt, waar
bedrijven gevestigd moeten zijn, dichtbij de stad, die afval verwerken,
bouwmaterialen aanvoeren en rioolwater zuiveren". Terwijl over al die
projekten nog moet worden beslist!. Zo spelen de bedrijven dus handig in op de
nauwelijks te beinvloeden ambtelijke doorloop. Maar ook chantage wordt niet
geschuwd: "als wij moeten verhuizen, dan gaan we ver weg, en dan kost dat
60 miljoen, en dat konden we wel eens gaan verhalen op de gemeente Amsterdam,
we eisen in ieder geval schadevergoeding, en als we mogen blijven zitten,
investeren we veel in nieuwe ontwikkelingen ter plaatse.
Zo ontstaat er in mijn ogen een congsi van
lobbyende bedrijven, amtenaren en politici, die beslissingen nemen op deelterreinen,
waarbij niemand een totaal-overzicht heeft.
Het kersverse gemeenteraadslid A Bijlsma van de
Partij van de Arbeid geeft dit ook toe. Hij bracht oa het volgende naar voren:
"Ik vind dat voor elke belangrijke uitbreiding of belangrijke wijziging
van bestemming een milieu-effect rapportage moet worden gemaakt. Dat moet een
rapport zijn waarin alternatieven naast elkaar worden gezet. Voor mijn gevoel
ontbreekt dat er tot nu toe vaak aan. Voor Nieuw Oost is wel zo'n rapportage gemaakt,
maar de alternatieven zijn nooit in een breder kader afgewogen." Doet
Blijlsma een frisse wind waaien in de amsterdamse gemeentepolitiek? Ook hij
lijkt zich neer te leggen bij de voldongen feiten politiek. "Het vervelende
is natuurlijk dat we de komende maanden een aantal belangrijke beslissingen
nemen die de zaak tot 2005 vastleggen. Het gaat met name om grote investeringen
in het kader van de VINEX ".
De conclusie kan luiden, dat de ekonomische
ontwikkeling van de regio Amsterdam ondergeschikt gemaakt is aan de ruimtelijke
ontwikkeling, waarbij een soort ad-hoc beleid wordt gevoerd: we kijken waar
bedrijven zich vestigen, en gaan dan nadenken over wat we daarmee doen, of er
wordt op grond van niet-ekonomische overwegingen ergens een bedrijfsterrein
gepland. (een voorbeeld daarvan is volgens mij ook de IJ-markt). Vanuit
ekonomisch oogpunt gezien zijn de miljardeninvesteringen die amsterdam aan het
plannen is slecht onderbouwd en de werkgelegenheid lijkt al helemaal een
ondergeschikte rol te spelen, ondanks fraaie woorden in beleidsnota's waar men
het tegendeel poogt aan te tonen. Het gemeentebeleid is een rommelig zooitje en
met name de Amsterdammers, die op een minimum leven, zijn hiervan de dupe.
Piet van der Lende.
zondag 1 mei 1994
Geen telefoontje naar Apeldoorn!
ANKE VAN DER VLIET − Gepubliceerd in Trouw 30/04/94, 00:00
De auteur is secretaris van de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam
Ik vind het een grote schande dat het GAK zich inlaat met mensen die graag, vaak moedwillig, een ander verklikken, terwijl later blijkt dat er niets aan de hand is. Hierdoor wordt mensen een noodzakelijke uitkering ontnomen en kinderen worden er de dupe van.
Rapporten, zoals dat van de Gemeentelijke Sociale Dienst Groningen en van de commmissie-Van der Zwan stellen uitkeringsgerechtigden ten onrechte in een kwaad daglicht. De meesten geven eventuele bijverdiensten op terwijl ze dan toch de sociale recherche op zich afgestuurd krijgen.
Wordt er door het GAK onderzoek gedaan naar het aantal werkende mensen dat de belasting oplicht en wordt er ook een telefoonlijn opengesteld waar uitkeringsgerechtigden frauderende werkende mensen kunnen verklikken? Waarom mogen uitkeringsgerechtigden wel op deze manier benaderd en gestigmatiseerd worden en werkenden niet? Een verklikkerslijn speelt mensen tegen elkaar uit en ondermijnt de solidariteit.
De regiomanager van het kantoor zegt geen heksenjacht te willen ontketenen. Hij is dus slecht op de hoogte van de realiteit waarin uitkeringsgerechtigden maar al te vaak de dupe zijn van roddels van jaloerse buren, bekenden of familie, van het beleid van sommige sociale diensten en van dat van de overheid. Al elf jaar wordt er bezuinigd op uitkeringen. Mensen raken door hoge huur, energiekosten, ziekenfonds, eigen bijdrage medicijnen, duurdere thuishulp, in de schulden.
De werkloosheid wordt niet opgelost door het organiseren van een verklikkersmaatschappij. Mensen van het GAK zouden niet aan zo'n telefoonlijn moeten meewerken.
De auteur is secretaris van de Vereniging Bijstandsbond Amsterdam
Ik vind het een grote schande dat het GAK zich inlaat met mensen die graag, vaak moedwillig, een ander verklikken, terwijl later blijkt dat er niets aan de hand is. Hierdoor wordt mensen een noodzakelijke uitkering ontnomen en kinderen worden er de dupe van.
Rapporten, zoals dat van de Gemeentelijke Sociale Dienst Groningen en van de commmissie-Van der Zwan stellen uitkeringsgerechtigden ten onrechte in een kwaad daglicht. De meesten geven eventuele bijverdiensten op terwijl ze dan toch de sociale recherche op zich afgestuurd krijgen.
Wordt er door het GAK onderzoek gedaan naar het aantal werkende mensen dat de belasting oplicht en wordt er ook een telefoonlijn opengesteld waar uitkeringsgerechtigden frauderende werkende mensen kunnen verklikken? Waarom mogen uitkeringsgerechtigden wel op deze manier benaderd en gestigmatiseerd worden en werkenden niet? Een verklikkerslijn speelt mensen tegen elkaar uit en ondermijnt de solidariteit.
De regiomanager van het kantoor zegt geen heksenjacht te willen ontketenen. Hij is dus slecht op de hoogte van de realiteit waarin uitkeringsgerechtigden maar al te vaak de dupe zijn van roddels van jaloerse buren, bekenden of familie, van het beleid van sommige sociale diensten en van dat van de overheid. Al elf jaar wordt er bezuinigd op uitkeringen. Mensen raken door hoge huur, energiekosten, ziekenfonds, eigen bijdrage medicijnen, duurdere thuishulp, in de schulden.
De werkloosheid wordt niet opgelost door het organiseren van een verklikkersmaatschappij. Mensen van het GAK zouden niet aan zo'n telefoonlijn moeten meewerken.
Abonneren op:
Posts (Atom)
-
Vanmorgen heb ik een bericht gepubliceerd over het project ‘Representatie en het maatschappelijk middenveld’ van het Sociaal en Cultureel P...
-
Naar aanleiding van het toeslagenschandaal hebben het ministerie van Sociale Zaken en de Belastingdienst besloten om voortaan niet zo ri...