Nederland
                kent een rijke traditie van activiteiten, die in een of
                meerdere opzichten het tegenbeeld zijn van het
                kapitalisme, waarbij (groepen) mensen concrete
                alternatieven proberen te ontwikkelen door de productie
                van goederen en diensten zelf ter hand nemen op basis
                van idealen als solidariteit, gelijkwaardigheid in de
                beslissingen, kleinschaligheid, milieuvriendelijkheid,
                afschaffing van loonarbeid, doorbreking van de scheiding
                tussen hoofd- en handarbeid, etc. Velen zien hierin een
                manier om van binnenuit het kapitalisme te hervormen. Is
                dat een reele optie?
            Tine de
                Moor is van huis uit een historica die de opkomst en
                ondergang van initiatieven voor zelfbeheer en
                zelfregulering door burgers heeft bestudeerd. Ze noemt
                dat 'instituties voor collectieve actie'. Daarbij
                blijken er drie grote golven geweest te zijn in de
                West-Europese geschiedenis waarin mensen zelf het heft
                in handen namen, los van de staat en gedeeltelijk tegen
                het marktdenken in, waarbij ze groepsgewijs de productie
                van goederen en diensten en de regulering van de lokale
                samenleving vorm gaven.
            De eerste
                golf van initiatieven ligt in de Middeleeuwen. Na
                ongeveer 1100 ontstonden in Nederland de steden en
                werden kooplieden steeds belangrijker in de handel. Ook
                werd de productie van niet-agrarische goederen, dus door
                ambachtslieden, in die steden geconcentreerd. De opkomst
                van de steden ging gepaard met een bevolkingsexplosie.
                Nieuwe moerasgebieden werden ontgonnen waarbij de boeren
                die dat deden niet langer meer horige van een heer
                wilden zijn, maar vrije boeren wensten te worden die
                pacht zouden gaan betalen.
            Vanaf 1200
                tot 1300 zien we dan de opkomst van gilden en
                markegenootschappen in de dorpen, met grond in
                gemeenschappelijk eigendom en gezamenlijk bestuurd, in
                burenhulpstructuren, en in het noorden van Nederland een
                grote mate van zelfstandigheid in het besturen van de
                samenleving in min of meer autonome gebieden, die niet
                meer onderworpen waren aan de principes van het
                leenstelsel. Omstreeks 1100 was er wel een rauw soort
                kapitalisme in opkomst in de groter wordende steden, al
                bleven veel rurale gebieden sterk op zelfvoorziening
                buiten de markt gericht. De opkomst van collectieve
                instituties was een reactie op de doorgeschoten
                marktwerking.
            De tweede
                golf van initiatieven ligt aan het einde van de
                negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw.
                Toen was er onder leiding van de liberalen een sterk
                doorgevoerde kapitalistische markteconomie, die veel
                ellende, armoede, verpaupering en desintegratie met zich
                meebracht. In de opkomende arbeidersbeweging werden
                nieuwe collectieve instituties opgericht, de vakbonden,
                die de rechten van de arbeiders moesten verdedigen. Maar
                daarnaast was er ook een nieuwe golf van initiatieven om
                in zelfbeheer de productie van goederen en diensten weer
                ter hand te nemen buiten de kapitalistische
                markteconomie om, of om als groep in die markteconomie
                sterker te staan tegenover puur kapitalistische
                producenten.
            Zo kwam de
                cooperatieve gedachte op. Kleine ondernemers,
                bijvoorbeeld boeren, richtten cooperaties op om via
                samenwerking de leverantie van grondstoffen,
                verzekeringen tegen bedrijfsrisico's en de afzet van
                producten te organiseren, zodat ze puur kapitalistische
                ondernemingen beter konden beconcurreren en de
                opbrengsten van hun bedrijfsvoering aan hen zelf ten
                goede kwamen en niet verdwenen in de zakken van de
                rijken. Ook deze tweede golf van initiatieven is dus een
                reactie op de sterk doorgevoerde, rauwe kapitalistische
                markteconomie.
            Volgens De
                Moor staan we nu aan het begin van een derde golf.
                Cooperatieve samenwerkingsverbanden, broodfondsen voor
                zzp-ers, woon-werk gemeenschappen, collectieven voor de
                productie van duurzame energie en dergelijke schieten
                als paddenstoelen uit de grond. Dergelijke initiatieven
                zijn er bijvoorbeeld ook veel in de zorg. De Moor
                produceert statistieken waaruit die derde golf blijkt.
                Bijvoorbeeld de sterke toename van het aantal
                cooperatieve samenwerkingsverbanden sinds 2005.
            De Moor
                ziet naar aanleiding van de derde golf wat al te
                rooskleurig een nieuwe samenleving opdoemen, waarin
                staat, markt en collectieve instituties elkaar zouden
                aanvullen en waarbij een grotere sociale
                rechtvaardigheid bereikt zou worden. Een opbouw- en
                welzijnsorganisatie als stichting Omslag focust sterk op
                wat zij noemen sociaal ondernemers. Van de website: 'Sociaal ondernemers
                nemen het initiatief om werk toegankelijk te maken voor
                iedereen. Zij stellen het doel (werk) voor de winst en
                investeren in mensen. De Europese Commissie stimuleert.
                Nu moeten we de omslag maken'.
            Laten we
                eens een schatting maken van hoe groot de beweging is
                die Tine de Moor en de stichting Omslag naar voren
                halen. Sociaal ondernemen is de laatste jaren sterk in
                opkomst. In vijf jaar tijd groeide het aantal bedrijven
                in Nederland met 80 procent tot circa 5000 in 2019,
                blijkt uit de Social Enterprise Monitor 2019. Maar
                Nederland kent maar liefst 1.9 miljoen bedrijven (CBS
                2020). De meeste sociale ondernemingen hebben tussen de
                2 en 10 mensen in dienst (51%).
            Ondanks de
                sterke groei maken sociale ondernemingen, die voor 46%
                als sociale doelstelling hebben gehandicapten en
                langdurig werklozen in dienst te nemen, slechts een zeer
                klein deel uit van de totale economie. Zij helpen
                -dikwijls met grote loonkostensubsidies- slechts tussen
                de 10.000 en 50.000 mensen aan het werk op een
                beroepsbevolking van 9,7 miljoen. Dit zet geen zoden aan
                de dijk en heeft geen invloed op macro-ontwikkelingen op
                het gebied van werkgelegenheid, werkloosheid en
                arbeidsmarkt.
            Bovendien
                zijn in dergelijke sociale ondernemingen de werkwijzen
                soms aanvechtbaar, zoals de verspreiding van de
                werk-werk ideologie en het traditionele arbeidsethos,
                waarbij eraan voorbijgegaan wordt dat velen niet kunnen
                werken in betaald werk en waarbij de arbeidsvoorwaarden
                soms slecht zijn, zoals het werken met behoud van
                uitkering. We zijn dan ook zeer ver verwijderd van de
                omslag waar stichting Omslag voor pleit. Zelfs als de
                huidige sterke groei zich doorzet zijn we nog decennia
                verwijderd van een beetje invloed op de
                macro-ontwikkelingen.
            Maar er
                kunnen ook andere doelstellingen zijn dan mensen aan het
                werk helpen, bijvoorbeeld in een cooperatie de
                energiebesteding ter hand nemen. Hoeveel cooperaties
                zijn er in Nederland, waarvan Tine de Moor zegt dat hun
                aantal sterk toeneemt? De Nationale Cooperatieve Raad
                (NCR) geeft de volgende cijfers. Er waren in 2020 3309
                cooperaties actief in Nederland. Dit is een toename van
                778 ten opzichte van 2016: ruim 30%. Tine de Moor haalt
                deze toename aan.
            In het
                eerste kwartaal was er een totaal van 9304 ingeschreven
                cooperaties. Hiervan is een groot deel (64%) aangemerkt
                als 'niet cooperatief actief'. Deze cooperaties bevatten
                geen of zeer beperkte economische activiteiten, zijn
                niet cooperatief georienteerd en/of zijn niet zichtbaar.
                Soms bestaan deze uit financiele holdings of zijn ze als
                investeringsvehikel of om fiscale redenen ingeschreven
                als cooperatie.
            De Energie
                sector is het meest gegroeid ten opzichte van 2016, met
                maar liefst 152 procent. Onder deze sector vallen
                cooperaties die zich richten op duurzaamheid,
                windenergie, zonnepanelen en biomassa. Deze cooperaties
                zijn vaak opgericht door burgers en/of agrariers die op
                eigen initiatief duurzame energie willen opwekken.
                Afgezet tegen het totale aantal bedrijven in Nederland
                is ook vanuit deze gezichtshoek het aantal bedrijven in
                cooperatieve vorm beperkt.
            Laten we er
                nog op een andere manier naar kijken, bijvoorbeeld de
                voedselproductie. Wereldwijd was in 2019 ongeveer 72,3
                miljoen hectare van alle landbouwgrond in gebruik voor
                biologische landbouw. Daarmee kwam het uit op een
                percentage van 1,5% van alle wereldwijde landbouwgrond.
                Het aandeel biologisch bewerkte landbouwgrond in Europa
                was in 2019 3,3% (16.5 miljoen hectare), in de Europese
                Unie 8,1% (14.6 miljoen hectare). In 2016 waren er
                295.577 producenten. Qua landbouwareaal dat biologisch
                beplant wordt loopt Nederland met 4% (80.000 hectare) in
                2021 achter op de rest van Europa. Begin 2021 telde
                Nederland 2115 landbouwbedrijven die biologisch
                gecertificeerd zijn bij Skal Biocontrole. Nederland
                telde in 2014 ongeveer 350 biologische melkveehouders.
                In 2017 was dit aantal gestegen naar 481.
            Al deze
                cijfers zijn weliswaar een ruwe indicatie van het aantal
                ondernemingen die mooie doelstellingen bij hun productie
                hebben, zoals milieuvriendelijk produceren, werklozen
                aan het werk helpen, alternatieve energie produceren,
                democratie en zeggenschap over de productie, etc. maar
                ze maken wel duidelijk dat een alternatieve manier van
                produceren slechts een marginale rol speelt in de totale
                economie. We zijn wel zeer ver verwijderd van het ideaal
                van Tine de Moor, waarin naar aanleiding van de derde
                golf van initiatieven een nieuwe samenleving ontstaat,
                waarin staat, markt en collectieve instituties elkaar
                zouden aanvullen en waarbij een grotere sociale
                rechtvaardigheid bereikt zou worden.
            Ook als de
                huidige groei doorzet zijn we nog vele decennia op zijn
                minst verwijderd van dat ideaal. De Moor overdrijft de
                invloed van de huidige golf van initiatieven. Het is
                onvergelijkbaar met de structuren in de Middeleeuwen,
                toen de gilden en de markegenootschappen in
                Noord-Nederland een groot deel van de productie
                uitmaakten en integraal onderdeel waren van de
                samenleving. Mijn conclusie is, dat het opzetten van
                sociale ondernemingen een mooie doelstelling is, maar
                weinig invloed heeft op de hoofdmanier waarop goederen
                en diensten geproduceerd worden in het kapitalisme.
            Piet van
                der Lende