Door Meriç Esin
Ik
ben geen natuurwetenschapper van beroep maar het komt mij voor dat de
noodzakelijkheden in de materiële natuur zich consequenter en directer
voltrekken dan de noodzakelijkheden in de
menselijke samenleving. Laten we kort de proef op de som nemen.
In
het verhittingsproces van 0 naar 99 graden Celsius zal water vanaf een
relatief bepaald punt oplopende kookverschijnselen beginnen te vertonen
maar zal het nog niet echt gaan koken. Zodra
de temperatuur echter de 100 graden bereikt zal hetzelfde water gaan
koken en verdampen. Wanneer de temperatuur tot 1 graad onder 0 daalt zal
het water bevriezen en tot de vaste toestand overgaan. Dat alles kunnen
wij voorspellen en herhaaldelijk aantonen.
Het zijn wetenschappelijke feiten, ze kloppen als een bus en we kunnen
daar van op aan.
In
de samenleving en het maatschappelijk leven voltrekken vele
noodzakelijkheden zich toch anders en lang niet altijd zo consequent,
direct en voorspelbaar. Natuurlijk, zodra iemand die
graag in leven wil blijven dorst krijgt zal die op zoek gaan naar iets
om te drinken. Een hongerige mens zal op zoek gaan naar iets om te eten.
Als die het koud krijgt zal hij verwarmende kleding aantrekken en bij
jeuk zal hij ongetwijfeld op de betreffende
plek gaan krabben.
Maar
neem nou iemand die het niet zo breed heeft. Iemand die vaak met
onrecht en ongemak geconfronteerd wordt vanwege zijn slechte
sociaaleconomische positie en daar bovenop misschien ook
zijn relatief ongunstige etnische identiteit. Je zou verwachten dat hij
spontaan en direct zou overgaan tot deelname aan de sociale strijd voor
de verbetering van zijn levensomstandigheden en zijn sociale en
etnische positie. In de praktijk zal echter blijken
dat zo’n verwachting erg vaak onrealistisch is en teleurstellend zal
zijn. Zoals in het geval van Persoon X die ik al jaren ken en waar ik
af en toe een kop koffie mee drink.
Persoon X
Persoon
X heeft uit Turkije afkomstige ouders. Hijzelf is in Nederland geboren
en is qua leeftijd momenteel achter in de veertig. Hij werd bijna zes
jaar geleden samen met een aantal van
zijn collega’s op meedogenloze wijze ontslagen, als gevolg van een
reorganisatie binnen het bedrijf waar hij werkte. Het ging om gedwongen
ontslag. In zijn geval kwam het ontslag na een dienstverband van 17
jaar. Werkgever en vakbonden sloten toen onderling
een sociaal plan af. Daarin werd onder andere afgesproken dat de
werkgever geld zou vrijmaken om de ontslagen mensen zogenaamd ‘van werk
naar werk’ te helpen.
In
het geval van Persoon X zijn de pogingen daartoe geheel mislukt. Nadien
heeft Persoon X ook zelfstandig relatief lang en vaak naar werk
gesolliciteerd maar heeft dat geen nieuw dienstverband
voor hem opgeleverd. Een en ander heeft geleid tot het verlies van zijn
koopwoning. Hij was immers niet meer in staat tot het aflossen van de
hypotheek omdat zijn inkomen te laag en zijn eigen geld geheel op was.
Ook lukte het hem maar niet om ‘op tijd’ ‘fatsoenlijk
werk’ te vinden. De groeiende economische crisis en de ongunstige
politieke sfeer in het land waren daarvan de oorzaak maar niet de enige
oorzaak. Discriminatie op grond van zijn leeftijd, zijn Turkse
identiteit en zijn ‘gevaarlijk’ religieus geloof speelde
volgens hem ook een rol in de mislukking van zijn pogingen tot het
vinden van werk. Dat alles vergrootte de druk op zijn relatie met zijn
vrouw en enig kind. Zo kwam in zijn leven het ene probleem voort uit het
andere en de nodige oplossingen lagen niet voor
het grijpen. Geheel door onrecht, onmacht en pech leeft hij inmiddels
alleen en komt hij rond met een bijstandsuitkering.
Sociale strijd
Enkele
weken geleden was ik weer eens aan de koffie met Persoon X. Ik bracht
toen de landelijke manifestatie van de FNV ter sprake, die op 13 januari
2018 in Utrecht zou plaatsvinden en
die inmiddels dus al geweest is. De manifestatie moest de start
markeren van het ‘radicale’ vakbondsoffensief voor echte banen, meer
zekerheid, hoger sociaal minimum, geïndexeerd pensioen en dergelijke
meer. Terwijl ik tegenover Persoon X rustig van mijn koffie
zat te drinken probeerde ik nog het belang van deelname aan de
manifestatie te bepleiten. Het is immers niet verkeerd om voorstander te
zijn van deelname aan vakbondsacties in het belang van arbeiders. Dat
geldt zeker als jezelf ook een arbeider bent die bovendien
werkloos is, zoals in het geval van Persoon X.
Maar
Persoon X denkt daar anders over. Hij vindt dat sociale strijd niet
hoort, dat vakbondsstrijd niet helpt en dat mensen die voor een beter
leven strijden hem niet interesseren. Nu leeft
Persoon X onder slechte omstandigheden en verkeert hij in een erg
benauwende situatie. Dat hij dan toch die opvattingen erop na houdt zal
voor veel mensen wellicht tenminste verrassend en misschien zelfs
onbestaanbaar zijn. Maar het is niet anders en blijkbaar
is dat de realiteit die zich zoals altijd correctief opdringt. De
realiteit die bovendien zichtbaar maakt dat Persoon X slechts één
voorbeeld is van de vele arbeiders die er dezelfde en eventueel ook
andere opvattingen op na houden met dezelfde effecten en
gevolgen. De betreffende opvattingen van Persoon X behoren tot de
obstakels in de strijd voor betere levensomstandigheden, emancipatie en
sociale vooruitgang. Willen wij die strijd vooruit helpen, met nieuwe
krachten versterken en langdurig kunnen voeren dan
zullen wij die obstakels uit de weg moeten kunnen ruimen. Als bepaalde
opvattingen de obstakels vormen, dan dienen wij die opvattingen te
bestrijden. Voor een succesvolle bestrijding dienen wij de oorsprong en
essentie van die opvattingen voldoende te kennen
en te begrijpen. Dat geldt ook voor de bovengenoemde opvattingen van
Persoon X.
Obstakel 1 - Het hoort niet (reactionaire religieopvatting als ‘opium voor het volk’)
Naar
de mening van Persoon X mag je niet klagen over het feit dat je iets
niet hebt. Je moet dankbaar zijn voor wat je wel hebt, ook al is het erg
weinig. Ja, ook als je bijna niets hebt
moet je jezelf tevreden tonen. Want ‘het weinige’ is volgens Persoon X
een door Allah afgestemd en overwogen ‘geschenk’. Een ‘geschenk’ dat
een blijk is van de barmhartigheid en genade van Allah. Ook al heb je
zelf keihard voor dat weinige moeten werken,
het is en blijft een ‘geschenk’ als resultaat en teken van de
barmhartigheid en genade van Allah. Ondankbaar klagen zou daarom een
belediging van Allah zijn. Allah beledigen is een van de grootste zonden
die je niet mag begaan. Daarmee roep je namelijk de
woede van Allah op je af. Ook als je kritiek op Allah levert kun je de
woede van hem op je hals krijgen. Daarom mag je Allah dus niet
bekritiseren vanwege het feit dat hij ongelijkheid toelaat, die het
resultaat is van uitbuiting van de overgrote meerderheid
van de mensen op aarde door een zeer kleine minderheid. Je mag hem niet
bekritiseren vanwege het feit dat hij toelaat dat enkelingen meer
bezitten dan wat miljarden mensen samen bezitten. Je mag niet ‘boos’
worden op mensen die rijk zijn geworden doordat zij
andere mensen hebben uitgebuit en misbruikt. Je mag niet tegen de
uitbuitingspraktijken van zulke mensen in opstand komen of tegen zulke
mensen strijden. Je mag ‘de ander’ niet scheef aankijken omdat hij door
Allah gezegend is met een ‘geschenk’ in de vorm
van grote materiële rijkdom. Als Allah een aantal mensen grote
materiële rijkdom heeft toebedeeld dan heeft hij daar een bedoeling mee.
De mensen die niet zo rijk zijn of die zelfs in armoede leven mogen
zich daar niet mee bezighouden of bemoeien. Zij zullen
toch niet kunnen begrijpen waarom Allah dat soort zaken toelaat. Want
het gaat hier om ondoorgrondelijke zaken des Heren.
Ook
in bredere zin moet je dezelfde dankbare houding aannemen en jezelf
altijd tevreden tonen. Maatschappelijk onrecht dat erg veel mensen in de
samenleving ten deel valt is het gevolg
van de wil van Allah die daar zijn bedoelingen en plannen mee heeft. De
wereld is een plek in het heelal dat met alles erop en eraan door Allah
ingericht is om zijn ‘schepselen’, de mensen, te ‘testen’ en te
‘hertesten’. Afhankelijk van het resultaat van de
test zal iedere mens met name in het ‘hiernamaals’ individueel bestraft
of beloond worden. Het fenomeen van de sociale klassen, het feit dat er
uitbuiting en onderdrukking is van de ene mens door de andere en de
verschijnselen van fascisme, smerige oorlogen,
massale slachtingen van onschuldige mensen, plundering en bezetting van
landen en de vernietiging van de natuur zijn onderdelen van de door
Allah ‘geschapen’ realiteit. Aan die realiteit mag je niet tornen.
Dat
geldt ook voor het veelzijdige maatschappelijke onrecht dat in
allerlei vormen tot uiting komt. Bijvoorbeeld in de vormen zoals de
vakbonden die aan de orde stellen. Voor dat onrecht
moet je dankbaar zijn en het beschouwen als middel waarmee Allah onder
andere de mate van jouw trouw aan hem en aan zijn religie wil testen.
Je mag er niet over klagen of er tegen protesteren. Je mag uit dat
onrecht dus geen eisen afleiden en er voor strijden.
Je mag met een dergelijke bedoeling bijvoorbeeld ook geen vakbondslid
worden en niet aan vakbondsacties deelnemen. Het stellen van geloof in
de terugdringing van onrecht en bijvoorbeeld de verbetering van de
levens- en arbeidsomstandigheden door menselijke
actie en sociale strijd is in de geloofsfilosofie van Persoon X een
regelrechte motie van wantrouwen aan het adres van Allah.
In
plaats daarvan moet je in de barmhartigheid en genade van Allah geloven
en er rotsvast in vertrouwen dat hij alles volgens zijn wil zal laten
voltrekken. Omdat hijzelf goed is, zal alles
wat uit zijn wil zal voortkomen ook goed zijn! Precies in
overeenstemming met dat geloof en vertrouwen moet je in nederigheid en
bescheidenheid bidden en in stille lijdzaamheid hopen. Bidden en hopen
dat het leed als gevolg van het onrecht in deze wereld lichter
mag worden. Bidden en hopen dat het leven ondanks de tegenslagen
dragelijk mag worden en blijven. Bidden en hopen dat je het geluk mag
hebben de test in deze wereld uiteindelijk met gunstige resultaten te
mogen voltooien. Bidden en hopen dat je in het hiernamaals
beloond zult worden voor jouw geloof, vertrouwen, trouw, geduld,
lijdzaamheid en wat dies meer zij.
Je
moet dus dankbaar blijven, in je toebedeelde lot berusten, in stilte
lijden, bidden, geduldig wachten en een sterk vertrouwen stellen in
Allah, zijn almachtigheid, alwetendheid en algoedheid.
Als
Allah jouw situatie desondanks niet in dit leven op aarde verbetert dan
heeft hij daarvoor vast en zeker zijn redenen. Ook dan mag je niet aan
hem of aan zijn barmhartigheid en genade
twijfelen. Ook dan mag je het geloof, het vertrouwen en de hoop niet
opgeven en moet je een veilige afstand blijven bewaren tot menselijke
actie en sociale strijd voor eigenwijze verbetering van
levensomstandigheden of eigenhandige verandering van maatschappelijke
structuren en systemen. Tot je laatste snik moet je die houding braaf
voortzetten en in je geloof volharden. Alleen dan maak je de kans dat
Allah je in het hiernamaals zal belonen met wellicht een eeuwig
paradijselijk leven in weelde, gemak en oneindige jeugdigheid,
zonder ziekten, kwalen of andere onprettigheden. En bovendien onder het
bijzonder plezierige gezelschap van vele tientallen schitterend mooie
vrouwen, 72 om precies te zijn, die zich kenmerken door maagdelijkheid,
aantrekkelijkheid, dienstbaarheid en zorgzaamheid.
Deze
en dergelijke leestellingen en denkbeelden komen gedeeltelijk ook in de
Koran voor maar zij komen nog veel meer voor in de zogenaamde
Traditie-Geschriften van de Islaam. Zij worden
door zekere, ook in Nederland opererende islamitische genootschappen,
sekten en personen aangehangen en gepropageerd. Die propaganda sorteert
blijkbaar de nodige effecten. Persoon X is daar het levende bewijs van
en het is een gegeven dat hij het lang niet
als enige is. In die propaganda is het lelijke gezicht te zien van een
religieopvatting die feitelijk pleit voor de voortzetting van uitbuiting
en onderdrukking van mensen. Een religieopvatting die pleit voor de in
standhouding van de maatschappelijke orde
en verhoudingen van welke de uitbuiting en onderdrukking de
bestaansvoorwaarden zijn. Maatschappelijke orde en verhoudingen die
voortdurend ook onrecht voortbrengen. Vele vormen van onrecht.
Bijvoorbeeld in de vorm van oneerlijke verdeling van rijkdom en van
macht en kennis. Bijvoorbeeld in de vorm van onzekere
arbeidscontracten, werkloosheid, armoede, discriminatie en uitsluiting.
Bijvoorbeeld in de vorm van vreemdelingenhaat, racisme, rechtspopulisme
en islamofobie. In de religieopvatting die de voortzetting
van dat alles bepleit is onvermijdelijk het walgelijke gezicht te zien
van de religie als opium voor het volk.
Obstakel 2 - Het helpt niet (onwetendheid, gebrek aan historische en actuele kennis)
Persoon
X voert twee argumenten op waarmee hij zijn overtuiging onderbouwt dat
vakbondsstrijd niet zou helpen. Het ene argument is dat vakbondsstrijd
geen zin heeft omdat je er helemaal
niets mee zou bereiken. Het andere is dat de vakbonden niet goed genoeg
zouden zijn. Met name de topbestuurders van de vakbonden zouden
onvoldoende voor de arbeiders kiezen, te vaak aan de kant van de baas
staan en te veel aan hun eigen belang denken.
Aan
de overtuiging van Persoon X ligt ten grondslag dat hij de geschiedenis
van de arbeidersbeweging en die van de vakbeweging daarin niet kent.
Hij heeft eigenlijk ook slechts een erg zwakke
notie van het verschijnsel van sociale strijd. Daarom is hij niet in
staat om de arbeiders- en vakbeweging naar waarde te schatten, de zin
van sociale strijd in te verstaan en te begrijpen dat met sociale strijd
weldegelijk zaken te behalen, te verbeteren
en zelfs te veranderen zijn. Hij weet niet dat de meeste rechten die
hij in zijn eigen leven geniet juist bevochten en verworven zijn door
sociale strijd. Strijd die gezamenlijk door arbeiders gevoerd is die in
vakbonden georganiseerd waren en waar de vakbonden
vaak een cruciale rol in gespeeld hebben. Bovendien is hij allerminst
op de hoogte van de tegenwoordige positie, rol, invloed en effecten van
de vakbeweging binnen de samenleving.
Wat
betreft het tweede argument van Persoon X valt te constateren dat hij
daar een punt heeft. Een punt dat wel redelijk klopt maar dat hij niet
in staat is als navolgend te motiveren. Met
name in de zin van de gevolgen van het poldermodel dat door de
vakbeweging in Nederland omarmd werd vanaf de totstandkoming van het
zogenaamde ‘Akkoord van Wassenaar’ dat ook door de vakbonden werd
ondertekend. Het Akkoord van Wassenaar luidde de kapitale
invoering en realisatie in van de neoliberale agenda in de Nederlandse
samenleving. Grondige liberalisering en herstructurering van de
economie, van de productiemethoden en -processen, van de sturing en
functionering van de arbeidsmarkt en arbeidswerving en
liberalisering van het arbeids- en personeelsmanagement behoorden tot
de belangrijkste punten in de neoliberale agenda. De invoering en
realisatie van de neoliberale agenda voor Nederland was een megaoperatie
die in eerste aanleg enkele tientallen jaren zou
duren. Met de medeondertekening van het Akkoord van Wassenaar beloofde
de vakbeweging eigenlijk dat zij de invoering en realisatie van de
neoliberale agenda niet echt in de weg zou staan. De medeondertekening
van het akkoord betekende feitelijk dat de vakbeweging
verklaarde dat zij het de werkgevers en de overheid niet moeilijk zou
maken deze neoliberale megaoperatie uit te voeren.
Dat
kwam neer op verraad. Verraad van de bureaucratische toplaag van de
vakbeweging aan de multi-etnische arbeidersklasse van Nederland. De
invoering en realisatie van de neoliberale agenda
zou meer dan ooit tevoren structureel leiden tot privatiseringen,
fusies, overnames, echte en valse faillissementen, onderaanneming,
bezuiniging op productie- en arbeidskosten, concurrentie op
arbeidsvoorwaarden onder andere door inzetting van supergoedkope
buitenlandse arbeiders die uitgebuit en misbruikt werden om Nederlandse
arbeiders te dwingen tot acceptatie van lagere lonen en slechtere
arbeidsvoorwaarden. Uiteraard zijn de gevolgen van de uitvoering van de
neoliberale agenda nog talrijker dan hier genoemd.
Maar al deze gevolgen leidden op hun beurt tot meer crises, slechtere
arbeidsvoorwaarden, meer massaontslagen en werkloosheid, meer
discriminatie en uitsluiting, toenemende veelzijdige armoede met steeds
meer een chronisch karakter en nog veel meer levensechte
ellende.
Al
deze slechte ontwikkelingen schreeuwden tientallen jaren lang om een
radicale, offensieve, en effectieve massastrijd, in de eerst plaats en
vooral vanuit de vakbeweging. Een strijd die
gevoerd had moeten en kunnen worden tegen de verovering van Nederland
door het neoliberalisme. In plaats daarvan stelde de bureaucratische top
van de vakbeweging zich overwegend meewerkend en samenwerkend op ten
aanzien van de uitvoering van de neoliberale
agenda. De top van de vakbeweging had kunnen kiezen voor de belangen
van de arbeiders en had kunnen kiezen voor een veelzijdige massale
mobilisatie van diezelfde arbeiders tegen de neoliberale krachten en hun
plannen en praktijken. In plaats daarvan gaf de
bureaucratische top van de vakbeweging de voorkeur aan de voortzetting
van zijn verraad aan de arbeiders en de voortzetting van zijn
‘begripvolle’, ‘coulante’ bejegening en behandeling van de
monopolistische kapitalisten, de holdings, de multinationals en
de andere neoliberale krachten.
De
institutionalisering, uitbreiding en instandhouding van het poldermodel
met al zijn ideologische, politieke, culturele en morele inhoud vormde
een zeer belangrijke oorzaak van de geleidelijke
verdwijning van de strijdbaarheid uit de zestiger en zeventiger jaren
van de twintigste eeuw. Die strijdbaarheid, die in de jaren na de
ondertekening van het Akkoord van Wassenaar geleidelijk verdween komt
maar niet terug. En zij zal ook niet zo maar vanzelf
terugkomen. Iets dat verleerd is moet opnieuw geleerd, ingevoerd en
opgebouwd worden en dat vergt en vereist het nodige. Hoe dan ook moeten
de handtekeningen die door de bureaucratische top van de vakbeweging
ooit onder het Akkoord van Wassenaar gezet zijn
openlijk en demonstratief teruggetrokken worden. Op dezelfde manier
moet het neoliberalisme, dat in Nederland maar ook wereldwijd zoveel
verwoesting en ellende voor de arbeiders en de volkeren veroorzaakt
heeft, categorisch door de vakbeweging vervloekt worden.
Ook zal de vakbeweging het poldermodel moeten verwerpen, er officieel
afstand van moeten nemen en vervolgens moeten overgaan tot de lijn van
de strijdbaarheid als leidend en bepalend principe. Dat is zeer zeker
lang niet alles maar het zijn wel punten die
symbolisch en psychologisch van betekenis zijn en die bovendien
ideologisch en politiek van belang zijn in de herpositionering,
democratisering en hervorming van de vakbeweging.
De
FNV die bij dat alles in theorie en in potentie een aanjagende en
doorslaggevende rol zou kunnen spelen heeft tijdens de bovengenoemde
manifestatie van 13 januari 2018 een ‘radicaal offensief’
van start laten gaan. Voorzitter Han Busker had het in zijn ‘vlammend
betoog’ met nadruk over massale manifestaties en eventuele demonstraties
die in de loop van dit jaar in diverse plaatsen van Nederland zouden
gaan plaatsvinden. Prima! In de zaal waar de
manifestatie plaatsvond kreeg ik aanvankelijk een warm gevoel van
binnen toen ik dat hoorde. Maar toen het betoog van de voorzitter ten
einde liep veranderde dat warme gevoel van binnen in een lauw, flauw
gevoel. De voorzitter had het in zijn betoog vooral
over strijd in combinatie met manifesteren en demonstreren. En ik zat
daar maar het hele betoog door met smart het moment af te wachten dat de
voorzitter ook een keer het woord ‘staken’ of het begrip ‘algemene
staking’ zou uitspreken in combinatie met strijd
en in combinatie met zijn radicaal offensief. Geen enkele keer heeft
hij dat woord of dat begrip uitgesproken. Gelukkig zijn mijn oren en is
mij gehoor geheel in orde. Toch hoop ik dat de voorzitter het woord
‘staken’ of het begrip ‘algemene staking’ wel heeft
uitgesproken maar dat ik het door het lawaai van het gejuich en het
applaus niet heb gehoord. Tegelijkertijd weet ik dat ik mezelf nu in de
maling probeer te nemen. Maar dat lukt me niet zo goed. Dat is maar
goed ook. De zuurste waarheid is op de lange duur
immers veel gezonder dan de zoetste leugen. Maar het een en ander zegt
voldoende.
De
voorzitter van de FNV als grootste speler binnen de vakbeweging heeft
strijdbare, vastberaden, hoopgevende woorden uitgesproken en heeft hij
daarmee zekere verwachtingen gewekt bij veel
arbeiders. Ook bij jonge arbeiders. Zeg maar de potentiële nieuwe
lichting. Ik hoop dat die mensen niet teleurgesteld en de jonge harten
niet gebroken zullen worden. Dat zou erg jammer zijn. Tegelijkertijd
houd ik mijn hart vast. Uit ervaring. Jaren lange
ervaring. Wat dat betreft begrijp ik de reserves van Persoon X als geen
ander zo goed. Toch drukte ik hem dwars door zijn reserves heen op het
hart dat de vakbonden, ondanks hun huidige situatie, altijd en vooral in
deze barre tijden onmisbaar en broodnodig
zijn. Ik heb hem uitgelegd dat de slechtste vakbond altijd veel en veel
beter is dan helemaal geen vakbond. En dat je als arbeider je daar maar
het beste bij kunt aansluiten.
Obstakel 3 - Desinteresse (ontbrekend klassebewustzijn)
Persoon
X zegt dat hij helemaal niets te maken heeft met mensen die lid zijn
van een vakbond en die deelnemen aan enige vorm van vakbondsstrijd. Hij
zegt dat hij geen interesse in die mensen
heeft en geen belangstelling heeft voor hun vakbond of vakbondsstrijd.
Die mensen kunnen hem niets schelen en hij voelt dan ook geen behoefte
om solidair met die mensen te zijn.
Het
niveau van klassebewustzijn bij Persoon X is helaas verwaarloosbaar
laag. Daar denkt, praat en handelt hij ook naar. Hij voelt zo goed als
geen verbondenheid met de mensen van zijn sociale
klasse, de arbeidersklasse. De mensen waar hij niets mee te maken zegt
te hebben, waar hij niet in geïnteresseerd zegt te zijn en die hem niets
zouden schelen zijn wel mensen die net als hijzelf benadeeld worden
door werkgevers, overheid, hun politiek en hun
praktijk. Persoon X heeft geen benul van het feit dat hij een
gezamenlijk lot deelt met al die mensen. Hij staat er nooit bij stil dat
hij weldegelijk en veel meer dan hij denkt met al die mensen te maken
heeft. Dat die mensen hem dus wel wat zouden moeten
schelen. Maar hij is nu eenmaal niet bewust van de materiële band die
hij met die mensen feitelijk heeft. Het lijkt egoïstisch en immoreel
maar door hetzelfde lage niveau van zijn klassebewustzijn, vindt hij dat
hij niet solidair hoeft te zijn met andere arbeiders.
Hij heeft er ook geen notie van dat hij met zijn afzijdige,
ongeïnteresseerde en onsolidaire opstelling in feite onbeschaamd en
misschien zelfs onbeschoft aan het zijn is. Zeker gezien het feit dat
hij nu gebruik maakt en in de toekomst gebruik zal maken
van allerlei verworvenheden. Verworvenheden die door andere arbeiders
in het verleden bevochten en verdedigd zijn via een keiharde, bittere,
langdurige strijd. Daar heb ik Persoon X wel mee geconfronteerd. Hij
begreep dat niet zo goed. Maar misschien toch
wel een beetje. Want hij raakte enigszins in de war, trok een ernstig
gezicht en voelde zich iets ongemakkelijk. Dat kan een begin zijn voor
meer. Ik hoop het.
Slot
Persoon
X is niet de enige islamitische arbeider die geketend is aan de drie
bovenbeschreven ‘obstakels’. De obstakels die veel islamitische
arbeiders belemmeren om in georganiseerd verband
hun plaats in de klassestrijd in te nemen, zijn niet beperkt tot maar
drie. Ze zijn veel talrijker. Er zijn bovendien allerlei krachten en
mechanismen in de samenleving die de betreffende obstakels voortdurend
in stand houden, versterken en vermeerderen. Daarom
dienen wij, progressieve mensen en democratische organisaties binnen en
rondom de vakbeweging, ons verder in te zetten voor de verzwakking,
vermindering en opheffing van die obstakels. Wij dienen daartoe juiste
benaderingen, methoden, middelen en stijlen te
ontwikkelen, uit te wisselen en toe te passen. Zo kunnen wij ervoor
zorgen dat noodzakelijkheden in de menselijke samenleving zich verder
voltrekken in de richting van een nieuwe realiteit die relatief
menswaardiger is. (Einde)