donderdag 25 januari 2018

Enkele obstakels in de strijd voor betere levensomstandigheden, emancipatie en sociale vooruitgang

Door Meriç Esin
 
Ik ben geen natuurwetenschapper van beroep maar het komt mij voor dat de noodzakelijkheden in de materiële natuur zich consequenter en directer voltrekken dan de noodzakelijkheden in de menselijke samenleving. Laten we kort de proef op de som nemen.
        
In het verhittingsproces van 0 naar 99 graden Celsius zal water vanaf een relatief bepaald punt oplopende kookverschijnselen beginnen te vertonen maar zal het nog niet echt gaan koken. Zodra de temperatuur echter de 100 graden bereikt zal hetzelfde water gaan koken en verdampen. Wanneer de temperatuur tot 1 graad onder 0 daalt zal het water bevriezen en tot de vaste toestand overgaan. Dat alles kunnen wij voorspellen en herhaaldelijk aantonen. Het zijn wetenschappelijke feiten, ze kloppen als een bus en we kunnen daar van op aan.
 
In de samenleving en het maatschappelijk leven voltrekken vele noodzakelijkheden zich toch anders en lang niet altijd zo consequent, direct en voorspelbaar. Natuurlijk, zodra iemand die graag in leven wil blijven dorst krijgt zal die op zoek gaan naar iets om te drinken. Een hongerige mens zal op zoek gaan naar iets om te eten. Als die het koud krijgt zal hij verwarmende kleding aantrekken en bij jeuk zal hij ongetwijfeld op de betreffende plek gaan krabben.
 
Maar neem nou iemand die het niet zo breed heeft. Iemand die vaak met onrecht en ongemak geconfronteerd wordt vanwege zijn slechte sociaaleconomische positie en daar bovenop misschien ook zijn relatief ongunstige etnische identiteit. Je zou verwachten dat hij spontaan en direct zou overgaan tot deelname aan de sociale strijd voor de verbetering van zijn levensomstandigheden en zijn sociale en etnische positie. In de praktijk zal echter blijken dat zo’n verwachting erg vaak onrealistisch is en teleurstellend zal zijn. Zoals in het geval  van Persoon X die ik al jaren ken en waar ik af en toe een kop koffie mee drink.
        
Persoon X
Persoon X heeft uit Turkije afkomstige ouders. Hijzelf is in Nederland geboren en is qua leeftijd momenteel achter in de veertig. Hij werd bijna zes jaar geleden samen met een aantal van zijn collega’s op meedogenloze wijze ontslagen, als gevolg van een reorganisatie binnen het bedrijf waar hij werkte. Het ging om gedwongen ontslag. In zijn geval kwam het ontslag na een dienstverband van 17 jaar. Werkgever en vakbonden sloten toen onderling een sociaal plan af. Daarin werd onder andere afgesproken dat de werkgever geld zou vrijmaken om de ontslagen mensen zogenaamd ‘van werk naar werk’ te helpen.
 
In het geval van Persoon X zijn de pogingen daartoe geheel mislukt. Nadien heeft Persoon X ook zelfstandig relatief lang en vaak naar werk gesolliciteerd maar heeft dat geen nieuw dienstverband voor hem opgeleverd. Een en ander heeft geleid tot het verlies van zijn koopwoning. Hij was immers niet meer in staat tot het aflossen van de hypotheek omdat zijn inkomen te laag en zijn eigen geld geheel op was. Ook lukte het hem maar niet om ‘op tijd’ ‘fatsoenlijk werk’ te vinden. De groeiende economische crisis en de ongunstige politieke sfeer in het land waren daarvan de oorzaak maar niet de enige oorzaak. Discriminatie op grond van zijn leeftijd, zijn Turkse identiteit en zijn ‘gevaarlijk’ religieus geloof speelde volgens hem ook een rol in de mislukking van zijn pogingen tot het vinden van werk. Dat alles vergrootte de druk op zijn relatie met zijn vrouw en enig kind. Zo kwam in zijn leven het ene probleem voort uit het andere en de nodige oplossingen lagen niet voor het grijpen. Geheel door onrecht, onmacht en pech leeft hij inmiddels alleen en komt hij rond met een bijstandsuitkering.
 
Sociale strijd
Enkele weken geleden was ik weer eens aan de koffie met Persoon X. Ik bracht toen de landelijke manifestatie van de FNV ter sprake, die op 13 januari 2018 in Utrecht zou plaatsvinden en die inmiddels dus al geweest is. De manifestatie moest de start markeren van het ‘radicale’ vakbondsoffensief voor echte banen, meer zekerheid, hoger sociaal minimum, geïndexeerd pensioen en dergelijke meer. Terwijl ik tegenover Persoon X rustig van mijn koffie zat te drinken probeerde ik nog het belang van deelname aan de manifestatie te bepleiten. Het is immers niet verkeerd om voorstander te zijn van deelname aan vakbondsacties in het belang van arbeiders. Dat geldt zeker als jezelf ook een arbeider bent die bovendien werkloos is, zoals in het geval van Persoon X.
 
Maar Persoon X denkt daar anders over. Hij vindt dat sociale strijd niet hoort, dat vakbondsstrijd niet helpt en dat mensen die voor een beter leven strijden hem niet interesseren. Nu leeft Persoon X onder slechte omstandigheden en verkeert hij in een erg benauwende situatie. Dat hij dan toch die opvattingen erop na houdt zal voor veel mensen wellicht tenminste verrassend en misschien zelfs onbestaanbaar zijn. Maar het is niet anders en blijkbaar is dat de realiteit die zich zoals altijd correctief opdringt. De realiteit die bovendien zichtbaar maakt dat Persoon X slechts één voorbeeld is van de vele arbeiders die er dezelfde en eventueel ook andere opvattingen op na houden met dezelfde effecten en gevolgen. De betreffende opvattingen van Persoon X behoren tot de obstakels in de strijd voor betere levensomstandigheden, emancipatie en sociale vooruitgang. Willen wij die strijd vooruit helpen, met nieuwe krachten versterken en langdurig kunnen voeren dan zullen wij die obstakels uit de weg moeten kunnen ruimen. Als bepaalde opvattingen de obstakels vormen, dan dienen wij die opvattingen te bestrijden. Voor een succesvolle bestrijding dienen wij de oorsprong en essentie van die opvattingen voldoende te kennen en te begrijpen. Dat geldt ook voor de bovengenoemde opvattingen van Persoon X.
 
Obstakel 1 - Het hoort niet (reactionaire religieopvatting als ‘opium voor het volk’)
Naar de mening van Persoon X mag je niet klagen over het feit dat je iets niet hebt. Je moet dankbaar zijn voor wat je wel hebt, ook al is het erg weinig. Ja, ook als je bijna niets hebt moet je jezelf tevreden tonen. Want ‘het weinige’ is volgens Persoon X een door Allah  afgestemd en overwogen ‘geschenk’. Een ‘geschenk’ dat een blijk is van de barmhartigheid en genade van Allah. Ook al heb je zelf keihard voor dat weinige moeten werken, het is en blijft een ‘geschenk’ als resultaat en teken van de barmhartigheid en genade van Allah. Ondankbaar klagen zou daarom een belediging van Allah zijn. Allah beledigen is een van de grootste zonden die je niet mag begaan. Daarmee roep je  namelijk de woede van Allah op je af. Ook als je kritiek op Allah levert kun je de woede van hem op je hals krijgen. Daarom mag je Allah dus niet bekritiseren vanwege het feit dat hij ongelijkheid toelaat, die het resultaat is van uitbuiting van de overgrote meerderheid van de mensen op aarde door een zeer kleine minderheid. Je mag hem niet bekritiseren vanwege het feit dat hij toelaat dat enkelingen meer bezitten dan wat miljarden mensen samen bezitten. Je mag niet ‘boos’ worden op mensen die rijk zijn geworden doordat zij andere mensen hebben uitgebuit en misbruikt. Je mag niet tegen de  uitbuitingspraktijken van zulke mensen in opstand komen of tegen zulke mensen strijden. Je mag ‘de ander’ niet scheef aankijken omdat hij door Allah gezegend is met een ‘geschenk’ in de vorm van grote materiële rijkdom. Als Allah een aantal mensen grote materiële rijkdom heeft toebedeeld dan heeft hij daar een bedoeling mee. De mensen die niet zo rijk zijn of die zelfs in armoede leven mogen zich daar niet mee bezighouden of bemoeien. Zij zullen toch niet kunnen begrijpen waarom Allah dat soort zaken toelaat. Want het gaat hier om ondoorgrondelijke zaken des Heren.
 
Ook in  bredere zin moet je dezelfde dankbare houding aannemen en jezelf altijd tevreden tonen. Maatschappelijk onrecht dat erg veel mensen in de samenleving ten deel valt is het gevolg van de wil van Allah die daar zijn bedoelingen en plannen mee heeft. De wereld is een plek in het heelal dat met alles erop en eraan door Allah ingericht is om zijn ‘schepselen’, de mensen, te ‘testen’ en te ‘hertesten’. Afhankelijk van het resultaat van de test zal iedere mens met name in het ‘hiernamaals’ individueel bestraft of beloond worden. Het fenomeen van de sociale klassen, het feit dat er uitbuiting en onderdrukking is van de ene mens door de andere en de verschijnselen van fascisme, smerige oorlogen, massale slachtingen van onschuldige mensen, plundering en bezetting van landen en de vernietiging van de natuur zijn onderdelen van de door Allah ‘geschapen’ realiteit. Aan die realiteit mag je niet tornen.
 
Dat geldt ook voor het veelzijdige maatschappelijke onrecht dat in  allerlei vormen tot uiting komt. Bijvoorbeeld in de vormen zoals de vakbonden die aan de orde stellen. Voor dat onrecht moet je dankbaar zijn en het beschouwen als middel waarmee Allah onder andere  de mate van jouw trouw aan hem en aan zijn religie wil testen. Je mag er niet over klagen of er tegen protesteren. Je mag uit dat onrecht dus geen eisen afleiden en er voor strijden. Je mag met een dergelijke bedoeling bijvoorbeeld ook geen vakbondslid worden en niet aan vakbondsacties deelnemen. Het stellen van geloof in de terugdringing van onrecht en bijvoorbeeld de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden door menselijke actie en sociale strijd is in de geloofsfilosofie van Persoon X een regelrechte motie van wantrouwen aan het adres van Allah.
 
In plaats daarvan moet je in de barmhartigheid en genade van Allah geloven en er rotsvast in vertrouwen dat hij alles volgens zijn wil zal laten voltrekken. Omdat hijzelf goed is, zal alles wat uit zijn wil zal voortkomen ook goed zijn! Precies in overeenstemming met dat geloof en vertrouwen moet je in nederigheid en bescheidenheid bidden en in stille lijdzaamheid hopen. Bidden en hopen dat het leed als gevolg van het onrecht in deze wereld  lichter mag  worden. Bidden en hopen dat het leven ondanks de tegenslagen dragelijk mag worden en blijven. Bidden en hopen dat je het geluk mag hebben de test in deze wereld uiteindelijk met gunstige resultaten te mogen voltooien. Bidden en hopen dat je in het hiernamaals beloond zult worden voor jouw geloof, vertrouwen, trouw, geduld, lijdzaamheid en wat dies meer zij.
 
Je moet dus dankbaar blijven, in je toebedeelde lot berusten, in stilte lijden, bidden, geduldig wachten en een sterk vertrouwen stellen in Allah, zijn almachtigheid, alwetendheid en algoedheid.
 
Als Allah jouw situatie desondanks niet in dit leven op aarde verbetert dan heeft hij daarvoor vast en zeker zijn redenen. Ook dan mag je niet aan hem of aan zijn barmhartigheid en genade twijfelen. Ook dan mag je het geloof, het vertrouwen en de hoop niet opgeven en moet je een veilige afstand blijven bewaren tot menselijke actie en sociale strijd voor eigenwijze verbetering van levensomstandigheden of eigenhandige verandering van maatschappelijke structuren en systemen. Tot je laatste snik moet je die houding braaf voortzetten en in je geloof volharden. Alleen dan maak je de kans dat Allah je in het hiernamaals zal belonen met wellicht een eeuwig paradijselijk leven in weelde, gemak en oneindige jeugdigheid, zonder ziekten, kwalen of andere onprettigheden. En bovendien onder het bijzonder plezierige  gezelschap van vele tientallen schitterend mooie vrouwen, 72 om precies te zijn, die zich kenmerken door maagdelijkheid, aantrekkelijkheid, dienstbaarheid en zorgzaamheid.
 
Deze en dergelijke leestellingen en denkbeelden komen gedeeltelijk ook in de Koran voor maar zij komen nog veel meer voor in de zogenaamde Traditie-Geschriften van de Islaam. Zij worden door zekere, ook in Nederland opererende islamitische genootschappen, sekten en personen aangehangen en gepropageerd. Die propaganda sorteert blijkbaar de nodige effecten. Persoon X is daar het levende bewijs van en het is een gegeven dat hij het lang niet als enige is. In die propaganda is het lelijke gezicht te zien van een religieopvatting die feitelijk pleit voor de voortzetting van uitbuiting en onderdrukking van mensen. Een religieopvatting die pleit voor de in standhouding van de maatschappelijke orde en verhoudingen van welke de uitbuiting en onderdrukking de bestaansvoorwaarden zijn. Maatschappelijke orde en verhoudingen die voortdurend ook onrecht voortbrengen. Vele vormen van onrecht. Bijvoorbeeld in de vorm van oneerlijke verdeling van rijkdom en van macht en kennis. Bijvoorbeeld in de vorm van onzekere arbeidscontracten, werkloosheid, armoede, discriminatie en  uitsluiting. Bijvoorbeeld in de vorm van vreemdelingenhaat, racisme, rechtspopulisme en islamofobie. In de religieopvatting die de voortzetting van dat alles bepleit is onvermijdelijk het walgelijke gezicht te zien van de religie als opium voor het volk.
 
Obstakel 2 - Het helpt niet (onwetendheid, gebrek aan historische en actuele kennis)
Persoon X voert twee argumenten op waarmee hij zijn overtuiging onderbouwt dat vakbondsstrijd niet zou helpen. Het ene argument is dat vakbondsstrijd geen zin heeft omdat je er helemaal niets mee zou bereiken. Het andere is dat de vakbonden niet goed genoeg zouden zijn. Met name de topbestuurders van de vakbonden zouden onvoldoende voor de arbeiders kiezen, te vaak aan de kant van de baas staan en te veel aan hun eigen belang denken.
 
Aan de overtuiging van Persoon X ligt ten grondslag dat hij de geschiedenis van de arbeidersbeweging en die van de vakbeweging daarin niet kent. Hij heeft eigenlijk ook slechts een erg zwakke notie van het verschijnsel van sociale strijd. Daarom is hij niet in staat om de arbeiders- en vakbeweging naar waarde  te schatten, de zin van sociale strijd in te verstaan en te begrijpen dat met sociale strijd weldegelijk zaken te behalen, te verbeteren en zelfs te veranderen zijn. Hij weet niet dat de meeste rechten die hij in zijn eigen leven geniet juist bevochten en verworven zijn door sociale strijd.  Strijd die gezamenlijk door arbeiders gevoerd is die in vakbonden georganiseerd waren en waar de vakbonden vaak een cruciale rol in gespeeld hebben. Bovendien is hij allerminst op de hoogte van de tegenwoordige positie, rol, invloed en effecten van de vakbeweging binnen de samenleving.
 
Wat betreft het tweede argument van Persoon X valt te constateren dat hij daar een punt heeft. Een punt dat wel redelijk klopt maar dat hij niet in staat is als navolgend te motiveren. Met name in de zin van de gevolgen van het poldermodel dat door de vakbeweging in Nederland omarmd werd vanaf de totstandkoming van het zogenaamde ‘Akkoord van Wassenaar’ dat ook door de vakbonden werd ondertekend. Het Akkoord van Wassenaar luidde de kapitale invoering en realisatie in van de neoliberale agenda in de Nederlandse samenleving. Grondige liberalisering en herstructurering van de economie, van de productiemethoden en -processen, van de sturing en functionering van de arbeidsmarkt en arbeidswerving en liberalisering van het arbeids- en personeelsmanagement behoorden tot de belangrijkste punten in de neoliberale agenda. De invoering en realisatie van de neoliberale agenda voor Nederland was een megaoperatie die in eerste aanleg enkele tientallen jaren zou duren. Met de medeondertekening van het Akkoord van Wassenaar beloofde de vakbeweging eigenlijk dat zij de invoering en realisatie van de neoliberale agenda niet echt in de weg zou staan. De medeondertekening van het akkoord betekende feitelijk dat de vakbeweging verklaarde dat zij het de werkgevers en de overheid niet moeilijk zou maken deze neoliberale megaoperatie uit te voeren.
 
Dat kwam neer op verraad. Verraad van de bureaucratische toplaag van de vakbeweging aan de multi-etnische arbeidersklasse van Nederland. De invoering en realisatie van de neoliberale agenda zou meer dan ooit tevoren structureel leiden tot privatiseringen, fusies, overnames, echte en valse faillissementen, onderaanneming, bezuiniging op productie- en arbeidskosten, concurrentie op arbeidsvoorwaarden onder andere door inzetting  van supergoedkope buitenlandse arbeiders die uitgebuit en misbruikt werden om Nederlandse arbeiders te dwingen tot acceptatie van lagere lonen en slechtere arbeidsvoorwaarden. Uiteraard zijn de gevolgen van de uitvoering van de neoliberale agenda nog talrijker dan hier genoemd. Maar al deze gevolgen leidden op hun beurt tot meer crises, slechtere arbeidsvoorwaarden, meer massaontslagen en werkloosheid, meer discriminatie en uitsluiting, toenemende veelzijdige armoede met steeds meer een chronisch karakter en nog veel meer levensechte ellende.
 
Al deze slechte ontwikkelingen schreeuwden tientallen jaren lang om een radicale, offensieve, en effectieve massastrijd, in de eerst plaats en vooral vanuit de vakbeweging. Een strijd die gevoerd had moeten en kunnen worden tegen de verovering van Nederland door het neoliberalisme. In plaats daarvan stelde de bureaucratische top van de vakbeweging zich overwegend meewerkend en samenwerkend op ten aanzien van de uitvoering van de neoliberale agenda. De top van de vakbeweging had kunnen kiezen voor de belangen van de arbeiders en had kunnen kiezen voor een veelzijdige massale mobilisatie van diezelfde arbeiders tegen de neoliberale krachten en hun plannen en praktijken. In plaats daarvan gaf de bureaucratische top van de vakbeweging de voorkeur aan de voortzetting van zijn verraad aan de arbeiders en de voortzetting van zijn ‘begripvolle’, ‘coulante’ bejegening en behandeling van de monopolistische kapitalisten, de holdings, de multinationals en de andere neoliberale krachten.
 
De institutionalisering, uitbreiding en instandhouding van het poldermodel met al zijn ideologische, politieke, culturele en morele inhoud vormde een zeer belangrijke oorzaak van  de geleidelijke verdwijning van de strijdbaarheid uit de zestiger en zeventiger jaren van de twintigste eeuw. Die strijdbaarheid, die in de jaren na de ondertekening van het Akkoord van Wassenaar geleidelijk verdween komt maar niet terug. En zij zal ook niet zo maar vanzelf terugkomen. Iets dat verleerd is moet opnieuw geleerd, ingevoerd en opgebouwd worden en dat vergt en vereist het nodige. Hoe dan ook moeten  de handtekeningen die door de bureaucratische top van de vakbeweging ooit onder het Akkoord van Wassenaar gezet zijn openlijk en demonstratief teruggetrokken worden. Op dezelfde manier moet het neoliberalisme, dat in Nederland maar ook wereldwijd zoveel verwoesting en ellende voor de arbeiders en de volkeren veroorzaakt heeft, categorisch door de vakbeweging vervloekt worden. Ook zal de vakbeweging het poldermodel moeten verwerpen, er officieel afstand van moeten nemen en vervolgens moeten overgaan tot de lijn van de strijdbaarheid als leidend en bepalend principe. Dat is zeer zeker lang niet alles maar het zijn wel punten die symbolisch en psychologisch van betekenis zijn en die bovendien ideologisch en politiek van belang zijn in de herpositionering, democratisering en hervorming van de vakbeweging.
 
De FNV die bij dat alles in theorie en in potentie een aanjagende en doorslaggevende rol zou kunnen spelen heeft tijdens de bovengenoemde manifestatie van 13 januari 2018 een ‘radicaal offensief’ van start laten gaan. Voorzitter Han Busker had het in zijn ‘vlammend betoog’ met nadruk over massale manifestaties en eventuele demonstraties die in de loop van dit jaar in diverse plaatsen van Nederland zouden gaan plaatsvinden. Prima! In de zaal waar de manifestatie plaatsvond kreeg ik aanvankelijk een warm gevoel van binnen toen ik dat hoorde. Maar toen het betoog van de voorzitter ten einde liep veranderde dat warme gevoel van binnen in een lauw, flauw gevoel. De voorzitter had het in zijn betoog vooral over strijd in combinatie met manifesteren en demonstreren. En ik zat daar maar het hele betoog door met smart het moment af te wachten dat de voorzitter ook een keer het woord ‘staken’ of het begrip ‘algemene staking’ zou uitspreken in combinatie met strijd en in combinatie met zijn radicaal offensief. Geen enkele keer heeft hij dat woord of dat begrip uitgesproken. Gelukkig zijn mijn oren en is mij gehoor geheel in orde. Toch hoop ik dat de voorzitter het woord ‘staken’ of het begrip ‘algemene staking’ wel heeft uitgesproken maar dat ik het door het lawaai van het gejuich en het applaus niet heb gehoord. Tegelijkertijd weet ik dat ik mezelf  nu in de maling probeer te nemen. Maar dat lukt me niet zo goed. Dat is maar goed ook. De zuurste waarheid is op de lange duur immers veel gezonder dan de zoetste leugen. Maar het een en ander zegt voldoende.
 
De voorzitter van de FNV als grootste speler binnen de vakbeweging heeft strijdbare, vastberaden, hoopgevende woorden uitgesproken en heeft hij daarmee zekere verwachtingen gewekt bij veel arbeiders. Ook bij jonge arbeiders. Zeg maar de potentiële nieuwe lichting. Ik hoop dat die mensen niet teleurgesteld en de jonge harten niet gebroken zullen worden. Dat zou erg jammer zijn. Tegelijkertijd houd ik mijn hart vast. Uit ervaring. Jaren lange ervaring. Wat dat betreft begrijp ik de reserves van Persoon X als geen ander zo goed. Toch drukte ik hem dwars door zijn reserves heen op het hart dat de vakbonden, ondanks hun huidige situatie, altijd en vooral in deze barre tijden onmisbaar en broodnodig zijn. Ik heb hem uitgelegd dat de slechtste vakbond altijd veel en veel beter is dan helemaal geen vakbond. En dat je als arbeider je daar maar het beste bij kunt aansluiten.
 
Obstakel 3 - Desinteresse (ontbrekend klassebewustzijn)
Persoon X zegt dat hij helemaal niets te maken heeft met mensen die lid zijn van een vakbond en die deelnemen aan enige vorm van vakbondsstrijd. Hij zegt dat hij geen interesse in die mensen heeft en geen belangstelling heeft voor hun vakbond of vakbondsstrijd. Die mensen kunnen hem niets schelen en hij voelt dan ook geen behoefte om solidair met die mensen te zijn.
 
Het niveau van klassebewustzijn bij Persoon X is helaas verwaarloosbaar laag. Daar denkt, praat en handelt hij ook naar. Hij voelt zo goed als geen verbondenheid met de mensen van zijn sociale klasse, de arbeidersklasse. De mensen waar hij niets mee te maken zegt te hebben, waar hij niet in geïnteresseerd zegt te zijn en die hem niets zouden schelen zijn wel mensen die net als hijzelf benadeeld worden door werkgevers, overheid, hun politiek en hun praktijk. Persoon X heeft geen benul van het feit dat hij een gezamenlijk lot deelt met al die mensen. Hij staat er nooit bij stil dat hij weldegelijk en veel meer dan hij denkt met al die mensen te maken heeft. Dat die mensen hem dus wel wat zouden moeten schelen. Maar hij is nu eenmaal niet bewust van de materiële band die hij met die mensen feitelijk heeft. Het lijkt egoïstisch en immoreel maar door hetzelfde lage niveau van zijn klassebewustzijn, vindt hij dat hij niet solidair hoeft te zijn met andere arbeiders. Hij heeft er ook geen notie van dat hij met zijn afzijdige, ongeïnteresseerde en onsolidaire opstelling in feite onbeschaamd en misschien zelfs onbeschoft aan het zijn is. Zeker gezien het feit dat hij nu gebruik maakt  en in de toekomst gebruik zal maken van allerlei verworvenheden.  Verworvenheden die door andere arbeiders in het verleden bevochten en verdedigd zijn via een keiharde, bittere, langdurige strijd. Daar heb ik Persoon X wel mee geconfronteerd. Hij begreep dat niet zo goed. Maar misschien toch wel een beetje. Want hij raakte enigszins in de war, trok een ernstig gezicht en voelde zich iets ongemakkelijk. Dat kan een begin zijn voor meer. Ik hoop het.
 
Slot
Persoon X is niet de enige islamitische arbeider die geketend is aan de drie bovenbeschreven ‘obstakels’. De obstakels die veel islamitische arbeiders belemmeren om in georganiseerd verband hun plaats in de klassestrijd in te nemen, zijn niet beperkt tot maar drie. Ze zijn veel talrijker. Er zijn bovendien allerlei krachten en mechanismen in de samenleving die de betreffende obstakels voortdurend in stand houden, versterken en vermeerderen. Daarom  dienen wij, progressieve mensen en democratische organisaties binnen en rondom de vakbeweging, ons verder in te zetten voor de verzwakking, vermindering en opheffing van die obstakels. Wij dienen daartoe juiste benaderingen, methoden, middelen en stijlen te ontwikkelen, uit te wisselen en toe te passen. Zo kunnen wij ervoor zorgen dat noodzakelijkheden in de menselijke samenleving zich verder voltrekken in de richting van een nieuwe realiteit  die relatief menswaardiger is. (Einde)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten